Margot en Harry Potter
Het bleef even stil, maar al gauw pakte de donkerharige jongen zijn kaart op, die de leraar bruut op de grond had gesmeten. Nu herkende Margot hem weer, hij had laatst in de krant gestaan: De jongen die bleef leven.
Na een tiental minuten van stilte, waar enkel het gekras van de pen van de stille jongen te horen was, het gegrinnik van het trio, en de telefoon van Tony die continu afging, te horen was. Margot vroeg zich af wat ze in hemelsnaam ging doen; De zaterdag zag er saai uit. Juist op dat moment, kwam de jongen die bleef leven naar voren gelopen, en bleef staan naast haar tafeltje. Hij hurkte zodat hij de kaart op tafel kon leggen, en spreidde hem uit. Met zijn toverstok prevelde hij enkele woorden, en een kaart ontvouwde zich. "Margot, jij bent toch dé Margot?"
"Ik ben de enige echte, maar ik weet niet of ik dégene bent die je bedoeld."
Ongeduldig kwam hij een stukje overeind. "De Margot die onlangs Lucius Malfidus heeft verslagen in een duel?"
Margot knikte, niet precies wetend waar het gesprek naartoe ging, maar Harry Potter werd nu dolenthousiast.
"Ik zag het, het duel was echt episch, je hebt hem de grond ingeboord." Hij grijnsde breed en gaf haar een boks, iets wat vreemd leek, bij hem, aangezien het nogal een Dreuzel-gebaar was. Margot grijnsde; "Ach..."
"Niks ach! Lucius is een dooddoener, en geen katje om zonder handen aan te pakken, maar wauw." Voor Margot nog iets kon zeggen, ging hij verder, richtte zijn aandacht weer op de kaart. "Ik heb een probleem. Mijn vriend, Ron - Ronald Wemel - is nogal een vervelende weddenschap aangegaan. We moeten duelleren. Met zijn vieren." Het bleef even stil. "En we zijn met zijn drieën." Margot begon te begrijpen wat hij van haar vroeg. "Wie zijn het?"
"Draco Malfidus, Korzel, Kwast, en nog iemand, Hermelien vermoed Patty of Zabini. Doe je mee?"
Onder de onzichtbaarheidsmantel slopen ze langs de deur van Crawley en renden door de hallen. De school was verlaten, wat nogal bijzonder was. Nog nooit was het zo rustig geweest. In een meidentoilet troffen ze Ron en Hermelien. "Tof, ze doet mee!" Jubelde Ron toen hij zag wie er naast Harry stond, en Hermelien grijnsde tevreden. "Laten we gaan."
Het was blijkbaar een heel eind weg, ergens bij de rand van het verboden bos bleven ze staan. Ze waren zelfs uit het zicht van Hagrid's huisje, en dat zorgde voor een naar gevoel. "Hij is niet op komen dagen, die laffe-"
"Een briefje!" Hermelien wees naar een geel stuk perkament, dat op de grond lag. Het was verrassend schoon. Toen Harry het oppakte, rolde het uit. Alle vier pakte ze een stuk van de rol, om te kijken wat het was. Margot checkte snel even of het perkament betoverd was, en inderdaad. "Jongens? Volgens mij is dit een Via-" Na een ferme ruk achter hun navel, vlogen ze de lucht in.
Ze kwamen neer op een duistere plek. "Ik- Haat- Dat!" Hijgde Ron Wemel. Hermelien wilde net antwoord geven, toen Harry ineens naar zijn voorhoofd greep. Meerdere gedaanten doemden op uit het duister. Eigenlijk wáren ze het duister, met hun donkere mantels en macabere maskers. "Oh nee, oh nee." Jammerde Hermelien. Harry keek alsof zijn hoofd binnen nu en tien seconden zou splijten. Margot sprong overeind, haar sierlijke toverstok in haar hand. Ook Ron krabbelde overeind en Hermelien stond wat statiger op. Harry ook, al wel een beetje wankel.
"Wie zijn dat?" Siste een stem. "Griffel, het modderbloedje, en Wemel, de dreuzelvrind." Zei een vrouwenstem honend. "En de derde?" Het bleef even stil.
"Margot D'Artagnan, mijn heer." Margot herkende de stem van Lucius, de man die ze onlangs versloeg in een duel, nadat die in de wegisweg stennis begon te trappen.
"De leerlinge die-"
"Ja, mijn heer." Hij leek het een pijnlijk voorval te vinden, en binnenin gloeide Margot even van trots.
"Ze doen er niet toe, maak ze af." Drie groene lichtflitsen kwam op ze af, maar Margot was sneller. Ze dook op Hermelien en Ron af, en sloeg ze tegen de grond. Harry bleef staan, maar hij liep nog geen gevaar, nog niet. "Een valstrik van Draco," siste Ron, "Als we hier levend uitkomen, vermoord ik die laffe-"
Nu kwamen er nog meer flitsen op hen af, en ditmaal leek het gedaan, tot de stralen ineens weg waren-
"Bij Merlijn's baard, Hermelien, ik wist niet dat jij kon verdwijnselen?"
"Wist ik ook niet! Ik kende alleen de theorie!" Haar stem was lichtelijk schril. "Iedereen nog een geheel?" Na een korte inspectie bleek alles goed te zijn, al wist Margot zeker dat ze een kies miste.
Ze waren een paar meter verderop, aangezien Hermelien niet verder durfde en keken toe hoe Harry tegenover Voldemort en vijf dooddoeners stond. Een schrijnend gelach vulde de lucht.
"Voldemort, Van Detta, Malfidus, Vleesschouwer, Noot en Dolochov." Somde Hermelien op. "Die kunnen we nooit aan. Wat moeten we doen? We moeten iemand halen!"
"Dat kan niet, we kunnen niet verder verdwijnselen dan vijf meter, we hebben geen bezem, geen, niks!"
Ze had het nooit eerder gedaan, maar Margot wist dat ze er klaar voor was. "Expecto Patronum." Fluisterde ze, en een Ocelot verscheen. Ondanks dat het licht voor Margot aanvoelde als een persoonlijke zon, bleken de dooddoeners hem niet te kunnen zien. "We zijn op een kerkhof. Mijn patronus wijst jullie de weg. Help ons." De Ocelot knikte zijn glinsterende kop en verdween.
Het bleef even stil; "Wow." "Bij Arthur's favoriete partystring, sinds wanneer kun jij dat? Dat is Perkamentus' eigen uitvinding!" Margot glimlachte schuin naar hem, maar zag toen vanuit haar ooghoeken dat Harry en de dooddoeners hun toverstok hadden getrokken. "We moeten ingrijpen, en wel nu!"
"Hoe? We-"
Margot rende op het strijdveld af, met getrokken toverstok. "En nu heel gauw, stelletje lafaards!" Vol genoegen zag ze dat Lucius wit wegtrok achter zijn masker...
Er zijn nog geen reacties.