H 24
Het was een koude dag als Tobias en Damion de bossen in reden. Ze waren al voor zonsoopkomst vertrokken uit Paran vandaan, waarbij ze onderweg ontbeten met een goede maaltijd.
Het was alweer twee weken geleden dat Damion zijn training begon. Damion zat op een slank voskleurig paard dat hij speciaal van Falence gekregen heeft. Ze vertelde dat Damion's echte paard helaas was gevlucht tijdens een van de gevechten.
'Tobias, wat gaan we doen in de bossen?' vroeg Damion en voelde hoe de koude vind door zijn mantel heen sloeg.
'Het is niet wat we gaan doen, maar wat hopen te vinden. In dit bos wordt er gezegd dat er een wild zwijn rondzwerft.' Damion had vaak verhalen gehoord over wilde zwijnen. Ze waren dik, lelijk, maar zo gevaarlijk dat hij je makkelijk kan doden. Zijn slagtanden zijn messen.
'Het is de bedoeling dat je in je eentje deze zwijn neerhaald, daarom wil ik ook dat je al je zintuigen gaat gebruiken. We hebben het afgelopen week geoefend in het dorp,' sprak Tobias en sttuurde zijn paard een zijpad in, reed nog een aantal meters dieper de bossen in en hield zijn paard stil.
Damion kwam naast hem staan en keek vragend naar zijn meester.
'Ik wil dat je nu zelf verder de bossen in rijd, neem je boog in de aanslag. Ik hoor dat het zwijn hier ergens zit,' fluisterde Tobias en Damion slikte even en knikte. Hij pakte zijn boog en legde een pijl op de pees. Hij liet zijn paard het pad af rijden en bleef vervolgens staan.
Het was rustig op een aantal kwetterende vogels en ritselende bladeren na.
Damion rook de geur van nat gras en dieren zelf. Damion spitste zijn oren op plekken waar een gewoon mens niets zou horen en ergens tussen de struiken hoorde hij iets ritselen.
Damion steeg van zijn paard en raakte met zijn hand de grond aan. Hij voelde een doffe trilling in de aarde. Het moesten de hoeven van het enorme beest zijn, want deze zwijn was niet zomaar een zwein.
'Hellervarken,' fluisterde hij zacht. Volgens zijn lessen over deze wezens, waren Hellervarkens twee keer zo groot als een gewoon zwijn, ze hadden grotere slagtanden die makkelijk iemand konden doorboren.
En dan waren er nog de vurige ogen die je woest volgen als je niet voorzichtig bent geweest. Meestal dode je dit soort wezens met zijn tweeen, in je eentje was je voer voor de aaseters.
Damion stapte voorzichtig naar voren en maakte zijn boog gereed om te schieten.
De voskleurige henst die op het pad stond hinnikte hard en stijgerde kort, voordat het enorme harige beest achter Damion tevoorschijn kwam. Hij denderde met volle vaart en hoop geschreeuw op de jongen met de boog af.
Damion draaide zich om en schoot op het zwijn, maar de pijl die langs zijn vacht schoot, maakte hem alleen maar agressiever. Hij stormde nog steeds op Damion af.
Stijf van angst bleef de jongen staan en dook naar de grond, voordat de tanden van dit beest zijn hoofd doorboorde.
Damion pakte zijn mes van de riem en draaide zich op de rug en stak het mes in de buik van het beest. Zacht stroomde het bloed van het varken over de tuniek van
Damion.
Het enorme beest maakte zich los van Damion, maar hij was net te laat met zich uit de voeten maken, of een van de hoeven klapte tegen zijn linkerbovenarm aan. Damion kroop onder de bossen om te voorzorgen dat de zwijn zich niet zou zien. Zijn arm leek door de klap uit elkaar te barsten van de pijn en de duizeligheid danste voor zijn ogen.
Hij hoopte dat Tobias kwam, want dit ging volledig fout. Zijn arm leek wel onder vuur te staan, hij beet op zijn tanden om het niet uit te schreeuwen, zodat de Hellervarken zou afschrikken en hem zou ontdekken.
Tobias die het geschreeuw had gehoord was van zijn paard gespronen en het pad af gerend naar waar Damion zou zijn. Zijn ogen werden gelijk groot door het enorme beest dat snuivend naar iets zocht. Zacht druppelde er nog bloed uit de buik van het beest. Damion had hem verwond, maar niet gedood.
Tobias hijgde en keek verschrikt om zich heen. Hij hoopte dat Damion niet verpletterd werd door de hellervarken voor hem.
'Damion,' riep hij.
Damion lag nog steeds onder het bosje, hij had moeite met helder te blijven. De klap had waarschijnlijk zijn arm verbrijzeld. Hij voelde nu helemaal niks meer. Hij hoorde zijn naam.
'Tobias ik lig hier,' riep hij met een bibberige stem. De natte grond boorde door zijn tuniek heen. De kou sneed als glas over zijn lichaam. Damion kroop voorzichtig tussen de bosjes vandaan, zodat hij zou opvallen voor Tobias.
De gedaante van het zwijn voor hem draaide zich om wilde op hem af rennen, maar viel met een krijzend geluid op zijn zij en bleef roerloos liggen. Een witte pijl stak uit de kop van het beest.
Damion probeerde wakker te blijven, maar alles draaide om zich heen.
'Damion,' riep Tobias die hem gezien had en hem overeind trok. 'Hij vat zo kou, hij moet warm blijven,' sprak een dempende vrouwen stem.
'Damion als je me hoort, val niet weg, we brengen je naar een veilige plek,' zie Tobias, waarvan de stem behoorlijk dempend was.
'T...To...Tobias...' Fluisterde Damion.
De vrouwenstem kwam van Falence die een witte boog in haar handen had. Ze hielp Damion in het zadel.
'Hoe kan je deze jongen al in deze toestand brengen, hij is volledig in schok door die zwijn. Hij is nog maar twee weken je leerling en nu al de bossen in?' Had nog gewacht tot hij zijn drakengedaante ceremonie gehad heeft,' siste Falence en Tobias keek naar de jongen in het zadel.
Hij was volledig besmeurd onder het bloed van de aanval en zijn arm was blauw en hing slap over het zadel. Alles was nat bij hem door de vochtige grond. Hij rilde van de kou en af en toe had hij moeite met overeind te blijven.
'ik breng hem naar mijn huis,' sprak hij en begaf zich achter Damion in het zadel en stuurde zijn paard terug naar huis.
Reageer (1)
Niet zo slim van Tobias.... mooi geschreven!
9 jaar geleden