03
Hier is ook een foto van Yoora, voor het geval je je haar niet voor kon stellen
“Waarom was de politie net bij je?” vraagt mijn buurjongen aan mij terwijl hij mijn weg blokkeert. “Mijn familie…” weet ik uit te brengen. Even lijk ik een blik van schuld in Soo’s ogen te zien maar ik ga ervan uit dat ik het me verbeeld want Soo’s blik staat op verschrikt. “Zijn ze opgepakt?” vraagt hij. Ik knik zwakjes, niet in staat om iets te zeggen, mijn zwijgen is me opgelegd door mijn verdriet en verwarring. “Wat vreselijk…” zegt Soo vol medeleven “Wat ga je nu doen?” vraagt hij erachteraan. “Weg, ik moet hier weg!” vertel ik hem in een adem. ‘Waar ga je heen, heb je een plan?” vraagt Soo. “Natuurlijk heb ik geen plan, idioot! Mijn hele familie is een uur geleden opgepakt, en de politie kan elk moment terugkomen om mij ook mee te nemen. Ik heb geen enkel idee waar ik heen moet, Soo, maar ik moet hier weg!” barst ik tegen hem uit. Soo deinst achteruit “Het spijt me, ik maak me gewoon zorgen om je.”. Dat verward me. Soo woont al mijn hele leven naast me, en hij is een jaartje ouder dan ik. Maar we gingen nooit veel met elkaar om, hij was gewoon mijn buurjongen, meer niet. Ik zet het van me af en duw Soo opzij. “Ik moet nu gaan, Soo, maar bedankt voor je hulp.” mompel ik en ik loop weg. “Dae, wacht!” roept Soo me achterna “Ik ga met je mee!”. Ik kijk fronsend achterom “Mee? Wat bedoel je?” vraag ik hem argwanend. “Ik ga met je mee.” herhaalt hij op een zachtere toon “Ik laat je niet alleen.”. “Maar je familie dan, alles wat je hier achterlaat?” zeg ik twijfelend. “Dat maakt me niks uit.” antwoord hij “Jij maakt geen enkele kans in je eentje.”. Ik draai me weer om, maar blijf stilstaan. Soo heeft een punt, mijn vlucht zal volledig mislukken in mijn eentje. Hoe wil ik overleven in een stad waar ik niemand kan vertrouwen? Het is vreemd dat Soo alles wil achterlaten om met mij mee te gaan, maar hij lijkt goede bedoelingen te hebben en ik vind hem aardig. Die punten bij elkaar opgeteld maakt mijn beslissing. “Prima” zucht ik “Pak je spullen, binnen tien minuten!” Die laatste drie woorden voeg ik er streng aan toe. “Wacht hier!” zegt Soo en hij snelt zijn huis binnen. Ik neem plaats op het hekje voor mijn huis, klaar om weg te rennen. Schichtig kijk ik om me heen, zoekend naar gevaar, maar het lijkt veilig. Na een kleine vijf minuten komt Soo weer buiten. “Heb je afscheid genomen van je familie?” vraag ik. “Er is niemand thuis.” antwoord Soo terloops en hij gooit zijn rugtas over zijn schouder. Even kijk ik hem afwachtend aan maar hij schijnt het niet te merken. “Je had toch haast?” vraagt hij. Voordat ik wat kan zeggen begint Soo met lopen. Ik ren hem achterna en rem af wanneer ik hem heb ingehaald en loop ik naast hem in een snel tempo. Zwijgend lopen we de stad door, steeds de meest willekeurigste straatjes inlopend en steeds achteromkijken om te zien of we geen volgers hebben.
Op een gegeven moment belanden we in een achterbuurt waar ik nog nooit ben geweest, en op veel hoekjes staan enge mensen je aan te staren zonder iets te zeggen. Ik ga wat dichter bij Soo lopen. Even kijkt hij me grijnzend aan maar dan word hij weer serieus,
“Zeg Dae, heb je nu al een plan?” vraagt hij voorzichtig, bang voor nog een uitbarsting van mijn kant. Ik schud terneergeslagen mijn hoofd “Nee, ik weet niet wat ik moet doen of waar ik heen moet. Het vooruitzicht op dit moment is dat we vannacht buiten slapen…” zeg ik, en ik meen het. Ik weet ook echt niet wat ik moet doen, of waar ik heen moet. Ik weet enkel dat ik niemand meer heb die mij kan beschermen, en dat ik dus geheel op mezelf ben aangewezen.
“Daar komt niks van in! Wij zijn geen vieze oude zwervers die op de grond slapen!” die zin levert Soo een dodelijke blik op van een vieze oude zwerver die ons vanuit een hoekje gadeslaat. “Als het echt moet, weet ik wel iemand waar we kunnen onderduiken.” vervolgt Soo zonder enige aandacht te besteden aan de zwerver. Hoopvol kijk ik hem aan “Echt waar?”. “Ja, en het word al redelijk donker, dus laten we maar opschieten!” bevestigd Soo.
Na een halfuur lopen komen we aan bij een klein boekwinkeltje in een van de armere buurten van Pyonyang. Ik werp een blik door de etalages, maar zoals altijd zitten alle boeken vol propaganda en hersenspoeling. Tot mijn verbazing stopt Soo voor de boekenwinkel. Ik kijk hem vragend aan. “Hier is het!” verteld hij. Verward kijk ik naar het donkere gebouw wat duidelijk leeg staat, maar voordat ik vragen kan stellen klopt Soo vijf keer op de etalageruit. Na een paar secondes gaan er lichtjes aan in de winkel en zie ik een silhouet dat zich naar de winkeldeur begeeft. Wanneer die open gaat staat in de deurpost een jonge vrouw van niet veel ouder dan 24. Ze heeft kort geblondeerd haar en felroze lippenstift. Haar kleding is een mengelmoes van van alles. “Soo, waar heb ik dit genoegen aan te danken?” vraagt ze aan Soo, en de sarcastische ondertoon valt niet te missen. Soo recht zijn rug en gaat wat dichterbij haar staan. “Yoora, wat goed je te zien!” begint hij, maar de vrouw, die dus Yoora heet, geeft hem een gevaarlijke blik, “Wat doe je hier, Soo?” vraagt ze nu kil, en ze legt de klemtoon op elk woord “Ik hoop dat je niet hier bent om weer boeken van me te jatten?”.
Op Soo’s gezicht verschijnt een zelfvoldane grijns, “Natuurlijk niet, ik heb onderdak nodig.”. Yoora kijkt hem geschrokken aan, “Onderdak? Wie denk je wel niet dat je bent? Waarom zou ik jou in hemelsnaam in mijn huis laten slapen?” zegt ze woedend.
Tot nu toe bleef ik een beetje achter staan en bemoeide ik me er niet mee, maar nu stap ik naar voren, “U kent mij niet, en ik u ook niet, maar we hebben we onderdak nodig. Mijn hele familie is vanmiddag opgepakt door de politie en nu ben ik op de vlucht. Persoonlijk weet ik ook niet zo goed waarom Soo mee is en waarom hij me hier heeft gebracht, maar hij zal er wel een goede reden voor hebben. Het enige wat ik nu van u vraag is of we misschien één nachtje bij u mogen doorbrengen?” zeg ik zo vriendelijk mogelijk. Yoora kijkt me even doordringend aan en zucht dan, “Goed, voor één nachtje. En jij!” ze wijst met een priemende vinger naar Soo “Blijft van mijn boeken af!”
Reageer (2)
Dat ben ik helemaal met Calendis eens.
9 jaar geledenWat kan jij mooi schrijven!
Weer een geweldig hoofdstuk, je schrijfstijl leest echt ontzettend fijn. Ik kan niet wachten tot het volgende hoofdstuk online wordt gezet! ^^ Weet, ik ben echt een enorme fan van je verhaal -- wat mij betreft moet deze story nú al als de Story Of The Year worden verklaard!
9 jaar geleden