Hoofdstuk 3: Dromen
Hoofdstuk 3: Dromen
Het was nog steeds nacht. Severus was even uit het bed opgestaan en keek naar Christina. Ze was knap vond Severus. Hij maakte zich zorgen, bang dat ze het niet zou halen.
Severus keek even naar Melian en Remus, de woeden borrelde in hem op. Ze lagen tegen elkaar aan te slapen. Severus vertrouwde de helle situatie tussen die twee niet. Hij keek naar Christina. Rustig dekte hij haar nog eens goed toe. Daarna ging hij weer op het bed naast haar liggen. Wetend dat als madame Plijster het zag, er weer een discussie zou volgen.
Zijn blik bleef op Christina gericht.
“Christina!”Hoorde Christina roepen, het klonk als de stem van haar moeder. Christina schrok ervan, en opende haar ogen. Een wit licht weerhield haar ervan te kunnen zien waar ze was.
“Christina!”hoorde ze weer roepen. Na nog even te knipperen zag Christina weer, maar het was niet haar moeder die geroepen had. Het was Melian.
“Sev! Sev! Ze is wakker!”riep Melian.
Severus sprong meteen op van het bed waar madame Plijster hem had gedwongen te gaan liggen. Severus had eerst geweigerd maar na een half uur discuseren had hij toch maar ingestemd.
Christina keek meteen op toen Severus naar haar toe kwam. Ze herinnerde zich nog enkel dat ze in de brand vast zat en hij met gevaar voor eigen leven naar haar toe was gekomen.
Christina besefte al zonder te vragen waar ze was. “Wat is er gebeurt?”vroeg ze toen toch maar. “Ik bedoel ik weet van de brand, maar nadat ik buiten bewust zijnde raakte!”Voegde ze er snel aan toe.
“Je was even dood….”Besloot Severus te zeggen.
“Maar Severus heeft je terug gehaald!”riep Melian trots uit.
“Dank je, je hebt me voor de tweede keer in één nacht tijd dus gered.”Zei Christina die nu lichtjes rood was geworden door dat alles.
Ze vroeg zich af waarom hij zijn eigen leven voor haar op het spel had gezet.
Zou hij dat ook voor een andere leerling gedaan hebben?
Christina probeerde overeind te komen, maar voelde toen hoe zwaar haar lichaam aan voelde, een brandend gevoel kwam in haar longen en keel en ze begon als een gek te hoesten.
Severus duwden haar terug op der rug.
“je longen verkeren nog in slechte staat, blijf zo stil mogelijk liggen, zo lang je je niet inspand zal je je het beste voelen.” Zei Remus toen tegen haar.
Christina haar mond zakte open ze had hem nog niet gezien.
“Remus wat doe je hier?”Vroeg ze verbaast maar blij.
“Ik hoorde dat er brand was en je weet toch dat ik je broer beloofd heb op je te letten of ben je dat soms alweer vergeten?”Vroeg Remus toen glimlachend, hij streelde door haar haren. Christina voelde als een zusje voor hem.
Hij keek even naar Melian, hij vond Melian echt een heel mooi en lief meisje. Ze leek aan de ene kant op Severus maar aan de andere kant ook weer niet.
Ze was in ieder geval een stuk knapper vond hij.
“Geen dank trouwens.”Zei Severus toen nog snel op haar bedankje.
Christina zag nu pas hoe erg hij onder de wonden en korsten zat, een schuld gevoel borrelde in haar borst op, dit was haar schuld!
Melian opende haar mond om wat te zeggen, maar precies oen kwam madame Pleister binnen.
“Eruit! Eruit! Deze twee patiënten hebben rust nodig!”riep ze vel.
“Hup ksst! Schiet op, weg wezen, kom later maar terug!”riep ze tegen Melian en Remus die duidelijk wilde protesteren, maar toen ze de blik van mamdame Pleister zagen loosde Remus snel Melian mee de ziekenzaal uit.
Op de gang aangekomen keek Remus Melian even aan. “Heb je zin om wat te gaan drinken in Zweinsveld? De lessen vandaag zijn toch uitgevallen en je kan voorlopig toch niet naar Chris en Severus.”Zei Remus liefjes en kalm, hij wist dat Melian zich grote zorgen maakte om haar broer en beste vriendin dus vond Remus dat het het beste was als hij Melian zo veel mogelijk aflijden.
Melian was in twee strijd, ze wilde maar al te graag bij haar broer blijven en Christina maar wist dat Remus gelijk zou hebben.
Voorlopig kwam ze er niet meer in, en ze wilde graag Remus beter leren kennen.
“Dat is goed.”kwam ze toen maar tot de conclusie.
Remus glimlachte en boot haar een arm aan, samen gingen ze op weg naar Zweinsveld.
Christina keek Severus even aan en glimlachte kort.
“Je kan beter gaan slapen Christina.”Zei Severus toen.
Christina schudde haar hoofd.
“Lukt niet ik moet steeds maar aan mijn moeder en broer denken, ik mis ze zo!”zei ze droevig.
Severus keek haar aan, hij wist niet wat er met haar moeder gebeurt was en het leek hem wel heel tactloos dat te vragen dus dacht hij diep na over wat hij kon zeggen.
“Misschien kan ik regelen dat je een keer opbezoek kan bij je broer.”zei Severus toen maar.
“Je zou dan wel onder begeleiding moeten….”
“Wilt u me dan alstublieft begeleiden professor?”vroeg Christina vol hoop, ze keek hem super lief aan.
Severus wilde eigenlijk meteen nee zeggen, maar toen keek hij in haar ogen en zag hij de blik, de blik zorgde ervoor dat Severus tot zijn grote ergernis niet kon weigeren. Hij was Severus Sneep! Hij kon alles weigeren altijd wat ie maar wilde, waarom lukte dat nu niet bij haar?
Vroeg Severus zichzelf af.
“Goed goed, ik zal mee gaan, maar wel proberen te slapen dan nu hé?”zei Severus zachtjes.
Christina knikte dankbaar.
“Ik ben u erg dankbaar voor alles.”Zei ze gemeend en oprecht. “Welterusten!”
Christina draaiden zich om en viel langzaam in een diepen slaap.
Severus keek nog even naar Christina, hij glimlachte en voelde dat hij zelf ook dood op was, na nog heel even een blik te hebben geworpen op Christina, en zich zorgen te maken over Melian, wat die aan het uitspoken was met Remus, ging Severus terug op zijn bed liggen, ook hij viel in een diepe slaap.
Keer op keer hoorde Christina iemand haar naam roepen, ze wist zeker dat het haar moeder was die riep. Weer schrok Christina wakker, ze draaiden zich om en viel weer inslaap in de hoop dat de droom nu weg was. Maar helaas dat was niet zo.
Het was kerstavond. Christina was met haar moeder op Zweinstein. Ze was pas vijf jaar oud en had er erg veel zin in. Ze zou ook weer haar grootvader zien en professor Anderling die ze een beetje als oma zag. Ze glimlachte naar haar moeder. Opeens hoorde ze een hoop gerommel en gedaan. Christina keek verbaast, alle leerlingen waren naar huis gegaan, er waren alleen nog leraren. Ze keek haar moeder aan die meteen op haar hoede leek. “Christina verstop je hier.”zei ze streng en ze duwde haar dochter voorzichtig achter een groot fluwelen gordijn. Christina voelde haar hart van angst tekeer gaan. Ze wist door de manier waarop haar moeder praten dat dit niet veel goeds was. Ze keek vannacht het gordijn hoe haar moeder voorzichtig met getrokken toverstok liep. Christina durfde bijna niet te kijken toen ze een gedaante zag, maar ze kon ook niet wegkijken. Haar handen waren nat van het zweet van angst. Ze zag een man met een zilver kleurig masker en een zwart gewaad.
“Eindelijk zien we elkaar terug Elisabeth Perkamentus.”Zei de dooddoener. “Nu is de tijd gekomen om te sterven!” Christina’s adem stokte van angst in haar kil. Ze wist wat die gedaante was.
“Dat zullen we nog wel eens zien.
“Hoorde Christina haar moeder zeggen. Ze zag hoe haar moeder en de dooddoener hun stokken ophieven en non-verbaal een spreuk afvuurde. De dooddoener werd lichtjes geraakt. Bij haar moeder kwam er een dikke snee in haar borstkast. Weer opnieuw volgde er een spreuk, nu had de dooddoener een iets grotere verwonding. Maar die was niets vergeleken de verwonding van Christina’s moeder. Ze was geraakt op haar keel. De dooddoener lachte.
“Zie je wel, ik win.”De dooddoener wist dat Elisabeth dit niet kon overleven. Christina zag de dooddoener snel weg vluchten. Haar grootvader Albus Perkamentus kwam aanrennen. Hij bukte neer bij zijn dochter Elisabeth. Hij was nu niet instaat de dooddoener achterna te gaan. Christina kwam achter het gordijn vandaan en zakte huilend op haar knieën naast haar moeder. “Mama, ga niet dood.”Snikte Christina. Elisabeth tilde met moeite haar hand op, ze ademde heel moeilijk, en verloor veel bloed. Door de spreuk waarmee de wond was veroorzaakt kon het niet meer geheeld worden. Wat Perkamentus ook deed, de magie was te duister. Christina had de hand van haar moeder vast, en Elisabeth de haren.
“C-c-chris, wees vo-vorzichtig, ze zullen je je z-z-oeken. Je ben-t-t e-een ge-gevaar voor hun. Va-vader zorg dat ze ze veilig is.” Stotterde Elisabeth. Net toen Christina wilde vragen wat ze bedoelde was het al te laat, langzaam draaiden haar moeders ogen naar boven, het licht doof en haar hand bleef slap in die van Christina hangen.
Gillend werd Christina wakker, weer opnieuw had ze gedroomd over haar moeder die stierf, weer opnieuw de raadselachtige woorden. Niemand wou haar ooit vertellen wat haar moeder had bedoelt. Zelfs haar grootvader niet. Christina vroeg zich af of hij het überhaupt wel wist. De tranen stroomde over haar wangen. Severus die naast haar had liggen slapen was wakker geworden van het gegil en meteen opgesprongen naar Christina toe. “Wat was er?”Vroeg hij geschrokken. Alleen hij was nog op de ziekenzaal. Melian en Remus waren weg gegaan. Severus had geen idee waarheen, en ergens wilde hij het ook niet weten! “Ik had gewoon een nachtmerrie.”Zei ze met een trillerige stem. Severus aaiden over haar rug en op de een of andere manier kalmeerde dit Christina. “Waarover?”vroeg Severus voorzichtig aan haar.
“De dood van mijn moeder…”zei ze nog altijd trillerig.
Severus keek verbaast, hij dacht altijd dat Walburga Zwarts haar moeder was, maar die leefde toch nog? En ze had toch een hekel aan haar?
“Waarneer is Walburga overleden?”Vroeg hij.
Christina schudde haar hoofd. “Zij leeft nog, zij is niet mijn moeder. Maar Elisabeth Perkamentus, de dochter van professor Perkamentus is mijn moeder.”zei ze toen.
Severus schudde zijn hoofd, hij had het kunnen weten. Walburga was hellemaal geen familie van Perkamentus en Orion ook niet, dus had het nooit gekund dat Walburga haar moeder was.
“Ze is vermoord.”Besloot Christina toen maar uit te leggen. “Waar ik bij was…ik was vijf.”zei ze. Severus keek haar geschrokken aan dat had hij niet verwacht.
“Dat is niet fijn.”Zei Severus toen, hij vond het maar stom klinken maar wist ook niet wat hij anders had moeten zeggen tegen haar.
Christina knikte en liet uitgeput haar hoofd tegen Severus zijn schouder aanzakken. Ze wist ook niets meer te zeggen.
Melian liep samen met Remus een beetje buiten rond. Niemand mocht Zweinstein momenteel in. Eerst moest er gekeken worden waardoor het vuur ontstaan was, en de schade herstelt worden. Verderop het terrein van Zweinstein was een mega grote tent opgeslagen waarin alle leraren en leerlingen konden slapen. Remus en Melian hadden allebei geen zin om al te slapen. Nog te wakker van alles wat er gebeurt was.
“Zullen we anders wat gaan drinken in zweinsveld?”Vroeg Remus toen een beetje verlegen en ongemakkelijk. “Of heb je geen zin om daar hellemaal heen te lopen?”voegde hij er snel aan toe. Melian keek even op.
“Nee, nee ik vind het niet erg om te lopen, laten we dat maar doen.” Zei ze snel.
“Hier zo doelloos rondlopen heeft ook niet echt zin vind ik.”
Remus glimlachte en knikte dat ze daarin gelijk had.
“Heb je het niet koud?”Vroeg hij toen bezorgt. Aangezien Melian geen jas aan had door dat ze zo snel had moeten vluchten.
Melian aarzelde, ja ze had het koud, maar moest ze dat zeggen? Voor Melian ook maar iets kon zeggen had Remus al zijn jas uit gedaan en om haar schouders geslagen.
“Hier doe deze maar aan, dat is een stuk warmer. Ik kan de kou wel hebben.”glimlachte hij.
Hij kon de kou beter weerstaan omdat hij een weerwolf was, maar dat zou hij haar niet zeggen. Iedereen voordeelde hem er altijd op. Behalve zijn eigen vrienden en Christina. Helaas waren of al zijn vrienden veder dood, of zo als Sirius in Azkaban.
Remus kon nog steeds niet geloven dat Sirius het had gedaan.
“Dank je.”zei Melian verlegen tegen Remus. Remus glimlachte.
“Geen Dank Melian.”Zei hij op zijn beurt.
Remus bood haar een arm aan, en Melian haakte de haren erdoor heen. Toen Remus haar even aankeek ging er een raar gevoel door zijn maag. Het viel hem op dat ze erg mooie bruine ogen had. Het leek een beetje op de ogen van haar broer, maar dan vriendelijk en niet kil. Melian straalde een soort van warmte uit, waarbij hij zich aan de ene kant ongemakkelijk bij voelde maar aan de andere kant ook erg prettig. Vrolijk samen pratend vertrokken ze naar Zweinsveld.
Er zijn nog geen reacties.