Foto bij 5. Black Rose

Ze heeft zichzelf tegen mijn schouder in slaap gehuild. Ik til haar op en draag haar naar haar bed. Ze kreunt even maar zakt dan weer in een diepere fase van de slaap. Ik kijk naar de slapende Cybele. Ze is zo mooi, ook al zie je nog de zoute tranen op haar wangen liggen. Ik zou met mijn handen door haar steile, rode haar willen gaan. Haar bleke huid lijkt wel van porselein. Zo mooi, zo breekbaar. Haar licht roze lippen zou ik wel kunnen kussen en ze passen perfect bij haar bleke huidskleur. Haar neus is een schattig klein wipneusje en als ze haar ogen open had, zou ik haar stralende olijfgroene ogen kunnen zien. De ogen die net nog met kristaltranen bedekt waren. Ik zucht. Ik zou nog wel uren naar haar kunnen staren. Hoe kan ze zo mooi zijn terwijl ze niet van engelen komt?
Of nou ja, niet alleen van engelen. Hoe ga ik haar vertellen dat haar moeder nog leeft? En nog moeilijker: Hoe ga ik vertellen dat haar moeder een engel is? Daar komt ook nog eens bij dat ik ervoor moet zorgen dat ze niet naar haar moeder gaat zodra ze weet dat ze nog in leven is. Ik denk aan Cybele en het moment dat haar ogen rood werden. Daardoor denk ik aan de engel die Cybele wilde en samen met dat de reden waarom hij haar wilde. Hoe ga ik Cybele alles vertellen wat ik over haar weet? Ik zucht.

Onwetendheid,
is een vloek
en een zegen.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen