Hoofdstuk 16
Onwillekeurig schoten haar gedachten naar de film ‘The Incredibles’ die ze als kind samen met Sarah een aantal keer had bekijken. De vriend van Mr. Incredible gebruikte het water aanwezig in de lucht om zijn krachten te activeren. Zou dat bij haar ook lukken? Zou ze genoeg vocht uit de lucht kunnen halen om er de wonde van Meriad mee te genezen? Ze sloot haar ogen en zocht weer naar de warmte die haar zo bekend was. Toen het in haar vingertoppen zat bracht ze haar handen naar de lucht, op zoek naar de onzichtbare waterdruppels die met de lucht vermengd waren, er gebeurde echter niets. Net op het moment dat ze haar handen liet zakken en de warme zich terugtrok viel er een druppel op haar knie. Haar ogen schoten omhoog maar het leek van nergens vandaan te komen. Met bonzend hart trachtte ze opnieuw de vochtigheid in de lucht te manipuleren maar zonder resultaat. Ze staarde naar de waterdruppel op haar been, liet het omhoog dansen, leidde het naar de donkerrood gekleurde mantel van Meriad. Het water maakte een sissend geluid toen het door de mantel drong, Sarit kroop naar Meriad toe en legde haar hand op de wonde die nog steeds zachtjes bloedde. Maar één druppel water was niet genoeg. Verslagen liet ze zich weer terugzakken. Pas toen ze Alaïs blik op haar voelde branden gleden haar gedachten naar Iwen. Zou hij nog in leven zijn? Tranen stroomden geluidloos over haar wangen en ze sloot haar ogen terwijl ze het verdriet probeerde weg te duwen. Een licht vlammetje van hoop brandde nog steeds in haar. Alles was nog niet verloren. Ze moesten blijven proberen. Blijven zoeken naar oplossingen. Het mocht, het kon zo niet eindigen. Het Kwade won nooit, toch? Dat was toch hetgeen dat ze in alle sprookjes en fantasyboeken beweerden. Het kon slachtoffers maken en veel, dat wel, maar winnen? Nee. Nooit. Dus deze keer ook niet. Ze opende haar ogen weer, een strakke trek op haar mond. Ze voelde de vochtigheid weer in de lucht en deze keer dreven de waterdruppels wel bijeen om na een aantal seconden weer op te lossen. Dante legde zijn hand op haar schouder en Sarit keek hem even aan voor ze haar voorhoofd fronste en zich weer concentreerde op de druppels die in de lucht aanwezig waren. Het leek een eeuwigheid te duren voor ze bijeen dreven en ze ze kon overbrengen naar Meriads wonde. Toen het bloed van zijn huid was verdwenen en er eindelijk een litteken zijn borst sierde opende hij al kuchend zijn ogen. Sarit liet zich vermoeid achterover zakken, ze had het gevoel alsof ze niet meer recht op haar benen zou kunnen staan. Hij keek een paar tellen naar het nieuwe litteken voor hij Sarit aankeek.
“Bedankt,” sprak hij zacht vooraleer hij zijn hand uitstrekte en met zijn vingertoppen Sarits voorhoofd aanraakte. Ze voelde hoe de vermoeidheid zich langzaam uit haar lichaam verwijderde en glimlachte dankbaar naar de tovenaar.
“Kunt u ons hieruit halen?” vroeg Alaïs aan Meriad.
Meriad keek links van hen waar de stenen hen nog altijd de weg versperden.
“Ja, maar we moeten snel zijn, vanaf ik die stenen weghaal zal het plafond instorten.”
De elfen wisselden even een blik en Meriad keek hen onderzoekend aan. Uiteindelijk gaf Evan hem een klein knikje en Meriad richtte zijn handen richting de verscheidene stenen. “Als ik ze weggeblazen heb begin je te rennen,” sprak hij.
“Dat kan toch zomaar niet!” riep de dwerg wiens dochter over de ondergrondse rivier had verteld boos. “Je gaat ons levend begraven!”
“Heb jij een andere oplossing misschien?” snauwde Meriad hem toe. Zijn ogen waren geconcentreerd op het obstakel voor hem gericht, de elfen en dwergen zetten zich schrap. Met een harde knal werd de muur van stenen uiteen geblazen en ze begonnen te rennen. Sarit ving een glimp op van Elyah die zich achter de muur had bevonden en na enkele tellen gehaast overeind krabbelde om hen te volgen. Puin daalde op hen neer en Dante liet gouden draden uit zijn vingers schieten die zich onder het plafond nestelden en het tegenhielden. Uiteindelijk bereikten ze de opening waar ze vanaf het begin naartoe waren gerend en net toen ze allemaal buiten waren stortte het plafond van de gang finaal in. Sarit hijgde even en liet zich achterover vallen op de bosgrond. Toen ze op adem was gekomen keek ze rond, op zoek naar haar vrienden. Ze zag Evan, Fabian en Dorian bijeen staan maar Gabriël was nergens te bespeuren. Iwen was wel aanwezig, zijn gezicht in een pijnlijke grimas getrokken en zijn handen rond zijn been gevouwen. Féline en Alaïs stonden even verderop bij Elyah. Bryn en Lorian waren er ook net zoals Tiron. Mireth was in gesprek met Meriad. Dante liep op haar toe.
“Niet iedereen is er,” zei ze zacht. “Niet iedereen heeft het gehaald.”
“Ik zag een aantal dwergen een zijgang invluchten toen de kloof zich begon te vormen, misschien zijn ze met hen meegegaan?” hoop klonk door in Dante’s stem, maar Sarit wist dat hij even goed als haar wist dat de kans dat Lemira en Gabriël levend uit de berg zouden tevoorschijn komen miniem was.
Langzaam ontstond er chaos op het grasplein. Steeds meer dwergen stroomden langs verschillende openingen naar buiten, de berg was echter nog altijd aan het beven. Sarit keek toe hoe bepaalde dwergen elkaar opgelucht in de armen vielen, een glimlach om hun lippen. Andere dwergen keken met afgunst naar de verenigde dwergen terwijl er bij hen zelf wanhoop en angst in hun ogen blonk bij elke seconde die wegtikte en hun vriend of familielid niet tevoorschijn kwam. De elfen verplaatsten zich even verderop tussen de bomen. Elkeen had hun ogen op de stromen dwergen gericht, angstvallig op zoek naar de twee elfen die vermist waren. De laatste keer dat Sarit nog een glimp van hen had kunnen opgevangen was op de brug geweest die Meriad voor hen had gecreëerd. Niemand had hen daarna nog gezien. Het vlammetje van hoop dat binnenin Sarit brandde doofde langzaam terwijl ze steeds minder dwergen naar buiten zag komen. Langzaam liep het plein leeg, dwergen die elkaar gevonden hadden verdwenen in groep in de berg tegenover degene waar het puin nog steeds van afrolde. Uiteindelijk bleven enkel nog de elfen over, samen met een tiental dwergen die nog steeds hoopvol naar de berg staarden. “Wat als ze aan de andere kant staan?” vroeg Alaïs uiteindelijk zacht, ze keek naar haar vader die haar een paar tellen zwijgend aanstaarde. Hij wist dat ze geen extra hoop wilde creëren en het was een goed idee. Elyah haalde de portaalsleutel tevoorschijn en flitste zichzelf naar de andere kant van de berg. Ongeveer vijf minuten later kam hij terug met een hoestende Gabriël in zijn armen.
“Waar is Lemira?” vroeg Tiron onmiddellijk toen hij de jongen in het oog kreeg.
“Omgekomen, ze heeft me gered,” wist Gabriël uit te brengen. Somberheid viel over de groep heen. En toen viel de berg met een donderend geraas finaal in. Een stofwolk dreef naar hen toe. “We moeten hier weg,” sprak Meriad kalm.
“Lemira ligt onder die puinhoop begraven! We moeten haar lichaam vinden, haar een deftig begrafenisritueel schenken,” sprak Tiron hem tegen.
“Haar lichaam kan overal liggen,” zei Elyah zacht. “Het zou ons uren misschien zelfs dagen duren voor we elke steen hebben omgedraaid om haar te zoeken en te vinden. Maar je hebt gelijk, ze verdient een waardige begrafenis.”
Dus liep Elyah naar de puinhoop toe die ooit een berg was en zette zich op een knie net voor de rand. In een van de stenen kraste hij de naam van Lemira en sloot dan zijn ogen. Zachtjes begon hij te zingen en na een paar tellen vielen de andere elfen in. Toen het liedje was uitgestorven liepen de elfen een voor een naar de steen waar Lemira’s naam in gekerfd stond om een paar laatste woorden te zeggen. Tiron bleef opvallend langer bij de steen staan, tranen vielen uit zijn ooghoeken naar beneden en bevochtigden het gesteend. Uiteindelijk liep hij weer naar de groep toe en knikte naar Meriad.
“We kunnen vertrekken.”
De elfen draaiden zich een voor een om, Tiron bleef nog een paar tellen naar de ingestorte berg staren, een pijnlijk gevoel nestelde zich in zijn borst. Een zucht verliet zijn lippen vooraleer hij zich omdraaide en de rest het bos in volgde.
Er zijn nog geen reacties.