0.1
Twijfelend sta ik voor mijn kast. Wat zou ik vandaag aandoen? Zou ik gaan voor een nette, meisjesachtige look of voor de wat stoerdere look? Na nog een blik geworpen te hebben op mijn jurkjes pak ik een oversized trui en een legging uit mijn kast: een combinatie van stoer en vrouwelijk. Zodra ik de trui en legging heb aangetrokken loop ik naar mijn spiegel. Ik kijk of de trui een acceptabele lengte heeft en besluit dat het wel kan. Ik vlecht mijn haren in zodat ze vanavond niet helemaal in de klit zitten. Lang haar hebben mag dan leuk zijn, maar de klitten zijn echt verschrikkelijk. Ik breng een laagje make-up aan en verberg zo mijn wallen en licht ingevallen wangen. Wat make-up niet allemaal kan verbergen. Ik glimlach naar mezelf en besluit dat het er voor vandaag wel mee door kan.
Terwijl ik naar de keuken loop en mijn ontbijt maak, ga ik in mijn hoofd na of ik al mijn huiswerk heb ingeleverd voor de lessen vandaag. Als ik tot de conclusie kom dat ik het heb ingeleverd, doe ik mijn jas aan en slinger ik mijn rugzak op mijn rug. Ik loop de deur uit en draai deze op slot. Ik doe mijn oortjes in en op de maat van de muziek loop ik de trap af en richting school.
Als ik op het schoolterrein aankom zie ik dat er iets anders is. Er heerst een deprimerende sfeer. De leerlingen lachen niet en enkele omhelzen elkaar. Ze kijken me aan met medelijden en ik kijk even naar mijn kleren. Ik zie er toch niet zo verschrikkelijk uit dat ze er zo op reageren? Zoekend kijk ik rond en dan vangen twee blauwe ogen mijn blik. De persoon die bij de ogen hoort, die de rector blijkt te zijn, wenkt me. Vragend trek ik mijn wenkbrauwen op en ik loop naar hem toe.
‘Wat is er aan de hand?’ vraag ik aan hem.
‘Angel, toch?’ Vraag hij en als ik bevestigend knik gaat hij verder. ‘Kom maar even mee naar binnen.’
Ik kijk hem verbaasd aan. ‘Wat heb ik verkeerd gedaan? Heel de school lijkt er van te weten…’
Hij schudt zijn hoofd. ‘Je hebt niks gedaan. Er is alleen iets gebeurd en ik wil je het niet vertellen terwijl de halve school staat toe te kijken.’
In mijn gedachten ga ik alle scenario’s af. Heb ik mijn eerste onvoldoende gehaald? Wordt ik van school getrapt? Is er een leraar overreden?
Terwijl alle mogelijkheden door mijn hoofd schieten, komen we aan bij het kamertje van de rector. Ik zie twee agenten staan en ze hebben allebei een zorgelijke blik.
‘Meneer, ik zou nu erg graag weten wat er aan de hand is. Ik krijg de kriebels van al dat geheimzinnige, deprimerende gedoe.’ Zeg ik dan en de rector maakt een gebaar dat ik kan gaan zitten.
Met een zucht neem ik plaats, maar mijn spieren willen niet ontspannen.
‘ Angel, ik wilde dat ik je dit niet hoefde vertellen.’ Met een gezicht getekend door verdriet kijkt hij me aan. ‘Vanmorgen is er een bericht binnengekomen. En…’ Hij slikt hoorbaar. ‘Ik vind het zo erg voor je…’
Versteend kijk ik naar hem en ik kan niks zeggen.
‘Om acht uur vanmorgen zijn je ouders en je broer betrokken geraakt bij een ongeluk. Er zijn geen overlevenden.’
Vertwijfeld kijk ik hem aan. ‘Maar ze waren toch op een schoolreisje met mijn broertje? Ze zouden mee met de bus en… ‘ Mijn ogen worden groot. ‘Geen overlevenden?’
‘Het spijt me zo…’ begint de rector aan een zin, maar hij kan deze niet afmaken.
Ik sta op en storm de school uit. Verblind door tranen ren ik naar… ja naar waar eigenlijk? Ik ren tot ik niet meer kan en ik kom er achter dat ik op de boulevard sta. Ik zak neer op de grond en begin onbeheerst de huilen met grote uithalen. De pijn in mijn lichaam is niet te verdragen. Het voelt alsof er een mes in mijn hart steekt. Alsof iemand me bij elke ademhaling steekt. Alsof ik doodga.
Een piepend geluid wekt me uit mijn wereld. Mijn mobiel gaat af…
‘Met Angel’ zeg ik en ik probeer mijn stem zo sterk mogelijk te laten klinken. Wat ongelofelijk mislukt.
‘Angel, waar ben je?’ hoor ik een stem aan de andere kant van de lijn. Een mannelijke stem.
‘Papa?’ roep ik en ik onderdruk een snik.
‘Nee, met meneer Lance. Waar ben je?’ Alle hoop vervliegt en het lege gevoel in mijn lichaam komt terug, zo mogelijk nog erger.
‘Weet ik veel. Ergens in de stad.’ Mompel ik.
‘Angel, ik weet dat je van streek bent. Daar heb je alle recht toe, maar vertel me waar je bent. Het is niet veilig je zo alleen over straat te laten gaan.’
Ik voel een nieuwe huilbui aankomen en kan nog net ‘Boulevard’ uitbrengen voordat ik weer compleet instort. Ik druk mijn mobiel uit en smijt hem het water in.
‘Verdomd mobiel. Waarom doe jij het nog wel terwijl mijn ouders hartstikke dood zijn!?’ schreeuw ik hem na en ik sla mijn armen over mijn hoofd.
Ik weet niet hoe lang ik al heb zitten huilen als ik opeens een hand op mijn schouder voel. Van schrik mep ik hem van mijn schouder af en kijk ik de persoon die me nu durft te verstoren woedend aan.
‘Blijf van me af.’ Bijt ik hem toe en vervolgens staar ik naar het water. Het is dezelfde agent als op school.
‘Angel, alsjeblieft…’ begint hij en ik maak een grommend geluid.
‘Ga weg.’ Mompel ik.
Hij gaat naast me zitten en demonstratief schuif ik twee meter op.
‘Ga weg.’ Zeg ik nu luider.
Als hij blijft zitten richt ik mijn aandacht weer op de zee. Een paar minuten lukt het me om alles te vergeten. Een paar minuten is alles gewoon nog zoals het hoort. Over twee dagen komen mijn ouders en broertje weer thuis. Nog maar twee dagen alleen thuis en dan komen ze gewoon weer thuis. Ik creëer mijn eigen wereld om mezelf te beschermen.
‘Angel…’ begint de agent weer en de werkelijkheid komt als een klap aan in mijn gezicht.
‘Ga nou gewoon weg!’ schreeuw ik. ‘Heb je geen andere levens te verpesten?! Heb je niks anders te doen dan achter meisjes aan te rennen?!’ Ik ben ondertussen gaan staan en smijt mijn tas naar hem toe. Hij gaat ook staan en probeert me tot rust te manen.
‘Angel, toe nou…’
‘Angel dit…. Angel dat….’ Ik rol met mijn ogen. ‘LAAT ME GEWOON MET RUST!’ schreeuw ik. Ik schreeuw het wel twintig keer. Dertig keer. Weet ik veel, maar op eens kan ik niks meer zeggen en ik buig mijn hoofd terwijl de tranen over mijn wangen lopen en op de grond druppen. Ik voel mijn benen trillen en de wereld begint te draaien. Ik grijp naar mijn hoofd en probeer de wereld weer stil te laten staan. Het lukt niet en ik voel dat mijn benen me niet meer kunnen dragen en ik val op de grond.
Correctie: ik was op de grond gevallen als de agent me niet had opgevangen.
‘Rustig maar…’ mompelt hij en hij helpt me te gaan zitten. ‘Hoofd tussen je knieën houden en diep in ademen…’
Ik volg zijn advies op en na een paar minuten voel ik me wat beter. Ik krijg weer beter adem en kan weer normaal denken. En weer slaat de werkelijkheid me in mijn gezicht. De tranen beginnen weer te rollen en ik voel dat de agent me tegen zich aan trekt. Ik laat me slap tegen hem aanhangen en huil. Het kan me niks meer schelen. Hij wrijft over mijn rug en laat me uitrazen en uithuilen.
Ik weet niet hoe lang we al op de boulevard zitten, maar ik merk wel dat ik het koud krijg. Voorzichtig maak ik me los en ga ik recht op zitten. Beschaamd kijk ik naar de grond en probeer te bedenken wat ik nu moest doen.
‘Heb je een slaapplaats?’ vraag de agent aan me en ik kijk hem verward aan.
‘Ja natuurlijk.’ Mompel ik. ‘Gewoon mijn huis.’
‘Zal ik je dan naar huis brengen?’ vraagt hij en ik knik.
Ik wil nog niet naar huis. Daar zal de leegte alleen maar erger zijn. Er zullen vrienden en familie komen en die willen me allemaal troosten. Allemaal zielige hondjes blikken…
Met tegenzin sta ik op en pak ik mijn tas op en loop met hem naar de parkeerplaats. Ik zie dat de auto scheef geparkeerd staat en dat de zwaailichten nog draaien.
Verdwaasd kijk ik hem aan. ‘Waarom?’ vraag ik en ik knik naar de auto.
‘We wisten niet wat je zou gaan doen. Voor hetzelfde geld was je jezelf aan het verdrinken.’ Zegt hij verontschuldigend en ik zucht. Had ik dat maar gedaan.
‘Wat is je adres?’ vraag hij als we in de auto zitten en zodra ik mijn adres heb gegeven, sluit ik mijn ogen en sluit ik de wereld buiten.
Alle pogingen die hij aanknoopt om een gesprek te beginnen kap ik af en als we voor mijn huis staan spring ik bijna de auto uit.
‘Is er iemand thuis?’ vraagt hij en het mes in mijn hart word even rondgedraaid.
‘Nee’ mompel ik. ‘Ik red me wel.’ Voeg ik er aan toe en ik loop richting de deur om die van het slot te doen.
‘Is er een familielid dat kan komen of vrienden waar je kan slapen?’ vraagt de agent terwijl hij met me mee loopt.
‘Ik red me wel.’ Mompel ik nogmaals en ik draai de deur van het slot. ‘Bedankt voor alles.’ Zeg ik en ik doe de deur voor zijn neus dicht.
Ik laat mijn rugzak op de grond vallen en zak met mijn rug tegen de deur aan op de grond. Mijn lichaam begint oncontroleerbaar te schokken en ik geef toe aan mijn gevoelens.
De volgende morgen wordt ik wakker van de telefoon die gaat. Blijkbaar ben ik maar op de bank gaan liggen en ben ik in slaap gevallen. Ik kruip van de bank af en loop naar de telefoon.
‘Met Angel.’
‘Hoi Angel, je spreekt met je mentor…’ Ik druk het gesprek weg. Vervolgens trek ik de stekker uit het stopcontact. Mooi niet dat ze me gaan lopen bellen.
Doelloos loop ik door het huis en uiteindelijk kom ik weer terecht op de bank. Wat moet ik gaan doen? Ik wil niet naar school want daar kijken ze me alleen maar aan met medelijden. Daar heb ik absoluut geen behoefte aan. Verder heb ik geen opties. Mijn mobiel ligt op de bodem van de zee dus daar kan ik ook niks mee.
Ik zet mijn Ipod vol nieuwe muziek en met de oortjes in loop ik richting de boulevard. De enige plek waar ik op kan komen om heen te gaan. Onderweg zie ik gelukkige gezinnetjes lopen. Broers en zussen maken ruzie. Een peutertje loopt tussen de ouders in.
Mijn ogen vullen zich met tranen en ik loop met gebogen hoofd door. Ik wil alleen zijn met mijn verdriet en zodra ik op de boulevard aan ben gekomen loop ik naar het uiterste eindje van de pier. Ik ga zitten en laat mijn hoofd rusten op mijn armen. Waarom moet dit mij overkomen? Waarom niet iemand anders? Ik sluit mijn ogen en ga op in de muziek.
[url][/url]
Er zijn nog geen reacties.