Foto bij 4. Pearle

Pearle pov

Rumo zit op een rots in de schaduw. Hij tilt zijn kop op. Ik kom bij hem zitten en aai hem. Rumo laat zijn kop weer zakken. We blijven zo nog een tijdje zitten. Als het gaat schemeren gaat Rumo rechtop staan. ‘Ga je jagen?’ Rumo doet een stap naar voren wat betekend dat hij dat inderdaad gaat doen. ‘Wees voorzichtig.’ Rumo kijkt me aan met een Ben je gek?-blik maar ik haal mijn schouders op. Rumo loopt weg en ik kijk hem na tot hij niet meer te zien is door de bomen en zelfs dan blijf ik kijken. Op een gegeven moment begin ik het koud te krijgen. Ik leg mijn hand op de rots onder me en hij word warmer.
Ik open mijn ogen. Ik ben blijkbaar in slaap gevallen want het is al licht. Ik zie dat Rumo naast me ligt te slapen. Hij heeft een goede vangst gehand want ik zie dat hij zich vol heeft gegeten. Ik rek me uit en gaap. Dan sta ik op en loop naar een boom waar ik in spring. Ik heb het altijd al fijner gevonden om in bomen te klimmen dan op de grond te lopen. Ik klim van boom naar boom. In al die jaren ben ik het nooit zat geworden om in bomen te klimmen. Ik klim naar het Safyrias dorp waar ik altijd eten koop. Een paar klusjes zijn de prijs.
Als ik er ben spring ik uit de boom vanaf een lagere tak. Een paar dorpelingen begroeten me en lachen naar me. Ik kom hier een paar keer per week. Dat is al zo lang zo dat niemand daar meer vraagtekens bij zet. Ik loop naar de markt waar ik De Rover begroet. Niemand weet hoe De Rover echt heet. ‘Heb je nog een klusje voor me?’ Hij knikt. ‘Wil je even naar die vissenkraam gaan en wat bij mijn moeder langsbrengen? Ze is ziek. Ik wil zelf wel gaan maar ik moet hier blijven om geld te verdienen.’ Ik knik. De Rover geeft me wat geld en laat me gaan. Ik bedenk me dat ik met dit geld ook gewoon naar een kraampje gaan en iets voor mezelf kan kopen. Maar net zoals elke keer als ik dat idee krijg, verwerp ik het ook weer.
‘Goedendag, mijn beste Pearle. Wat zal het vandaag zijn?’
‘Een vis om mee te nemen graag. De moeder van De Rover is ziek.’
‘Het is toch wel uitzonderlijk hoeveel De Rover u wel niet verteld. Voor de anderen is hij gewoon een gesloten boek.’
Ik knik. ‘Dat weet ik.’ Ik betaal en ga naar de moeder van De Rover. Ik klop op de deur zoals ik dat altijd doe. Drie keer snel achter elkaar en dan nog een keer. De moeder van De Rover doet open. Ze ziet er slecht uit. ‘Hallo mevrouw. Uw zoon zei me een vis te kopen en die naar u te brengen.’ Ze slaat haar handen in elkaar zoals veel oudere mensen doen. ‘Wat een schat. Kom binnen, kom binnen.’ Ik lach naar haar en zeg dat ik maar beter naar De Rover kan gaan om te zeggen dat alles in orde is. ‘Is goed kindje, kom je binnenkort wel even langs?’ Ik knik en loop naar De Rover.
‘Was ze blij met de vis?’ Ik knik. ‘Heel blij, ze noemde je –ik citeer- “een schat”’ De Rover zucht en schud zijn hoofd. ‘Ik ben Dé Rover, ik plúnder die schatten, ik ben er geen.’ Ik lach. ‘Ja, lach jij maar. Hier, een broodje. Kun je nu weggaan en je gelach meenemen?’ Hierdoor moet ik nog harder lachen maar ik neem het broodje wel aan en loop weg. Als ik bij het bos ben herinner ik me dat ik met die dorpeling Aaron heb afgesproken. Ik kijk naar de schaduwen van de bomen en schat dat het ergens in de middag is. Ik eet mijn broodje op en ga naar de plek waar ik gister met Aaron was.
Wanneer ik op de plek aankom kijk ik om me heen maar ik ben alleen. Ik ben te laat. Opeens hoor ik iemand schreeuwen. Ik ga ernaartoe.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen