02
De momenten die de meeste indruk op je maken, zullen je ook het langs bijstaan. Dit is zo een moment. Het moment dat mijn moeder met grote ogen en trillende handen naar de deur loopt. Het moment dat ik het welbekende protocol volg en mezelf in de kast op mijn kamer opsluit. Het moment dat mijn vader mijn grootmoeder verstopt in de meterkast en zichzelf dan met mijn oudere broer, Chung-Tim, onder het grote bed wurmt. Het moment dat ik nu in de donkere kledingkast zit, omhuld door zachte kleren, en dat ik niet durf te ademen. Dit is zo een moment, een moment dat me bijblijft, dat me zal achtervolgen en dat me nooit meer alleen zal laten.
Ik luister naar elk klein geluidje en probeer het te plaatsen, maar ik hoor niks wat van belang kan zijn, behalve de voetstappen van mijn moeder die zich zo langzaam mogelijk naar de voordeur begeven. Dan hoor ik de deur die van het slot afgaat, en de stem van mijn moeder. “Goedemiddag heren.” zegt ze. Ze klinkt kalm, maar mij houd ze niet voor de gek, ik weet hoe bang ze is. “Sla haar in de boeien!” bromt een mannenstem. Mijn hart begint sneller te kloppen, ik wist het al, natuurlijk wist ik het al, maar de hoop op een goede uitkomst bleef in mijn gedachtes hangen. Nu is het zeker, dit is een inval. “Als u ons vertelt waar uw familie is, zullen we u misschien mild behandelen.” zegt de man. “Mijn familie is op vakantie.” antwoord mijn moeder met een trillende stem. “Doorzoek het huis!” beveelt de mannenstem. Ik hoor voetstappen de trap op komen en ik durf niet te bewegen. Iemand loopt op de overloop, ik hoor deuren open gaan en iemand die een kamer doorzoekt. De voetstappen komen steeds dichterbij en dan bevind iemand zich in mijn slaapkamer. Ik hou mijn adem in en doe mijn ogen dicht, bang voor de realiteit. Een schaduw verschijnt voor de kast en het beetje licht dat er nog was word nu ook geblokkeerd. Ik voel mijn longen samenpersen en mijn hele lichaam protesteert tegen de inhouding van mijn adem, maar ik kan me er niet toe zetten om geluid te maken, hoe klein dat dan ook mag zijn. Ik zie door de spleet van de kastdeuren een hand verschijnen. Met een ruk gaat de deur open en word ik verblind door fel daglicht. Ik krimp in elkaar en hoop dat de kleren die voor me hangen mij genoeg verbergen. “Ik heb er een gevonden!” klinkt een stem van de benedenverdieping. De man die voor de kast staat draait zich om en verlaat de ruimte. “Laat haar met rust! Ze is al zo oud!” hoor ik mijn moeder wanhopig roepen. “Een vos verleert zijn streken niet…” grinnikt een van de mannen. “Hier liggen er ook twee!” hoor ik iemand anders roepen vanuit mijn ouders kamer. Ik bedwing de neiging om naar buiten te rennen en naar mijn familie te gaan, ik weet dat het geen enkele zin heeft. “We hebben ze allemaal!” zegt een stem. Verwarring vult mijn hoofd, hoe kan het dat ze mij vergeten. Weten ze niet dat ik er ben? “Wie heeft ons verraden?” hoor ik mijn vader woedend vragen. “Iemand die net zo hard redding nodig had als jullie nu.” zegt een van de mannen vaag. Mijn hersenen kraken, die iemand heeft die redding waarschijnlijk verkregen door ons te verraden, maar toch neemt hij het risico om mij te verzwijgen. Hoe hard ik ook nadenk, ik kan niemand bedenken die zoiets voor mij zou willen doen.
Dan slaat de deur dicht en is het weer doodstil in het huis. Een halfuur lang durf ik de kast niet uit te komen en blijf ik trillend zitten achter de kleren. Dan verzamel ik al mijn moed en stap ik naar buiten. Op mijn tenen sluip ik het huis door, maar het is geheel verlaten. Ik ga verslagen aan de keukentafel zitten en staar wezenloos voor me uit. Opeens komt alles hard binnen en begin ik te huilen. Grote tranen rollen over mijn wangen en mijn snikken echoën door het lege huis. Ik zet alles even op een rijtje: Mijn hele familie is opgepakt en word in een concentratiekamp ondergebracht. Ik ben alleen achtergebleven. En daarbij is er een kans dat de autoriteiten erachter komen dat er nog een meisje hoort bij de familie en komen ze terug om mij ook te arresteren. Dat laatste punt legt mijn beslissing vast. Ik moet hier weg. Waarheen weet ik niet, maar hier is het niet veilig. Snel loop ik naar boven en grijp ik een rugtas uit mijn kledingkast. Ik vul hem met een paar kledingstukken en een deken. Ik snel naar beneden en plunder de voorraadkast. Dan valt mijn oog op een fotolijstje dat aan de muur hangt. Ik pak het en kijk er even naar. Het is een trouwfoto van mijn grootouders. Ik bestudeer de gelaatstrekken van mijn grootvader, ik heb hem nooit gekend, volgens mijn grootmoeder is hij gestorven in de Koreaanse oorlog. Dan kijk ik naar mijn grootmoeder, ze lijkt sprekend op mijn moeder maar ik zie ook gelijkenis met mijn eigen spiegelbeeld, alleen ben ik half zo mooi niet. Ik stop het lijstje in mijn rugtas, waarom weet ik eigenlijk niet.
Wanneer ik mijn jas aandoe voel ik iets in de zak van mijn vest zitten. Ik vis het eruit en zie dat het het dagboek van mijn grootmoeder is. Ook dat stop ik in mijn rugtas, zonder enige reden. Dan open ik de voordeur en stap ik naar buiten. Maar wanneer ik mijn voortuin uit wil lopen word ik tegengehouden door mijn buurjongen.
Reageer (3)
Je schrijft echt supermooi! Ik kan niet wachten op het volgende hoofdstuk.
9 jaar geledenNou, ik haat het als ik moet wachten totdat een nieuwe hoofdstuk van een top verhaal nog online moet komen.
9 jaar geledenKan niet wachten~ ^^
Dit is schrijfkunst. Zo'n verschrikkelijke gebeurtenis, maar o zo mooi beschreven. Echt diep respect, ik zou wensen dat ik zo zou kunnen schrijven. Ik.. Ik weet niet hoe ik het moet zeggen. Nog maals, zo'n vreselijk ontroerend moment tot in de uiterste details beschreven. Ongelooflijk. Het was net alsof ik samen met Dae in de kast zat, ongelooflijk. Een heel groot compliment, en blijf zo doorgaan zou ik zeggen!
9 jaar geledenHet is dat mijn Quizlet-Kudo gebeuren niet meewerkt, maar anders had ik je al lang miljoenen kudo's gegeven!