2. Pearle
Pearle pov
Ik loop aan de rand van het bos. Ik vind het bos een prachtige, magische plek. Je hoort het gezang van de vogels, het ruizen van de wind, het geritsel van de blaadjes… en af en toe een grom maakt het orkest af. Ik hou van het bos zoals het is. Vredig met soms een onderling gevecht. In de dorpen die ik ken is het heel anders. Bomen zijn gekapt, je moet betalen voor alles en dan moet je de dorpelingen niet vergeten. De dorpelingen zijn pas erg, als er een vreemdeling is dan aarzelen ze niet om je hart meteen te doorboren. Nee, het bos is veel beter. De dieren, de planten. Harmonie zou je kunnen zeggen.
Ik zit in een van de bomen als ik een dorpse jongen met een boog zie lopen. Hij wilt vast jagen. Ik hoor een grom van een poema. De jongen hoorde het ook en loopt eropaf. Hoog in de bomen volg ik hem.
Bij een open plek staan twee poema’s. Mijn lieve Rumo en zijn wijfje. Ze keren om en willen weglopen maar dan zie ik een pijl die recht door het hart van het wijfje gaat. Ze is op slag dood. Ik hou mijn adem in. Rumo springt woedend op de jongen af. Hij hield echt heel veel van haar. Ik spring van tak naar tak naar beneden. Als ik op de grond ben zie ik dat de jongen bewusteloos is. ‘Rumo stop.’ Rumo kijkt op en doet kwaad een paar stappen naar achter. Ik loop naar de jongen en controleer zijn hartslag en ademhaling. Rumo gromt. ‘Rustig maar. Deze dorpeling wilde ook alleen maar eten. Hij is alleen wel zo dom om een roofdier aan te vallen. Ik zal hem leren om dat niet te doen. Dat sta ik niet toe.’ Rumo gromt goedkeurend. Ik verzorg de wonden van de dorpeling een beetje zodat het niet levensbedreigend meer is maar het niet opvalt dat ik heb geholpen.
Als de dorpeling bijkomt zit ik weer in de boom. Met zijn hand voelt hij het bloed op zijn voorhoofd. De jongen kruipt naar het wijfje toe. Ik steek mijn hand uit en hij kan niet meer wegkijken uit haar ogen. De dorpeling blijft een tijdje staren en dat zegt hij iets als: ‘… dood nooit… dier.’ Ik laat mijn arm weer zakken. De dunne verbinding tussen ons vervaagt. Ik voel hem nog twijfelen of hij het wijfje mee moet nemen of niet. Dan is de verbinding weg. Hij besluit om haar wel mee te nemen want de jongen probeert om het wijfje mee te trekken. Iets wat niet meevalt met zo’n groot dier en in zijn toestand.
Ik volg de dorpeling tot de rand van het bos. Hij woont in het Nykalya dorp. Ik huiver. Ze snijden daar een oog van het dier dat een jager het eerst zelf heeft gevangen. Ik snap niet hoe die dorpelingen met zichzelf kunnen leven. Ik spring van boom naar boom tot ik Rumo heb gevonden. Hij snuift en kijkt me met zijn groene ogen aan. Ze hebben precies dezelfde kleur als de mijne.
‘Maak je geen zorgen. Het is een Nykalyaanse. Geen respect voor dieren maar mensen doen ze niks.’ Ik bind een witblonde pluk die los zit weer vast in mijn knot. Rumo snuift goedkeurend. Hij weet wat ik ga doen. Dat weet hij altijd.
Reageer (1)
Ik denk dat Pearle haar naam dankt aan haar parelblonde haar.
1 decennium geleden