De Zuidelijke Waterstam - 68

“Het zou een zware klap zijn voor je vader als je besloot je na die weken weer te gaan verzetten, maar een nog zwaardere klap als je het niet eens probeerde.”

“Ik wil hem zien. Ik wil mijn vader zien.” Hij keek me aan. “En mijn moeder en mijn gezin en…”
“Ik vraag of ze je vader halen en ik zal prinses Lizzie doorgeven dat je graag de anderen ook ziet.”
“Maar ik wil haar er niet bij! Ik wil er geen bewaking bij!”
“Zonder bewaking zal ze het niet toestaan, maar je kan wel kiezen tussen mijn schoonbroer en mij of de prinses of haar soldaten.”
“Goed, u dan”, bromde hij. Ik knikte en liep het lokaaltje uit, naar de wachters.
“Zijn vader gaan halen?”, vroeg er één verontwaardigd.
“En prinses Lizzie vragen of ook de rest van zijn familie mag komen”, vulde ik kalm aan.
“Waarom zou ze dat toestaan?”
“Omdat ik het vraag”, zei ik eenvoudig. “Prinses Lizzie en ik hebben hier al afspraken rond gemaakt.”
“Goed dan”, verzuchtte één van de wachters. “Maar als hij ontsnapt terwijl wij weg zijn…”
“Dat zal niet gebeuren”, zei ik kalm. “Mijn schoonbroer en ik kunnen uitstekend vechten als het nodig is, maar ik ben er van overtuigd dat deze man niets zal proberen, zeker niet voor hij zijn familie gesproken heeft.” De wachters bromden en liepen naar buiten. Kalm liep ik weer naar het kamertje waar Jirou en Thomatio zaten. Jirou was het water uit de kan die op tafel stond aan het sturen.
“Kent u dat gevoel? Dat u pas echt uzelf kan zijn als u kunt sturen?”, vroeg hij aarzelend. Ik glimlachte.
“Niet in die mate, al doet het wel deugd om het te kunnen doen als het lange tijd geleden is. Maar ik ken wel anderen die dat gevoel wel kennen.”
“Kunt u ook sturen? Ik bedoel, echt sturen, ermee vechten, of kunt u alleen helen.”
“Allebei”, zei ik, maar ik was op mijn hoede. Was hij ons aan het testen?
“Katsu was de beste meester van het dorp”, ging hij echter gewoon verder. “Ik heb heel wat van hem geleerd.”
“Je broer was een goed man”, zei ik met een glimlach.
“Waarom moest hij dood?” Jirou keek me recht aan. “Waarom hij wel en u niet?”