De volgende dag gingen ze weer voor dag en dauw op weg, Evan en Dorian leidden de groep tussen de bomen die Evan de vorige dag had gemarkeerd, tot ze weer op het haast onzichtbare pad stootten. Elyah bukte zich en streek zachtjes over de nog verse sporen.
“Het zijn geen Zilan,” mompelde hij.
Het waren niet de typische sporen die de paarden van de Zilan, die altijd beslagen waren met de beste hoefijzers, normaal gezien achterlieten. Dit waren sporen van eenvoudige paarden wiens hoeven niet waren beslagen met hoefijzers. Elyah zette zich terug recht en richtte zijn blik op de horizon. Het pad slingerde zich een eind tussen de bomen, richting het Noordoosten.
“Het kan geen kwaad om het te volgen, het ligt niet uit onze richting en misschien kunnen degenen die hier hebben gewandeld ons helpen,” sprak Bryn.
Elyah knikte kort ten teken dat hij akkoord ging met Bryns plan. Ze wandelden aan een stevig tempo, zonder te rusten, als ze de groep wilden inhalen moesten ze snel zijn. De sporen toonden aan dat de groep zo’n dag of twee voorsprong had en als zij die voorsprong niet verkleinden zouden ze hen nooit tegenkomen. Elyah en Bryn liepen voorop, hun ogen op de sporen gericht die in de natte aarde te zien waren. Vogels kwetterden vrolijke liedjes terwijl ze geconcentreerd het spoor volgden. Op de vierde dag van de achtervolging liep Bryn een stuk vooruit om te kijken of hij een glimp kon opvangen van een groep trekkers. Hij rende snel over het pad, ontweek behendig boomwortels, uitstekende planten en nog andere obstakels. Zijn hart bonsde snel maar zijn ademhaling klonk regelmatig, hij zou dit uren kunnen volhouden. En eindelijk zag hij even verderop een lichte stofwolk en kon hij figuren onderscheidden. Hij kneep zijn ogen lichtjes tot spleetjes, de mantels die ze droegen, de manier van wandelen, het moesten elfen zijn. Hij slikte even voor hij terug liep naar de groep die hij achter zich had gelaten. Als het echt elfen waren, zoals hij vermoedde, zou hun vrees waarheid zijn geworden. Het zou betekenen dat niet enkel Férimir maar ook andere dorpen verwoest waren door de Zilan. Toen hij Elyah weer bereikte keek hij hem strak aan zonder zijn onderliggende zorgen te laten blijken. Op zakelijke toon deelde hij de volgende boodschap mee: “We zijn dichtbij, ik vermoed dat het elfen zijn, maar ik weet niet van welk dorp ze afkomstig zijn, waarschijnlijk zijn ze op de vlucht. De groep bestaat naast volwassenen ook uit kinderen.”
“Wel, ik stel voor dat we hen blijven volgen en naar hun verhaal vragen,” antwoordde Elyah.
Het duurde niet lang meer voor ze de groep eindelijk bereikten. Ze rustten een eindje verderop tussen de bomen en Elyah besloot voorop te gaan. Een van de mannelijke elfen trok zijn zwaard tevoorschijn maar Elyah hief zijn handen op en vertelde hen dat ze in vrede kwamen. De man stak zijn zwaard echter niet weg maar keek hem met donkere ogen aan.
“En wie zegt dat je te vertrouwen bent?” gromde hij.
Elyah koppelde de schede met zijn zwaard los van zijn riem en legde het op de grond voor zijn voeten. Daarna maakte hij ook zijn dolk en andere wapens los en legde die naast zijn zwaard.
“We willen jullie helpen,” vervolgde Elyah. Hij vertelde de man over de aanval op Férimir en over de tocht die ze achter de rug hadden. Hij verzweeg het feit dat Dante en Sarit twee van de vier waren, het was nog altijd mogelijk dat ze hun hulp zouden weigeren en in plaats daarvan spion zouden spelen voor de vijand in ruil voor een zogezegde vrijheid. Toen Elyah was uitverteld stak de man zijn zwaard eindelijk weg en liet hij de elfen bij hen rond het vuur zitten. Hij sloeg zijn ogen even neer en een diepe zucht verliet zijn lippen voor hij begon te vertellen. “Ik ben de hoofdelf van een dorp dat men Deminios noemde. Op een dag, die begon zoals alle andere dagen kwamen er elfen binnenvallen. We dachten dat ze met ons wouden onderhandelen voor wapens of iets anders maar voor ik ook maar een woord kon uitbrengen had een van hen mijn adviseur al onthoofd. Pas toen zag ik de kleur van hun ogen, bloedrood en vol met haat. Ik weet niet waar ze vandaan komen maar ze waren woest en meedogenloos. De aanval was zo onverwacht dat we vele levens zijn verloren voor we ons goed en wel konden beginnen verdedigen. Het was een bloederige strijd die we uiteindelijk wonnen maar de winst was mager. Aan beide kanten waren we ongeveer evenveel manschappen verloren. De overlevenden van het onbekende ras draaiden zich om en denderden op hun paarden terug naar de plaats waar ze vandaan kwamen. Wij bekommerden ons om de gewonden en groeven een graf voor de gesneuvelden. Sindsdien ben ik op de vlucht met mijn dorpelingen die de aanval hebben overleefd. We hebben bij verschillende dorpen onderdak gevraagd maar niemand zet hun deur open voor ons, bang dat ze, als ze ons beschermen ook aangevallen zullen worden.”
“Heb je de Oreaden geraadpleegd?” vroeg Elyah na een korte stilte.
“Wij hebben niet zo’n goede band met hen als jullie. We zijn op weg naar een grottenstelsel waar mijn grootvader zich ooit heeft verscholen tijdens een tijd als deze.”
“Wees voorzichtig, er zijn donkere schaduwen aanwezig in deze wereld.”
“Dat weten we. Eet met ons en vertel me jullie doel, het is lang geleden dat er in mijn groep nog eens een lach heeft geklonken en deze avond belooft een goede avond te worden.”
Na even protesteren ging Elyah uiteindelijk toch in op de uitnodiging van de man. De elfen van Férimir boden een stuk van het hert aan en de man verdeelde het dankbaar onder zijn dorpelingen. Ze aten in stilte. Elyah richtte zijn blik op de kinderen, die gulzig kauwden aan het vlees, het was duidelijk dat het lang geleden was dat ze nog zo’n grote portie hadden gekregen. De hoofdelf volgde de blik van Elyah en richtte zijn ogen triest op de aarde onder hem.
“Het is moeilijk voor hen, maar ik doe er alles aan om hen tot aan de grotten te krijgen.”
“Je bent een goede elf.”
“Dankje, maar vertel nu eens je verhaal, je hele verhaal.”
Dus begon Elyah te vertellen over Sarit, de Zilan, de schaduwwezens die hen een paar keer hadden aangevallen, de komst van Dante, alles. Toen hij was uitverteld keek de hoofdelf hem bedenkelijk aan.
“De tijden zijn nog duisterder dan ik me had ingebeeld.”
“Genoeg met dat serieuze gedoe,” mengde Dorian zich plotseling in het gesprek. “Ik dacht dat je je groep weer aan het lachen wilde krijgen en met zo’n verhalen gaat je dat niet lukken. Ik heb een verhaal dat een glimlach op de gezichten van de kinderen kan brengen.”
Toen schraapte hij zijn keel en vroeg de aandacht, de kinderen likten hun vingers af en keken toen op naar Dorian, die bij hen rond het vuur ging zitten. “Toen ik een jonge elf was, was mijn favoriete tijdsbedrijf rondzwerven in de bossen en doen alsof ik onzichtbare vijanden versloeg met een vlijmscherp zwaard dat toen nog een eenvoudige houten tak was die ik eerder had gevonden. En op een dag, terwijl ik tegen die onzichtbare vijanden aan het vechten was, belandde ik nogal dicht bij de rivier. En voor ik wist belandde ik er pardoes in.”
Een paar kinderen begonnen te lachen en een glimlach kroop om Dorians lippen. Fabian en Gabriël zetten zich naast hun vriend en begonnen zelf ook verhalen te vertellen over hun kindertijd en de avonturen die ze hadden meegemaakt. Zo was Fabian ooit verstrikt geraakt in een net dat de vader van Gabriël had geweven. Gabriël zelf had ooit een vis gevangen met zijn blote handen. Sarit keek met een glimlach toe naar de drie vrienden. Evan stond echter een eind verderop, zijn ogen op het woud gericht. Ze liep naar hem toe.
“Heb jij dan geen leuke verhalen te vertellen?” vroeg ze zacht.
Hij keek haar aan en schudde zijn hoofd. “Ik was eerder iemand die toekeek hoe Dorian, Gabriël en Fabian stommiteiten uithaalden dan er zelf mee te maken.”
“Waar om ga je niet bij hen zitten?”
“Het is hier niet veilig Sarit, iemand moet controleren of er geen vijand op de loer ligt.”
“Dat is niet het enige dat je dwarszit.”
“Ik wou dat Féline mee was gegaan met de groep die naar de Oreaden zijn getrokken. Ik heb de taak al op me genomen om jou te beschermen, als ik haar ook moet beschermen…” zijn stem stierf weg.
“Ik red me wel Evan, en daarbij, Dante is er ook nog. Féline is een dappere elf en een goed vechter. Ze is niet voor niets mee met deze groep. Het is gevaarlijk, maar het Goede wint uiteindelijk altijd.”
“Het Goede heeft ook altijd verliezen geleden voor ze de overwinning konden vieren.”
“Ik wist niet dat jij zo’n pessimist was.”
Evan zuchtte. “Sorry,” zei hij toen. Sarit opende haar armen en Evan liet zich door haar omhelzen. “Het komt allemaal wel goed, dat beloof ik je,” fluisterde ze zacht.
Men vertelde verhalen tot laat in de nacht, tot de hoofdelf van Deminios besloot dat het tijd was om te slapen omdat ze de volgende dag weer een lange afstand zouden moeten afleggen. Elyah en hij besloten de eerste wacht op zich te nemen.
De volgende dag trokken ze verder als een grote groep, de somberheid leek te verdwijnen terwijl ze meer verhalen uitwisselden en de zorgen die zich in hun hoofden hadden opgestapeld verdwenen naar de achtergrond. De kinderen huppelden weer vrolijk over het pad, joegen achter konijntjes en schaterden het uit. Evans zorgen leken te verdwijnen en daar was Sarit blij om. Maar na een paar dagen moesten hun wegen noodgedwongen scheidden. Ze namen uitgebreid afscheid en Elyah wenste hen nog veel geluk met het bereiken van het grottenstelsel naar welke ze op zoek waren. De hoofdelf van Deminios gaf hem een vriendschappelijke knuffel en toen verdween hij samen met zijn dorpelingen uit het zicht. Elyah keek hen na tot ze slecht stipjes waren aan de horizon. Toen draaide hij zich bruusk om en maande de groep aan stevig door te stappen. Hoe sneller een eind kwam aan de donkere tijden, hoe beter.

Reageer (1)

  • Altaria

    Hahha geweldig die verhalen van vroeger

    1 decennium geleden

Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen