H 17
Damion kreeg een bord stoofvlees met aardappels en wat groente voor zijn neus gezet. De geur deed Damion goed, maar hij wachtte af tot Tobias ook had.
Tobias had het door en gebaarde dat hij mocht eten en de jongen viel op het eten aan en at zijn bord vrij snel leeg. De bediende had het gezien en schepte nog eens op.
'Ik heb zelden zulke grote eters gezien dan vandaag,' zei ze en wees naar de kinderen in de zaal. 'Worden jullie gevoerd met boomschors?' vroeg ze zich af, terwijl Damion met een mond vol zijn hoofd schudde.
De bediende grinnikte even en ging weer verder met het volscheppen van de borden.
'Ik zie dat je een maag van een draak hebt, dat gaat nog wat worden,' sprak Tobias met een lach in zijn stem. Damion keek naar zijn eten en slikte zijn hap door.
'Ik heb sinds de avond bij het vuur niets meer gegeten,' zei Damion zacht, om niet te laten blijken dat hij zich schaamt. Tobias had het niet gelijk door, maar doordat de jongen zo afwezig in het eten stond te staren, moest hij het wel vragen.
'Gaat het over de ceremonie?' vroeg hij.
Damion antwoordde niet.
'Het is de steen hij doet zeer, en mijn rug zeurt als een gek,' zei hij en wreef zachtjes over zijn rug.
Tobias drukte zijn hand tegen Damion's borst, voelde de warmte en knikte. 'Er is niks mis met de steen,' zei hij niet wetend wat Damion zou moeten voelen.
Damion wilde staan om weg te lopen, maar Tobias hield hem tegen.
'Je kan nu niet weg,' zei hij, maar Damion trok zich uit Tobias greep en rende de eetzaal uit, terug naar het huis waar hij wakker was geworden.
Als Damion zou vertellen over zijn gevoelens. Hij voelde zich totaal niet op zijn gemak en het kwam toch echt door de lapis. Het waarschuwde ergens voor.
Damion liep de ruimte binnen en dook in een hoekje van de kamer. Damion ging liggen om de pijn te verlichten, maar het werd steeds erger, misschien was er een bepaalde energie dat zich los wilde laten.
Damion's ogen werden zwaar en zelf viel hij in slaap.
Een slanke jonge dame stond in de kamer met een paar vuile borden. Damion stond zelf in het hoekje en ze had niet in de gaten dat hij daar stond.
De vrouw draaide zich om en toen hapte Damion naar adem. Op haar borst zat een kristalheldere steen. Het glinsterde door het licht dat erop scheen. Ze liep naar het kleine kastje dat bij Damion tegen de muur stond. Damion schoof wat opzij om geen argwaan over te geven.
Damion zag een man de kamer in lopen en greep de vrouw bij zijn middel. De man was breedgebouwd, had helderblauwe ogen en donkerblond haar. Zijn gezicht was dat van een echte man.
Op zijn rechter bovenarm zat een symbolisch merkteken van twee drakenkoppen die om de arm van de man was gegraveerd.
De vrouw draaide zich om en zette haar handen in de zijne en zette een aantal danspassen door de keuken. de man liet haar draaien en damion's ogen schoten open door de blauwe steen op de borst van de man.
Deze man was Lazulis, zijn vader en dan moest die vrouw zijn moeder zijn. Damion keek met een glimlach naar het paar. Damion keek nog eens goed naar de steen op de borst van zijn moeder.
Hij herkende het niet, atlans niet meteen. Damion zocht in zijn geheugen naar de naam van zijn moeder.
Het had een speciale naam, ook een naam naar de een steensoort.
Damion begon zich totaal niet op zijn gemak te voelen. Hij probeerde rustig adem te halen, maar niets hielp.
'Ons kind zou speciaal worden,' zei Damion's moeder zacht tegen zijn vader die een hand op haar buik liet rusten.
Het beeld vervaagde langzaam totdat er alleen maar een donkere ruimte overbleef.
'Damion,' gromde er een diepe stem door de lege ruimte en twee donkere draken ogen keken recht in die van hem. Damion schrok door een hand op zijn schouder.
Damion kwam bezweet overeind en hij moest rustig ademhalen om zijn hartslag te kalmeren.
Damion keek recht in de bezorgde ogen van Tobias. Damion kon niks zeggen van wat hij gezien had.
Alles was een droom.
'Damion gaat het wel?' vroeg hij en Damion kon enkel knikken. Tobias gaf hem een glas water, waarbij Damion het aanpakte en er een paar slokken uit nam. De ogen van de jongen schoten vol, zijn lichaam trilde van de droom. Tobias stak zijn hand uit, zodat Damion hem aan kon pakken en overeind te komen. Hij wankelde wat op zijn benen.
Hij werd begeleid naar het bed en ging daar weer zitten.
'Vertel me wat er gebeurd was, waarom rende je weg?' vroeg Tobias bezorgd, maar Damion schudde zijn hoofd.
'Ik durf er niet over te praten,' hikte hij door de tranen heen. Tobias trok hem naar zich toe.
'Je moet het me vertellen, ik zal je niet verder dwingen, maar dat lucht een hoop op,' suste hij.
Damion knikte en ging beter op bed zitten.
'Ik had een droom over mijn vader en moeder, ze danste door de keuken en ze zeiden dat ik een speciaal kind was,' sprak damion, maar verder kwam hij niet.
Tobias wist er niks op in te brengen.
'Speciaal ben je zeker, je ouders waren een genot om naar te kijken. Ze waren gelukkig samen, totdat er iets tussen kwam,' sprak hij en Damion wist waar hij het over had.
'En de ceremonie?' vroeg Damion ineens, niet wetend of hij het gemist had of niet. 'De speeche is al geweest, maar de ceremonie zelf begint zo, daarvoor kwam ik je halen.'
Damion kwam overeind en liep naar de deur.
'Dan moeten we opschieten,' zei hij en Tobias liep achter Damion aan naar het plein.
Het plein zelf was druk en de kinderen stonden kriskras met elkaar te praten. Het werd stil toen Damion bij hun voegde. Damion wilde hoi zeggen, maar door de aanstarende gezichten, was er geen mogelijkheid om zijn mond open te trekken.
Een jongen van dezelfde leeftijd als hij liep naar hem toe. Zijn ogen waren ongewoon paars en zijn blonde haren was opgestoken.
'de meeste zeggen dat je speciaal bent, maar volgens mij ben je geen draak. Je eindigd in de keuken net als de meeste van ons,' zei hij grijnzend.
Damion keek met een opgetrokken wenkbrouw naar de jongen voor hem.
'Mag ik dan weten wie je bent, dan kan ik degene aanspreken van wie ik gehoord heb dat ik het niet zou redden,' kaatste Damion terug. De jongen keek stomverbaast.
'Ik ben Castor Levifield, ik ben de zoon van de hertog van Levifield.' Damion begon te lachen.
'Ik heb gehoord dat Levifield een klein plaatsje is onder Evrest. Ik ben Damion, ik kom uit Araggia.' Vele gezichten keken nu zijn kant op. Iedereen wist dat Araggia de hoofdstad van Pawei was, als je daar woonde was je rijk en kon je doen wat je wilde.
'Ik ben de enige echte zoon van de beroemde Lazulis.' Damion stroopte zijn mouw op en liet het merksymbool op zijn rechter arm zien. De mond van Castor viel open, maar herpakte zich weer.
'Dat zegt nog niks, iedereen kan zoon symbool hebben,' sprak hij uit verdediging.
Damion knoopte zijn hemd los.
Hij schoof zijn hemd naar beneden zodat de steen zichtbaar werd voor zowel Castor als iedereen, maar de gezichten van de kinderen zeiden meer dan dat hij zijn Lapis steen liet zien.
Nee, dit zei veel meer dan de lapis steen.
Damion richte zijn hoofd naar zijn borst en wat daar zat was een combinatie van een kristal steen en de Lapis.
En toen wist hij het ineens, het was de steen Laimond.
Reageer (1)
Oeh! Me wants more!
1 decennium geleden