Hoofdstuk 1
Ik lag op de zachte matras en staarde naar het plafond. Er zaten verschillende scheuren in het plafond waardoor het niet zo stevig was, net zoals de muren niet echt weerstand boden. Ik zou hier makkelijk uit kunnen breken. Heel makkelijk zelfs. Maar een beetje kracht zetten op die muren en dan was ik vrij.
Maar om de een of andere reden wilde ik niet ontsnappen en bleef ik hier gewoon.
Hoewel ik wist dat het hier slecht was, dat ik eigenlijk zo snel mogelijk terug moest. Waarnaar? Geen idee.
Ik had geen idee wat me tegenhield...
Ik grinnikte half bij de gedachte. Waarom ontsnapte ik niet gewoon... Ik kon geen enkele reden bedenken waarom ik hier zou moeten blijven.
Komt dat omdat ik in de afgelopen tijd niks anders gewend was? Dat ik op een of andere reden hier een band heb aangelegd? Waarom? Ze konden me niks bieden. Ze gaven me eten... Dat is het enige. Was ik bang voor de rest van de wereld? Was ik bang om niet meer geaccepteerd te worden zoals ik nu was? Als dat zo was, moest ik hier dan een einde aan maken? Ik grinnikte nogmaals. Herinneringen van vroeger schoten weer naar binnen. Ik probeer de gedachte vast te houden. Maar tevergeefs. Ze verdwenen altijd weer na een tijdje. Hoelang was ik hier al niet?
Ik probeerde terug te gaan in de tijd en te bedenken hoe lang ik hier vastzat. Lang, dat was zeker. Ik kon me niet eens bedenken dat ik ooit ergens anders had gezeten. Heel m'n leven dus, zolang was ik hier. M'n lichaam was al zo goed als volgroeid en ik was dus net uit de pubertijd, 18 jaar misschien?
Ik zuchtte...
Hoe was ik hier eigenlijk terecht gekomen?
Ik was zo hard in gedachten verzonken dat ik het niet eens merkte toen de deur openvloog en er een bekende man in de deuropening verscheen...
Ik keek de bekende man aan maar moest even weer op de reële wereld komen.
'Ga je nog wat doen? Of blijf je daar de hele dag liggen?' Het enige wat ik deed was kijken.
Had hij ook al weer een naam? Vast vergeten... Hadden ze maar beter voor me moeten wezen... Ik weet dat het mogelijk was... Ik zag dat ze met elkaar beter om gaan dan dat ze met mij deden...
'Wat moet ik dan doen?' vroeg ik terwijl ik hem bedachtzaam aankeek.
Zijn naam lag echt op het punt van m'n tong, maar ik kon er gewoon niet opkomen.
'Werken misschien?' opperde hij. 'Er staan nog een tiental blokken die wij niet kunnen tillen.'
Ik zuchtte, zo ging het dus iedere keer weer. Ik moest al het zware werk opknappen, was een soort van slaafje...
Moeizaam kwam ik overeind en volgde ik hem naar buiten.
Ik volgde hem in de lange hoge gangen. Was ik de enige die zo was?
Reageer (1)
Blegh, stom die 'ie dat moet opknappen. ^^
1 decennium geleden