De woorden waren een leegte. Ze waren niets. Ze waren niets anders dan een stel letters die gecombineerd waren. Woorden konden je pijn doen, woorden konden je het meest geweldige gevoel geven dat er maar was. Maar in feite waren woorden een leegte. Het maakte niet uit hoe hij de woorden ook formuleerde. Het maakte niet uit hoe hij met de letters rommelde om er andere woorden uit te krijgen. De betekenis zou door dat gerommel moeten veranderen, maar dat deed het niet. De woorden waren en bleven een leegte.
Misschien lag het aan haar. Misschien had het altijd aan haar gelegen. Woorden hadden nooit wat voor haar betekent. Woorden waren altijd een leegte geweest. De liefkozende en haatdragende woorden van haar ouders klonken allemaal hetzelfde. De intonatie veranderde niets. Een woord was een woord. Meer niet. Ja, het lag aan haar. Dat wist ze vrijwel zeker. Ze hoorde de emoties wel die mensen probeerden over te dragen door middel van woorden, maar uiteindelijk vergingen de emoties in leegte. Het moment dat haar brein de woorden had ontcijferd, waren de emoties al verloren gegaan. De woorden waren en bleven een leegte.
Misschien lag het niet aan haar. Misschien kon ze er niks aan doen. Het kon toch dat er iets fout was gegaan? Dat er iets in haar ontwikkeling van ei tot foetus niet klopte? Dat ze stappen had overgeslagen? Op de liefkozende woorden van haar ouders had ze immers nooit gereageerd en de haatdragende woorden hadden haar nooit pijn gedaan. Nee, het lag niet aan haar. Dat wist ze vrijwel zeker. Het was een fout geweest waar zij niks aan had kunnen doen. Dat moest haast wel, toch? En wat als het zo was? Wat als er iets fout was gegaan? Wat zou dat nu dan veranderen? Niets, helemaal niets. De woorden waren en bleven een leegte.
Ze was altijd een stil meisje geweest, dat wist ze. Als klein meisje had ze genoeg gezelschap aan zichzelf. Naarmate ze ouder werd, veranderde dat niet. Ze had geen behoefte aan gezelschap. Ze had geen behoefte aan aanrakingen van anderen. Waar leeftijdsgenoten op ontdekkingstocht gingen, bleef zij in haar eigen veilige haven. Daar was het stil. Daar was het rustig. Daar werd geen woord gezegd. Niemand vroeg hoe het met haar ging of waarom ze zo stil was. Niemand bestrafte of complimenteerde haar. Niemand haatte of hield van haar. Daar waren er geen woorden, enkel een leegte.
Van binnen voelde ze zich koud. Er was niets dat haar kon verwarmen. Ze voelde zich alleen, maar bovenal onbegrepen. Ze kon verdrinken in haar eigen leegte als ze dat wilde. Dan was ze in haar eigen haven. Maar de haven werd killer en leger. Er werd gefluisterd en dat voelde aan als een ijskoude, snijdende wind. Het fluisteren werd harder, luider, duidelijker. Het gefluister werden woorden en hoe leeg ze ook wilde dat ze waren, ze waren vol kou. Elk woord sneed door haar lichaam heen, nestelde zich in elke cel van haar lichaam. Met elke nieuwe dag werd haar lichaam kouder, namen de kille woorden meer bezit van haar. Haar veilige haven was bevroren en er was niets of niemand waar ze naar toe kon gaan.
Ze had altijd gedacht dat woorden leeg waren. Dat woorden niets betekenden. Dat de emoties en de woorden gewoonweg niet met elkaar samen konden gaan. Ze zag nu pas dat het niet zo was. Woorden waren geen leegte. Ze waren alles. Het was zijzelf die een leegte was en altijd een leegte zou blijven.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen