Andrès (3)
Andrès werd wakker door een pijnlijke druk op zijn borstkas. Toen hij zijn ogen opende zag hij dat de ruimte gevuld was met tientallen schaduwwezens. Een van hen zat op zijn borst, de klauwen van het wezen duwden doorheen zijn huid en hij voelde hoe iets duister zijn lichaam binnengleed. Het worstelde met de warme gloed van zijn kracht. Andrès hief zijn hand op en joeg een hevige windvlaag naar binnen dat het wezen van zijn borst blies waardoor het tegen de muur knalde. Een dringende alertheid wiste alle restjes slaap uit zijn lichaam en hij krabbelde overeind. Vervolgens creëerde hij een tornado om zich heen zodat hij zich een weg naar buiten zou kunnen banen. Maar de tornado was niet zo sterk als degene die hij eerder had kunnen oproepen en slechts drie of vier wezens werden erdoor opzij geworpen. De anderen stootten een geluid uit dat Andrès nog het best kon vergelijken met een lach. Vier wezens sprongen op hem af, waardoor Andrès zette een struikelende stap achteruit zette voor ze hem weer tegen de grond wisten te duwen. Een pijnscheut trok door zijn achterhoofd. Hij voelde de duisternis weer zijn lichaam binnenglijden en probeerde ertegen te vechten. Hij zond een tweede windvlaag naar binnen via een gebroken raam maar het was niet sterk genoeg om alle vier de wezens weg te blazen. Hun klauwen knepen hard in zijn huid terwijl de windvlaag over hen heen blies, hen even uit evenwicht brengend. Angst overspoelde Andrès en hij voelde hoe het weer op die emotie reageerde. Zwarte wolken dreven bij elkaar, dikke regendruppels vielen naar beneden. Een ijskoude windvlaag gierde door het gebouw, de wezens doken ineen toen de koude hen raakte. De wezens die op zijn borst zaten vlogen weg. Maar de duisternis die zich in zijn lichaam had genesteld hield hem op zijn plaats. De warme gloed vocht er verwoed tegen, probeerde hem bij bewustzijn te houden. Een voor een sprongen de wezens op hem af, krabden hem, beten hem, lieten hun scherpe nagels doorheen zijn huid dringen. Zou hij op deze manier sterven? Helemaal alleen in een verlaten stad, overmeesterd door de wezens die hij eigenlijk zou moeten vernietigen? Het gezicht van Eowyn zweefde voor zijn netvlies en een lichte glimlach gleed om zijn lippen. Nee, zo zou hij niet sterven. Hij zou zijn drie lotgenoten vinden en met hen strijden. Hij voelde hoe een energiestoot zijn lichaam verliet. Het tilde zijn borst een paar centimeter van de grond. De wezens werden tegen de omringende muren geworpen. Andrès zag hoe een gouden gloed hem omringde, hem beschermde tegen de zwart schaduwen. Een vlaag van vermoeidheid overspoelde hem toen de gouden gloed uiteindelijk zachtjes verdween. Maar hij dwong zichzelf zijn ogen op te houden. Hij kroop langzaam uit het gebouw naar buiten, zijn handen en knieën schaafden zich aan het puin dat over de grond verspreid lag, maar hij had de kracht niet om zichzelf overeind te duwen. Hij worstelde tegen de vermoeidheid die hem naar een vredevolle duisternis wilde loodsen en focuste zijn ogen op het grijze asfalt dat zich enkele meters van het gebouw bevond. Toen hij het eindelijk bereikte liet hij zichzelf op zijn rug vallen. Alles aan hem deed pijn. Hij voelde zijn ogen dichtvallen en duwde zich met een laatste krachtinspanning overeind. Zijn benen trilden hevig en hij dreigde door zijn knieën te zakken. Andrès balde zijn handen tot vuisten en drukte zijn nagels in zijn handpalmen om zichzelf wakker te houden. Hij dwong zijn benen hem overeind te houden en spreidde zijn vleugels. Onbekende woorden verlieten zijn mond en hij zette zich af van het grijze asfalt. Hij schoot als een raket omhoog, doorheen de vochtige wolken, vanuit zijn ooghoeken zag hij een vliegtuig maar hij passeerde het te snel om de mensen die erin zaten een glimp van hem te laten opvangen. En toen schoot hij doorheen een onzichtbare barrière. Hij viel neer voor de gouden poorten van de hemel en liet de duisternis hem eindelijk meenemen. Het was Eowyn die hem daar vond, aan het eind van zijn krachten. Ze droeg hem naar binnen en legde hem op een bed van wolken. Toen begon ze langzaam en teder zijn wonden te verzorgen.
Andrès opende al knipperend zijn ogen. Een wazig beeld viel op zijn netvlies dat langzaamaan scherper werd en het gezicht van Eowyn onthulde. Deze glimlachte toen ze zag dat hij wakker was. “Hej,” zei ze zacht.
“Hoe lang heb ik hier gelegen?” vroeg Andrès schor.
“Twee dagen.”
Eowyn vroeg er niet naar maar Andrès voelde dat ze nieuwsgierig was naar wat er hem overkomen was. Hij wilde er met haar echter niet over praten. Hij wilde de vrolijke ogen zich niet zien vullen met bezorgdheid en medelijden. Maar de ongestelde vraag vormde een barrière tussen hen beiden. Andrès focuste zijn blik op Eowyns ogen en opende zijn mond om haar te vertellen wat er beneden met hem was gebeurd maar ze hield hem tegen.
“Je hoeft het me niet te vertellen,” zei ze.
Een pijnscheut trok plotseling door zijn lichaam heen en hij voelde de gouden gloed van zijn kracht weer worstelen met de duisternis die door de wezens bij hem was binnengebracht. Een stem in zijn hoofd fluisterde hem in om zijn handen naar omhoog te brengen en ze vervolgens rond de keel van Eowyn te vouwen. Hij sloot zijn ogen en balde zijn handen tot vuisten. Het was een gevecht om de controle van zijn lichaam en hij voelde hoe hij langzaam aan het verliezen was. “Ga weg,” gromde hij van tussen zijn opeengeklemde tanden.
Maar in plaats van weg te gaan zette Eowyn zich naast hem. Voorzichtig vouwde ze haar hand rond de zijne en maakte een voor een zijn vingers los om zijn hand vervolgens in de hare te nemen. Een warme gloed, anders dan die van zijn kracht, stroomde via zijn hand zijn lichaam binnen. Het sloot zich aan bij de gouden gloed van de kracht en dreef de duisternis terug. Andrès opende zijn ogen weer en keek naar Eowyn, een trieste glimlach lag om haar lippen. “Bedankt,” zei hij zacht.
Reageer (1)
Awesome
1 decennium geleden