Hier het eerste hoofdstuk. Ik hoop dat jullie het een beetje leuk vinden. Het is fijn als je een reactie achterlaat, of een kudo.
Veel leesplezier, in ieder geval!;)

Juliette Stevenson kon haar blik niet van het raam aftrekken. Ouders en andere familieleden stonden breed lachend en zwaaiend op het perron om hun kinderen gedag te zeggen. Het was een druk tafereel waarbij verschillende emoties kwamen kijken. Zo was er een meisje dat snikkend haar moeder omhelsde en zo te zien de grootste tegenzin had om naar Zweinstein te vertrekken. Een paar meter verderop was er dan weer een lachende jongen te zien die enthousiast de trein in liep terwijl hij zijn hutkoffer achter zich aan sleepte; hij kon duidelijk niet wachten om op school te arriveren. Juliette slaakte een zuchtje en glimlachte flauwtjes. Ach ja, ze zou het schooljaar vast wel overleven, het was niet dat haar leven zo verschrikkelijk was, maar ze hield gewoon niet zo van school. In tegenstelling tot het overgrote deel van de andere leerlingen, was ze er niet zo blij mee dat ze een heks bleek te zijn. Eigenlijk had ze veel liever op een normale school gezeten, dan zou ze iedere avond weer naar huis kunnen gaan en haar ouders en zus kunnen zien, maar ze had nu eenmaal magische krachten in zich, en ze was dus verplicht te leren hoe ze die onder controle kon krijgen. Natuurlijk kwam magie zo nu en dan wel van pas, maar het was niet alsof ze het echt nodig had. Ze zou zich perfect kunnen redden zonder toverij, maar ze zat nu eenmaal op Zweinsteins Hogeschool voor Hekserij en Hocuspocus, en het was niet anders, dus het had ook geen zin om erover door te blijven zeuren.
Juliette wierp een laatste blik op de menigte op het perron en haar blik viel op haar zus, die wuivend naast haar moeder stond. Ze trok een mondhoek op en zwaaide. Diep in haar binnenste voelde ze toch een steek van jaloezie voor haar jongere zusje, die naar een normale school kon gaan en normale vakken kreeg, waar geen magie aan te pas kwam. Juliette zuchtte nogmaals en voelde hoe de trein over de rails begon te rijden. Ze zwaaide een beetje ongelukkig naar haar familie, die ze een heel trimester niet zou kunnen zien en die ze vreselijk zou gaan missen. Toen ze eenmaal uit haar zicht verdwenen waren, draaide ze zich met haar rug naar het raam en haalde een klein, leren boekje uit haar koffer, dat ze opensloeg op de pagina waar ze de vorige keer geëindigd was. Dit boekje betekende erg veel voor Juliette en ze zou het onmogelijk kunnen missen. Het was háár boekje, haar dagboek eigenlijk. Ze schreef er alles in op wat ze dacht en wat ze voelde, haar hele leven stond erin beschreven. Ze moest er niet aan denken wat er zou gebeuren als het in de verkeerde handen terecht zou komen. Oh, dat zou ze verschrikkelijk vinden. De persoon die het zou lezen, zou toegang hebben tot alle gedachtes en gevoelens die ze sinds haar eerste jaar op Zweinstein gehad had en zou haar grootste geheimen kennen. Juliette rilde spontaan bij de gedachte daaraan; ze zou er echt niet tegenkunnen als dat ooit zou gebeuren. Ze drukte haar boekje tegen zich aan en beloofde zichzelf dat ze het altijd bij haar zou houden en het nooit kwijt zou raken. Niemand behalve haarzelf zou het ooit met een vinger aan kunnen raken, want het was haar boekje. Alleen van haar en van niemand anders.
Juliette haalde een blauwe vulpen uit haar tas en begon neer te pennen hoe ze zich voelde en hoe haar dag tot nu toe was geweest. Tijdens het schrijven genoot ze van de stilte en de rust die in de coupé heerste. Ze zat alleen en had dus geen last van het lawaai van andere leerlingen. Juliette kon daar echt van genieten; gewone stilte kon soms zoveel meer zeggen dan duizenden woorden.
Normaalgezien zou ze samen met haar allerbeste vriendin, Camilla Legranse, in een coupé zitten, maar dit was hun vijfde jaar op Zweinstein, en Camilla was tot klassenoudste benoemd en ze was dus verplicht om in de speciale coupé te gaan zitten. Camilla was dolenthousiast geweest toen ze te weten kwam dat ze klassenoudste geworden was. Sinds dat ze de brief ontvangen had, had ze voortdurend met die badge op haar trui rondgelopen. Juliette was blij voor haar vriendin, maar vond het wel vervelend dat ze er constant over liep te stoefen. Begrijp het niet verkeerd, Juliette had er totaal geen problemen mee dat zij geen klassenoudste was, daar was ze zelfs blij om, maar ze vond het niet leuk dat Camilla’s gesprekken altijd over hetzelfde, saaie onderwerp gingen. Maar ja, dat zou vast wel overgaan.
Toen Juliette klaar was met schrijven, bladerde ze terug naar ergens in het begin van haar boekje. Het was een stukje dat ze in een van haar eerste maanden op Zweinstein geschreven had, vijf jaar geleden. Ze vond het wel leuk om af en toe eens te lezen wat ze vroeger meegemaakt had, dus dat deed ze nu ook om de tijd te doden.
Het was een rotdag vandaag. Alweer. Ik begrijp eigenlijk echt niet wat ik hier doe, want het lukt me toch allemaal niet. Waarom ben ik een heks? En waarom kan ik zogezegd toveren? Het is gewoon belachelijk en het slaat nergens op. Ik ben in zowat alle vakken slecht, terwijl al die volbloeden en halfbloeden doen alsof het een fluitje van een cent is. Het lijkt me steeds waarschijnlijker dat ze een fout gemaakt hebben bij het versturen van de brieven, dat ik hier eigenlijk helemaal niet thuishoor. Misschien was mijn brief wel voor mijn zus bedoeld, zij zou hier waarschijnlijk veel beter in zijn. Maar ja, ik zit hier nu, en daar is niets aan te doen.
Wat het nog erger maakt, is dat een paar jongens uit Zwadderich me steeds achternalopen en me ‘modderbloedje’ noemen. Ik heb eigenlijk geen idee wat het betekent, maar Camilla zegt dat het een beledigende scheldnaam is voor kinderen met dreuzelouders. Tja, mijn ouders zijn nu eenmaal dreuzels, dat is de benaming die ze hier gebruiken voor mensen die geen magische krachten bezitten. Dus ja, eigenlijk ben ik wel een zogenaamd ‘modderbloedje’, maar ik zou willen dat ze me gewoon met rust zouden laten. Die Zwadderaas zijn gewoon nogal eng en angstaanjagend, vooral Marten Vilijn. Hij kijkt me steeds met doffe ogen aan en scheldt me honderden keren per dag uit voor allerlei tovenaarstermen die ik niet begrijp. Joost mag weten wat het allemaal betekent.
Mijn lijstje met dingen die ik haat, is na mijn eerste week hier op Zweinstein al een heel stuk langer geworden. Nu ik toch bezig ben, kan ik net zo goed meteen mijn haat-lijstje hier opschrijven. Eerst en vooral heb ik een hekel aan de lessen Toverdranken en Geschiedenis van de toverkunst, al lijken er wel meer leerlingen te zijn die die vakken niet leuk vinden. Dan heb ik ook nog een bloedhekel aan Zwadderaars, met name Marten Vilijn. Die besteden zo veel aandacht aan je bloedstatus, ze beoordelen je op je bloedstatus. En omdat mijn ouders dreuzels zijn, is de beoordeling die ik krijg lager dan laag. Ook vind ik het vreselijk om te spreken voor een grote groep mensen of in de belangstelling te staan. Steeds als dat gebeurt, word ik zo rood als een tomaat en begin ik te stotteren. Ik moet nooit in de politiek gaan of zo. Te veel gepraat. Daarnaast kan ik ook niet goed tegen mensen die denken dat ze beter zijn dan anderen en egoïstisch doen.
Dat was het wel zo’n beetje voor vandaag, al denk ik dat mijn lijstje met dingen die ik haat nog veel langer zal worden. Ach ja, ik ben in ieder geval blij dat ik nu in mijn bed kan kruipen, en morgen zien we wel weer.
Juliette klapte haar boekje weer dicht en stopte het weer netjes terug in haar hutkoffer. Ze keek weer uit het raam en zag de bomen en struiken voorbijflitsen aan een enorme snelheid. Een hele tijd lang staarde ze zonder iets te doen naar buiten terwijl ze op een crackertje kauwde. Ze schrok op uit haar gedachten door de deur van de coupé die opengeschoven werd en ze draaide haar hoofd meteen in de richting van de deur.
In de opening stond Camilla Legranse, klassenoudste van Ravenklauw en Juliettes beste vriendin. Camilla was verwonderlijk veel verandert in de zomervakantie. Haar bruine, golvende haar, dat tot voor de vakantie slechts tot haar schouders kwam, viel nu bijna tot op haar heupen. Haar blauwe ogen, waar Juliette vreselijk jaloers op was, waren omringt met een dikke laag mascara en oogpotlood. De rest van haar gezicht was trouwens ook bedolven onder een laagje make-up en haar huid was fel gebruind door de zon. Net als Juliette had Camilla haar zwarte schoolgewaad ook al aangetrokken, en haar gouden klassenoudstenbadge was op haar rechterborst bevestigt.
Camilla spreidde haar armen en omhelsde Juliette stevig, ze hadden elkaar ten slotte twee maanden niet gezien. Na een minuut of wat lieten ze elkaar los om elkaar nauwkeurig te bestuderen.
“Zeg, Cami, wat heb je met je haar aangevangen? Dat groeit normaalgezien geen vijftig centimeter in twee maanden,” vroeg Juliette aan haar vriendin terwijl ze een hand door haar eigen, donkere haar heen haalde.
“Je weet wel, een klein groeispreukje en het groeit als een gek,” antwoordde Camilla nonchalant.
“Maar je weet toch dat we helemaal ni-“
“Ik weet het, we mogen niet toveren in de zomervakantie, maar mijn zus heeft het gedaan. Je weet dat ze nu meerderjarig is, en ze mag het dus wel,” zei Camilla nog voor Juliette haar zin kon afmaken. “Rosalie kan er trouwens toch niet genoeg van krijgen om te toveren nu ze eindelijk meerderjarig is, ze heeft de hele vakantie lang met haar stok door het huis heen gehuppeld.”
“Ik vind het je wel leuk staan,” besloot Juliette terwijl ze een lokje haar van haar vriendin tussen haar vingers nam en eraan voelde.
“Maar wat heb jij eigenlijk gedaan deze zomer? In tegenstelling tot mij ben je helemaal geen steek veranderd, op de blauwe en paarse lokken na dan.” Camilla plofte neer op de bank en kruiste haar armen.
Tussen Juliettes lange, donkerbruine haar waren enkele felblauwe en paarse lokken te vinden. Ze wilde helemaal geen gekleurde haren hebben, maar ze kon er niets aan doen. Het meisje was een transformagiër, een tovenaar die zijn uiterlijk naar eigen zeggen kon aanpassen. Nu ja, transformagiërs konden normaalgezien zelf beslissen hoe ze eruit zagen, maar Juliette had haar gave helemaal nog niet onder controle, waardoor er zo nu en dan vanzelf een wijziging in haar uiterlijk plaatsvond terwijl ze dat helemaal niet wilde.
“Ach, je weet wel, de dingen die ik altijd doe als ik thuis ben. Lezen, schrijven en meer van dat soort dingen. Gewoon wat ik graag doe. En de paarse lokken… Tja, je weet dat ik het niet onder controle heb, het gebeurde gewoon en ik krijg ze er niet meer uit,” antwoordde ze aan haar vriendin.
“Je zult je gave vast ooit wel eens fatsoenlijk kunnen besturen, en ik vind die kleurtjes in je haar helemaal niet lelijk hoor,” zei Camilla terwijl ze een pepermuntje in haar mond stak.
Juliette haalde haar schouders op. Hoewel de meeste tovenaars het transformagiër zijn als een gave beschouwden, vond ze het soms behoorlijk irritant. Als ze het nu zou kunnen controleren zou het zo erg nog niet zijn, maar het was gewoonweg gênant als er weer iets aan haar uiterlijk veranderde zonder dat ze het wilde.
“Zeg, moet jij eigenlijk niet in die klassenoudstencoupé zitten?” vroeg Juliette, kijkend naar de glimmende, gouden badge op de borst van haar vriendin.
“Wel, we hebben net wat instructies gekregen wat betreft het klassenoudste zijn, en nu horen we eigenlijk door de trein te lopen en leerlingen te controleren op wat iedereen doet. Ik mag hier helemaal niet zijn. Eigenlijk kwam ik alleen even dag zeggen,” vertelde Camilla. “Ik moest maar eens gaan, straks pakken ze mijn badge nog af.”
Juliette zuchtte en had meteen spijt van haar vraag. Nu was ze haar gezelschap kwijt en moest ze weer alleen zitten. Camilla stond op, zei haar vriendin gedag en liep de coupé weer uit, met haar tovenaarsmantel achter zich aan wapperend. Omdat ze toch niets beters te doen had, grabbelde Juliette maar weer in haar koffer en haalde er een boek uit, genaamd Een vorstelijke beproeving. Enkele weken geleden was ze erin begonnen en ze kon niet meer stoppen met lezen, zo prachtig vond ze het.
Een tijd lang werd ze door niets of niemand meer gestoord en kon ze rustig verder lezen in haar boek, tot ze het bekende geluid van het snoepkarretje hoorde. Het karretje werd al jarenlang door hetzelfde, oude dametje bediend, en Juliette mocht het vrouwtje graag. Ze bestelde een aantal chocokikkers, pompoentaartjes en ander snoepgoed en nam het lachend in ontvangst. De Smekkies in alle Smaken kocht ze niet, omdat ze die dingen niet meer in haar mond stak sinds ze er eentje met overgeefselsmaak geproefd had.
Toen Juliette uiteindelijk haar boek uit had, stak ze het zorgvuldig wel en haalde haar eigen, persoonlijke dagboekje weer uit haar tas. Alweer begon ze wat gedachtes en meningen die in haar opkwamen op te schrijven. Af en toe keek ze eens op om uit het raam te gaan staren of om recht te gaan zitten, maar voor de rest verroerde ze geen vin. Buiten begon het stilaan te schemeren en Juliette staarde naar de rode, ondergaande zon die te zien was. Ze waren nu al zo’n vier uur onderweg, zo gek lang kon het nu niet meer duren. Normaalgezien duurde een rit van Londen naar Zweinstein ongeveer vijf uur lang, dan hoefde ze nog maar een uurtje te wachten. Niet dat ze er zo naar uit keek om weer op de tovenaarsschool te zijn, maar in de trein zitten was ook weer zo saai en haar achterste begon aardig wat pijn te doen van het zitten. Ach ja, nog een uurtje rustig lezen en schrijven en dan had ze deze rit ook weer overleefd.
Maar helaas voor Juliette verliep het laatste uurtje van de rit niet zo rustig als ze zou willen. Ze zat weer wat in haar boekje te lezen toen het deurtje van de coupé openging. Het meisje verwachtte dat ze Camilla zou zien en dat ze eindelijk weer eens wat gezelschap zou hebben. In plaats daarvan keek ze recht in het gezicht van een stel Zwadderaars. Kennelijk was het niet Camilla geweest die binnen gekomen was, maar Marten Vilijn en zijn vrienden. Juliette wist niet wat haar overkwam. Zodra ze de kille uitdrukking in hun ogen zag, wist ze dat ze in de penarie zat.
Dit waren de jongens die haar eerste jaar op Zweinstein tot een hel gemaakt hadden. Zij hadden haar gepest toen ze een elfjarig kind was dat er toen net achter was dat ze magische krachten bezat. Door hen was ze nu zo verlegen en teruggetrokken. Sinds het gepest in het eerste jaar had Juliette voor zichzelf een aantal regels opgesteld. Regels waardoor ze niet meer zou opvallen, waardoor er niemand meer op haar zou letten, zelfs die Zwadderaars niet. Vier jaar lang volgde ze die regels nu al, en ze werkten heel effectief. Sinds ze haar regeltjes ingevoerd had, had ze geen last meer gehad van wie dan ook.
Juliette had drie regels. Eén: ze mocht van zichzelf geen opvallende antwoorden geven in de les of aandacht trekken in de gang. Twee: Ze moest proberen om zich zo goed mogelijk op de achtergrond te houden, in welke omstandigheden dan ook. En drie: Ze mocht niet verliefd worden. Op geen enkele jongen.
Maar hoewel ze die gouden regels nooit of te nimmer gebroken had, stonden er nu toch vijf Zwadderaars voor haar neus. Juliette wist zichzelf geen houding te geven en frunnikte dus maar onwennig aan haar T-shirt. Haar ogen waren op de grond gericht en ze deed alsof ze haar tenen ongelofelijk interessant vond. Ze kon haar hart voelen kloppen in haar keel en haar handpalmen werden zweterig; ze was als de dood voor deze jongens.
“Kijk eens wie we daar hebben!” begon Marten Vilijn terwijl hij een stap in de richting van het arme meisje deed. “Juliette Stevenson, is het niet? Dat trieste modderbloedje uit het eerste.”
Juliette hield haar lippen stijfjes op elkaar en weigerde iets te zeggen. Ze wist dat zelfs als ze een poging zou doen om te praten, ze waarschijnlijk schor en stil zou klinken, en dat was precies wat ze wilde vermijden.
“Ze ziet er nog steeds even triest uit als vroeger, vinden jullie niet?” Deze keer was het Alexander die sprak, een van Martens trouwste vrienden.
“Ja, nog steeds even kinderlijk en lelijk,” vulde Marten Vilijn aan.
Hij pakte een lok van haar haar vast en trok er lichtjes aan. Juliette voelde de neiging om haar hoofd terug te trekken zodat hij van haar af zou blijven, maar ze wist dat ze daar spijt van zou krijgen.
“Hé, wat heb je daar, modderbloedje?” riep Marten opeens, doelend op haar blauwe, leren dagboekje.
Toen Juliette geen antwoord gaf, trapte de Zwadderaar met een venijnige blik in zijn ogen op de tenen van het meisje. Ze gaf geen krimp.
“Ik vroeg wat je in je handen hebt!” Martens hand greep naar het boekje en rukte het uit Juliettes hand. Omdat ze er niet op voorbereid was, kon ze niet meer tegenhouden. Pas een seconde later besefte ze wat er gebeurd was. Haar boekje was afgepakt, door een Zwadderaar nog wel. Ze voelde dat hij het niet meer terug zou gaan geven, al was het maar om haar te pesten. Juliettes mond viel een klein stukje open en haar ogen schoten omhoog, recht in de blik van Marten Vilijn. Die grijnsde alleen pestend en bekeek het boekje nauwkeurig. Vluchtig bladerde hij door de bladzijden heen, en hij had al snel door wat het moest voorstellen.
“Schrijf je in een dagboek, modderbloedje?” vroeg hij grinnikend. “Dat had ik zelfs van een wangedrocht als jij niet verwacht. Een dagboek? Serieus?”
Het groepje Zwadderaars lachte luid met hem mee, waardoor Juliette zich alleen maar slechter ging voelen. Het leek nu alsof iemand zijn handen stevig om haar luchtpijp geklemd had. Tevergeefs probeerde ze zichzelf te verstoppen achter haar lange, dikke haar, maar ze kon toch niet aan de jongens ontsnappen.
Toen het groepje uiteindelijk ongeveer gestopt was met lachen, raapte Juliette al haar moed bij elkaar en ze opende haar mond om iets te zeggen. Haar adem stokte echter voor ze een geluid door haar keel kon krijgen. Ze durfde niet, maar ze moest wel. Hoe kon ze haar boekje nu zomaar laten afpakken door een stel idiote Zwadderaars? Het antwoord was simpel: dat kon ze niet. Nogmaals nam ze diep adem, slikte, en rechtte haar rug.
“Euhm, mag ik het misschien… terug hebben?” stotterde ze onwennig.
De reactie van de jongens was duidelijk. Alexander kon het niet laten om in lachen uit te barsten, Frederick liet een vreemde grinnik horen, en Marten, Marten staarde haar alleen aan, verbaasd over het feit dat ze het gedurfd had om tegen hem te spreken.
Juliette wist eigenlijk al wat het antwoord zou zijn. Langzaam veranderde Martens glimlach in een brede grijns, en na een tijdje schaterde hij het uit.
“Vraag je mij nu echt of je dat stomme boek van je terugkrijgt? Wat denk je zelf?” Marten haalde een hand door zijn korte, bruine haar en wierp een veelbetekenende blik op zijn vrienden. “Ik denk dat ik het nog een tijdje voor mezelf houd, dat kan misschien nog interessant worden.”
Dat was het moment waarop Juliette wist dat dit jaar net zo zou worden als haar eerste jaar. Vreselijk. Marten Vilijn die haar boekje zou gaan lezen en zijn vrienden die haar weer lastig zouden gaan vallen… Ze wilde het niet. Ze wilde naar huis, weg van al die volbloeden, weg van alles wat met toveren te maken had. Maar het was nogal moeilijk om uit een rijdende trein te springen, dus ze moest wel blijven zitten.
“Sukkels,” mompelde Juliette binnensmonds, maar hoe zacht haar stem ook klonk, Marten had haar toch gehoord.
“Wat zei je daar, modderbloedje?” Zijn stem klonk koud en kil, zoals altijd.
“Niets. En zelfs als ik iets gezegd had, zou ik niet tegen jou vertellen wat het was.” Juliette was nog steeds erg verlegen, maar ze zag opeens in dat het niet echt kwaad kon om hem te zeggen wat ze dacht.
Marten was echter niet zo blij met haar opmerking. Zijn uitdrukking veranderde in een venijnig gezicht, als dat van een slang. Hij deed een stap naar voren en net toen zijn gezicht zo dicht bij dat van Juliette was, klonk er gestommel op de gang en de schoof deur weer open. Ditmaal was het veel aangenamer bezoek, Camilla. Haar ogen werden groter toen ze Marten Vilijn zag, en haar blik schoot meteen naar Juliette, die ongelukkig terug staarde.
“Wat staan jullie hier in hemelsnaam te doen?” Camilla’s stem schalde luid door de coupé.
De jongens wisten dat ze klassenoudste was en dat ze dus het recht had om hen strafwerk te geven, dus ze gingen niet tegen Camilla in. Maar Marten, die zelf ook een van de klassenoudsten van Zwadderich was, hield zich niet stil.
“Wij kwamen jou vriendinnetje een klein bezoekje brengen,” zei hij op zijn gebruikelijke, kille toon.
“Wel, het bezoek is ongewenst,” antwoordde Camilla meteen.
“Denk jij nu echt dat het mij iets kan schelen of mijn bezoek gewenst is of niet?” siste Marten gemeen. “Niet dus.”
Juliette wierp Camilla een veelbetekenende blik toe, maar die kon het niet laten om op de Zwadderaar te reageren.
“Het maakt mij niets uit wat jou wel iets kan schelen en wat niet. Maak nu maar gewoon dat je wegkomt, dan hoef ik je lelijke gezicht niet meer te zien.” Dat was typisch Camilla. Ze daagde hem uit en genoot ervan. “Of moet ik misschien een hoofdmonitor halen om je weg te jagen?” voegde ze er nog snel aan toe.
“Ik wou toch net weggaan. Normaalgezien houd ik me niet bezig met zielige kindertjes zoals jullie tweeën,” beet Marten haar toe terwijl hij weer een lokje haar uit zijn gezicht wreef.
“Dan begrijp ik niet wat je hier nog doet,” besloot Camilla, en ze grijnsde naar Juliette.
Marten en zijn groepje draaien zich om en liepen de deur weer uit. De Zwadderaar kon het niet laten om Camilla een schop tegen haar been te geven alvorens hij naar buiten ging, maar het meisje gaf geen krimp.
Juliette zag haar dagboekje uit haar zicht verdwijnen. God mocht weten wie het allemaal zou gaan lezen, Marten was werkelijk tot alles in staat. Ze waren nauwelijks vijf uur geleden vertrokken, en ze kon nu al niet meer wachten tot ze terug naar huis kon. Ze zag als een berg op tegen het gelach en gepest dat haar zou achtervolgen zodra iemand haar boekje zou lezen. Het zou weer net zo erg worden als in haar eerste jaar, daar was Juliette zeker van. Weer zou ze duizenden keren uitgescholden worden voor ‘modderbloedje’ en andere stomme tovenaarsscheldwoorden. Weer zou ze het pispaaltje van de klas zijn. Het zou vreselijk worden.
Kijk, dat was dus waarom ze school haatte.

Reageer (1)

  • Lactare2

    Pfieuw... alles gelezen! Geweldig, ga door!!!

    1 decennium geleden

Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen