Hoofdstuk 20
Al die kou. Constante kou. Hoe houd die bleekscheten dat vol...
Ik voelde wat kriebelen over m'n schouders. er zat iets op mijn hoofd. En het hing tot net iets over m'n schouders.
Die rare man kwam weer binnen en keek me neutraal aan.
'Het is je gelukt.'
'Ik heb het kou,' mompelde ik. Door mijn nieuwe lichaam en de tong die anders aanvoelde - eigenlijk voelde heel m'n bek anders -, klonk het alsof ik dronken was. Waarschijnlijk had hij me niet eens goed verstaan.
Maar ik dacht wel dat hij het aanvoelde, want hij verdween even. Net zoveel later stond hij voor me met een katoenen deken. Ik wilde hem bedanken, maar herinnerde me hoe moeizaam het spreken ging en hield m'n lippen stijf op elkaar.
'Het went wel,' zei hij op een neutrale toon.
Hoe kon dit nou wennen? Het liefst zou ik weer terug gaan naar m'n normale lichaam. Maar die man zei dat ik moest wennen. En dus even moest doorbijten. Hij zei dat het een goeie camouflage is. Om mijzelf zo te maken. Ik voelde me misselijk van alles om mij heen. Geur, zicht, geluid, gevoel, Allemaal wat anders aanvoelde. Waarom laat ik mijzelf zo lijden?
Hoe zou ik weer normaal moeten worden?
'Hoe word ik terug mezelf?' vroeg ik, maar het was slechts een halve zin. Waarschijnlijk was ik de enige die het kon verstaan.
'Wat zeg je?' vroeg hij, op een overdreven spottende toon. 'Duidelijker articuleren!'
Hij had makkelijk praten. En dat kon je vrij letterlijk opnemen.
'Gebruik die tong, lieverd. Normaal gezien werkt die veel soepeler dan je vorige.'
Ik werd stilaan gek van hem. En vooral van de dubbelzinnigheid van zijn vorige zin.
Een tong die soepeler werkt. Ja dat moet je ook tegen iemand zeggen die niks anders gewend is.
'Zeg me maar na, aangezien het beste woord is voor het te oefenen. 'Articuleren''
'Ariwueren?' In mijn kop ging het wel. Maar blijkbaar was het niet goed omdat die man hevig zijn hoofd heen en weer schudden.
'Nee... Ach, je leert het wel zodra je je wat meer onder de mensen mengt.' Hij zuchtte even. 'Ik ga wat kleren voor je halen.' Ik keek hem even vreemd aan. Hij grijnsde breed. 'Begrijp me niet verkeerd, het uitzicht is mooi, maar wat moeten ze wel niet van je denken als je naakt over straat gaat paraderen?'
Ik gromde even.
'Precies!' lachte hij.
Hij kwam terug met wat kledij en hij hielp me met het aankleden. Het was echt deels een verschrikking. Het jeukte op alle plekken waar mogelijk was. En het was ook nog is vrij oncomfortabel.
Het was wel weer lekker warm. En dat voelde ik vrijwel meteen. Hij grijnsde toen het aankleden klaar was.
'Het staat je prima.'
Ik gromde een beetje. Ik wilde het zo snel mogelijk weer uitscheuren. Hij lachte zelfs om mijn reactie.
'Probeer eens te lopen,' beval hij.
Ik trok een beetje aan mijn kleren, tot ze ongeveer goed zaten en probeerde door de kamer te paraderen.
Hij kuchte even. 'Zij doen het op twee benen, slimmie. Niet op handen en voeten.'
Ik keek hem met grote ogen aan.
Hoe kon je dan recht blijven staan? Dan viel je toch meteen om?
Wat me ook op viel waren de gewrichten. Ik moest zelfs op m'n hiel lopen. Dat voelde zo raar... Ik liep steeds wankelend op m'n tenen maar dat mocht niet. Dus moest ik elke keer op m'n hiel lopen... Waarom doen wezens zoveel moeite om te leven. Het was zo ingewikkeld...
'Ik haat dit,' klaagde ik.
De man keek me boos aan. 'En denk je dat ik dit niet haat? Leer er nu maar mee leven!'
Ik keek hem boos aan, maar met dit lichaam... Waarschijnlijk kwam mijn boze blik niet echt aan...
Ik keek naar mijzelf. Ik wilde dood. Nog erger dan daarvoor. Als ik zo moet gaan leven spring ik alleen maar liever de grond in. Wat is hier nou weer het voordeel van. Helemaal niks!
'Zie je. Het gaat al een stuk beter.'
'Waaroh moeh ih dih eigenlijh doen van jouw? Hoe moeh ik weer mijhelf worden!'
'Geduld,' zei hij. En met die woorden verliet hij de kamer.
Er zijn nog geen reacties.