Twee grote groene ogen kijken me aan. Ze staren naar me. Ze bekijken me van top tot teen. De ogen glijden van mijn hoofd tot naar mijn voeten en gaan steeds verdrietiger kijken. Ik herken de ogen, het zijn mijn ogen. De zwarte uitgelopen strepen mascara er onder maken het plaatje compleet. Langzaam leg ik mijn handen op het koude dikke glas van mijn spiegel. Het voelt als mijn ziel. Koud, nutteloos. Langzaam laat ik de spiegel los. Soms wil je weglopen van de spiegel, en dan hopen dat je spiegelbeeld blijft hangen. Dat je gewoon verder kan gaan, of opnieuw kan beginnen. Helaas was mijn naam niet Alice, en was dit niet Wonderland. Mijn hoofd bonkt en alles, alles doet pijn. Vooral de blik die ik mijzelf toewerp, elke keer als ik weer voor de spiegel sta. 'Lelijk!' 'Dikke!' schreeuwt mijn hoofd dan. 'Je bent het niet waard!' Mijn hart blijft stil. Mijn hart voelt donker en verlaten, en is er alleen nog maar een klein beetje om mij dat stukje hoop te geven. Dat stukje hoop dat elke dag een beetje minder word. Weer moest jij mij breken. Het verdriet in mijn ogen verandert langzaam in woede. Ik wil het niet meer. Ik kan het niet meer. De woede word groter en vanbinnen ben ik op. Met het laatste restje energie dat ik in mijn kleine lichaam heb zitten ruk ik mijn spiegel van de muur die met een klap in duizenden stukjes op de grond valt. Hijgend en trillend kijk ik er naar. Ik ga op de grond zitten en langzaam gaat het laatste beetje energie uit me. Bevend pak ik een stuk glas op en hou het voor me. Weer zie ik de grote groene ogen. Maar deze keer voor het laatst.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen