Foto bij Dag 38. Opdrachten

sorry voor het late online zetten van dit hoofdstuk, is het met dit extra lange hoofdstuk goed gemakt?

Ik gaapte en rekte me uit. Voor me lag een klein lapje vlees. Zonder enige twijfel at ik het op en begon rondjes te lopen in de kamer. Nog geen minuut later kwam er een man binnen die mij gevaarlijk aan keek. Ik veranderde in een mens.

'Wat is er?' Vroeg ik zacht. Ik herkende deze man ergens van, toen herinnerde ik het me weer. Tegen hem had ik gister gevochten. 'Nog steeds boos over gisteren?' Ik grijnsde.

'Hou je mond en loop mee.' Ik haalde mijn schouders op, waarom niet? Ik kon toch nergens heen. Ik liep achter de man aan. Tot mijn verbazing stond de hele gang vol met gewapende mannen die mij verbaast aan keken omdat ik gewoon mee liep. Ik grijnsde, maar dat was geen goede beslissing. De mannen kregen wantrouw en richtte hun wapens op mij. De gangen leken niet op te houden. Op een gegeven moment kwamen we aan bij een kamer  en werd ik plotseling  verdoofd. Daarna werd ik de kamer in geduwd en vast gezet op een stoel. Ik herkende deze kamer wel. Hier waren de vorige keren tattoos gezet. De man kwam binnen lopen met naalden enzovoort bij zich.

'Ik zei toch dat je hier nog een keer zal komen.' Ik gromde.

'Oh, wat ben ik bang zeg. Poeh poeh.' Zei hij sarcastisch en lachtte me uit.

'Als jij hier had gelegen had je heel anders gepiept. 'Gromde ik.

'Maar dat lig ik niet.' Ik rukte aan de banden die mij vast hielden. 'Laten we beginnen.' Hij stak de eerste naalden in mijn lichaam.

Na twee en een half uur wachten was hij eindelijk klaar. Het was als hetzelfde patroon als op mijn vacht stond. Zonder enig woord werd ik los gemaakt en weer door de gangen getrokken, de eindeloze witte gangen. Ik werd weer in mijn eigen vertrouwde hok geplaatst. Ik zuchtte, moest dat nou? Kennelijk wel dus... Na een half uur stil een hoek zitten kwam de vrouw van de dag daarvoor naar binnen.

'Ga tegen de muur aan staan, met je gezicht naar de muur, dat kost een stuk minder moeite.' Zei ze. Ik deed gehoorzaam wat ze zei. Het halsband ding dat ze me gisteren om had gedaan verving ze door een nieuwe, er hing een groot zwaar ding aan.

'Goed zo, wacht nu totdat ik de kamer uit ben en ga dan maar weer in je hoek zitten.' Ze liep weg en deed de deur dicht. Ik liep naar het hok waar ik eerst zat. Vlak nadat ik was gaan zitten kwam er een man binnen lopen. Hij pakte me bij mijn schouders en duwde me vooruit weer de saaie gangen in. Het leek een half uur te duren voordat we bij onze eindbestemming aan kwamen. We kwamen in een kleine ruimte met een grote glazen buis in het midden. Een luik in de buis werd open gedaan en ik werd er in gedrukt. Het luik ging weer dicht, ik zat op gesloten. Plotseling kwamen er allemaal mensen binnen. Veel hadden kleine laptops bij, maar sommige hadden schrijfboekjes. Een vrouw stond met een groot tekenblok daar en met een paar potloden en houtskool. Af en toe keek ze op en begon dan weer verder te schetsen. Toen ze klaar was liet ze het zien aan een man die naast haar stond. Hij knikte goedkeurend en liep toen de kamer uit. Zonder dat ik het echt had gemerkt was ik in een wolf veranderd en werd de buis omhoog getakeld.

Pas toen ik een frisse bries door mijn vacht voelde merkte ik dat ik in een bos was. Wat doe ik hier? En hoe kom ik hier überhaupt? Ik keek om me heen en ving de geur van mijn broertje op. Ik rende er op af. Daar stond mijn broertje, hij keek nog verbaast om zich hen toen ik op hem sprong.


'Elsa ga van me af, ik krijg geen lucht.' Ik sprong van hem af en ging naast hem zitten.

'Wat zouden we hier moeten doen?'

'Ik heb geen idee.... Maar een ding weet ik wel, dat we zullen verhongeren als we hier blijven staan.' Zei ik tegen Pascal. ik rende al weg voordat hij überhaupt kon nadenken. Niet heel veel later ving ik een geur op, iets wat ik al heel lang niet heb geroken, vers gebakken brood. Ik schudde mijn kop, dit kon toch niet waar zijn?

Een hele hoge piep klonk plotseling in mijn oor. die piep die ging over naar een vrouwen stem die zei: 'Jij gaat nu die bakker beroven.'

'Waarom zou ik?' Gromde ik.

'Omdat ik anders je roedel wat aan doe...' Was dit waar? ik bedoel, diegene die dit zei kon best gelijk hebben. De andere waren waarschijnlijk nog steeds in het lab, of waren hun ook op pad gestuurd om onrust te stoken? Een kleine schok drong me aan om het te doen. Achter mij ritselde iets in het bosje, het was gelukkig Pascal maar.

'Wat is er? Je ziet er zo angstig uit.'

'Er is niks, blijf hier wachten totdat ik terug kom.'

'Waarom…?'

'Doe alsjeblieft wat ik zeg, misschien is de roedel in gevaar.' Pascal keek me eerst niet begrijpend aan maar ging op de grond liggen. Hij kijkt naar me met een blik aan die 'succes' betekende. Ik sloop dichter bij de bakker totdat ik hem zag. Ik praatte mezelf moed in en rende toen rechtstreeks naar de bakker. Ik sprong door het raam en begon luid te grommen. De mensen die binnen waren begonnen luid te gillen, echte angst stroomde door hun aderen. Sommige probeerden dingen naar mij te gooien, maar ik ontweek alles. Er kwam een man naar voren die boven op me probeerde te springen.

Ik deed een stap naar rechts en hij kwam vlak naast me op de grond. Ik sprong boven op hem en beet in zijn schouder. Alle woede die ik voelde reageerde ik af op deze man, de van binnen wist ik dat het niet goed was . Maar op de een of andere manier werd dat zo overtroffen door mijn woede dat ik daar niks meer voor voelde. Zonder enige moeite spong ik van hem af opzoek naar iemand die ik kon pijn doen. Jammer genoeg was iedereen al weg gevlucht en zelf de man die ik had gebeten was al weg gerend. Snel griste ik een brood mee en rende weg. Toen ik weer buiten was merkte ik pas dat dit de bakker was waar ik mijn brood altijd haalde. Het lag maar tien kilometer weg van mijn huis. Was het  zo dicht bij geweest? En sinds wanneer zat een deel onder de grond? Zonder aarzelen rende ik weer naar binnen om een krant te pakken. Later zal ik er doorheen bladeren om te kijken of er nog wat leuks in stond.

'Goed gedaan Elsa, de komende uren krijg je wat rust.' Zonder te reageren liep ik rustig terug naar mijn broertje. Hij zat rustig te wachten totdat ik terug kwam.

'Hoi, ben ik weer.' zei ik.

'Wat heb je gedaan?'

'Ik moest van de mensen uit het lab een bakker beroven.' Ik viel op de grond.

'Zullen we gaan jagen Elsa?' vroeg hij blij.

'Waarom ook niet?' Ik stond op en rende achter mijn broertje aan.
Na een succesvolle jacht gingen we terug naar de bakkerij. Wat nu? Ik zuchtte, waarom moest dit? Wat is hier het nut van? Willen ze soms dat we paniek veroorzaken zodat mensen nog meer gaan geloven dat wij slecht zijn?

'Ga terug naar het punt waar je voor het eerst kwam en wacht daar.' De stem beviel me niet, waarom zou ik gaan als ik ook gewoon hier kon blijven staan en van mijn vrijheid ging genieten? Plotseling kwam er een redelijk harde stroomstoot waardoor ik wel gedwongen werd om terug te keren. Pascal was al weg, hij had niet getwijfeld of hij wel terug ging. Ik volgde mijn eigen geur terug. Eenmaal aangekomen kwam er een pijltje die mij meteen verdoofde.

Ik werd wakker van een harde koude grond. Ik stond op en rekte me uit. Vlak naast me lag een bus. En bus met zwarte graffiti er in. Ik keek om me heen. Hoorde dit? Zonder enige aarzeling veranderde ik in een mens en pakte het op. Ik keek nog een keer om me heen. Zou dit toeval zijn? Of zouden ze hebben geweten dat ik ooit veel graffiti had gespoten? Ik schudde het busje en liep naar een wand. Wat zou ik maken? Een wolf is erg lastig maar ik kon het vroeger ook, waarom nu dan niet meer? Een wolven kop kwam in me op. Ik deed mijn ogen dicht en begon te spuiten. Na vijf minuten deed ik mijn ogen open en zag dat de neus van de wolf af was. Ik keek achter me en zag een camera die de neus van de wolf filmde, wachtend totdat het af was. Ik keek weer naar de neus en begon verder te spuiten. Na een kwartier spuiten kwamen de ogen en een deel van de oren te voorschijn. Ik keek er tevreden naar. Het was nog niet af maar het was al redelijk mooi. Zonder nog meer te treuzelen maakte ik hem af. Persoonlijk vond ik hem heel mooi. Ik was helemaal vergeten hoe leuk het was.

Plotseling herinnerde ik de blikken van mijn ouders toen ik werd thuis gebracht door de politie die me te pakken had gekregen. Een maand had ik met de hand de afwas moeten doen. Ik zuchtte, het was niet een van mijn leukste herinneringen. Ik ging op de grond liggen staren naar het plafond. In mijn verbeelding kwam er een sterrenhemel op te staan. Ik lachte zacht.

Er ging een luik achter mij open. Ik keek om en zag een nieuw busje liggen. Donker blauw. Wat kan ik met blauw en zwart? Plotseling herinnerde ik me de sterren hemel die ik een half uur geleden had gezien. Ik begon meteen. Allereerst verscheen een mooie ronde witte maan. En ook al snel kwamen eerste sterren te voor schijn. Ik had deze sterrenhemel eerder gezien. Dat was in Groenland. Mooie herinnering. Maar Peter, hij was zo aardig geweest voor ons, maar de mensen hier hadden hem vermoord. Zonder dat ik wat had kunnen doen! Alle woede over wat ze hen hadden aan gedaan kwam weer naar boven. Ik veranderde in een wolf. Nog steeds hing de camera in de kamer. Ik sprong en sloeg met mijn klauw er tegen aan. Het lag nu met zijn lens naar een wand op de grond. Ik veranderde weer in een mens en pakte de camera op.

'Ik krijg jullie nog wel, ik zal wraak nemen op wat jullie Peter hebben aangedaan.' Zei ik tegen de lens. Ik wist wel dat veel van hen niet wisten waarover ik het had. Maar ik deed het gewoon. Ik keek omhoog, de sterrenhemel was nog niet af. Ik ging weer verder. Toen het af was ging op de grond liggen starend naar de sterren. Ik keek naar de brandwonden op mijn armen. Ze waren zwart geworden. Ik probeerde in slaap te vallen maar dat lukte niet, er moest nog wat geburen. Iets wat ik nu niet zou kunnen doen.

Een grote sneeuwvlakte strekte zich voor mij uit. Midden op die vlakte stond een zwarte schim. Ik rende er naar toe. Iemand riep mijn naam. Een stem die ik nooit meer zal vergeten, Peters stem. Toen ik dichter bij kwam zag ik bloed op zijn kleren zitten.

'Wat is er gebeurt?'

‘Het gaat, maak je maar geen zorgen.' Zei hij zwak. Zo had ik zijn stem nog nooit stem gehoord. Er was wel dergelijk wat mis. Ik veranderde in een mens en ging op zoek naar hout. Ik vond redelijk wat maar lang niet genoeg voor een vuur voor de hele nacht. Toen ik terug kwam lag Peter op de grond. Ik voelde aan zijn pols of hij nog leefde. Ja, maar nog maar net. Als ik niet heel snel het vuur aan kreeg zou hij dood vriezen. Het vuur was al snel aan.

Peter zei plotseling met een zwakke stem: 'Neem dit aan, en vertrek daarna.' Hij stak een klein mes met een koker naar mij toe. Daarna werd alles langzaam zwart.


Wat had deze droom te betekenen? Zou ik het zelf hebben bedacht? Of was Peter nog in leven?

Reageer (1)

  • KorraBlaze0

    Wow spannend
    Snel verder

    1 decennium geleden

Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen