Een zeemeermin moet je nooit aankijken
Er was eens een jonge visser die Lutey heette, en op een dag stond hij oog in oog met een zeemeermin. Nou, dat is een zeldzaam iets wat maar weinig mensen overkomt. En het is nog zeldzamer als je het kunt navertellen. Maar bij Lutey gebeurde dat.
Lutey woonde in een huisje dat over de zee uitkeek, samen met zijn vrouw, drie flinke zonen en een lieve, grote, bruine lobbes van een hond die Towser heette. En op een ochtend ging Lutey een stukje wandelen op het strand, met Towser achter zich aan.
Het was laag water, en het geribbelde zand was nog nat. Het enige geluid was het gekabbel van de golfjes die op het strand rolden. Toen hoorde Lutey plotseling een vreemd, klaaglijk geroep: "Ooo-ooo!" Het kwam ergens achter een paar rotsen vandaan die op het strand uitstaken. Wat kon dat zijn?
Hij haastte zich erheen. Achter de rotsen was een ondiepe poel, omringd door nog meer rotsen en van de zee gescheiden door een brede strook zand. Lutey snakte naar adem. Hij kon zijn ogen niet geloven. Op een van de rotsen zat een zeemeermin. Ze was het mooiste schepsel dat hij ooit gezien had. Haar huid was blank en glad als marmer. Ze had lang, goudkleurig haar en een prachtige, buigzame, blauwgroene staart die zacht glansde in de ochtendzon.
Zodra ze hem zag riep ze: "Heb medelijden, goede man, help mij!"
Lutey wist dat zeemeerminnen schepsels waren die ongeluk brachten. Hij kende het gezegde van de vissers "kijk een zeemeermin nooit aan!" Maar ze was zo mooi, dat hij zijn ogen niet van haar af kon houden.
"Mijn naam is Lutey," zei hij, "maar wie ben jij? En hoe kan ik je helpen?"
"Ik heet Morvena," antwoordde ze. "En terwijl ik hier zat werd ik zo in beslag genomen door het kammen van mijn haar en het kijken naar mezelf in het water, dat ik niet in de gaten had dat het eb werd. Nu kan ik niet terug naar de zee tenzij... tenzij, Lutey, jij me over het zand draagt. Als je dat wilt doen, zal ik je goed betalen."
Lutey lachte. "Wat zou jij mij nu kunnen geven?"
"Ik kan je drie wensen geven," antwoordde ze.
"Drie wensen! Oh! Ik weet al wat ik wil! Daar heb ik dikwijls over nagedacht!" riep Lutey uit. "Geen geld, nee, dat niet."
"Denk goed na," zei de zeemeermin. "Denk heel goed na. En kies dan wat je wilt."
"Wat ik zou willen," zei Lutey kalm, "is het vermogen om mensen te genezen als ze ziek zijn en ze weer sterk en gezond te maken."
"Een genezer. Het geschenk is voor jou," zei ze. "En wat nog meer?"
"Ik zou willen," zei hij, "het vermogen om boze betoveringen te verbreken waar de mensen kwaadwillig van worden zodat ze ruzie gaan maken en elkaar pijn doen."
"Een vredestichter. Het geschenk is voor jou," zei ze. "En dan nog een?"
"Ik zou willen dat deze vermogens bewaard bleven als ik gestorven ben," zei Lutey. "Ik zou willen dat ze voor altijd in mijn familie werden doorgegeven."
"Het geschenk is voor jou," zei ze. "Draag me dan nu naar de zee."
Ze strekte haar blanke armen uit en sloeg ze om Lutey" s nek. Maar terwijl hij haar optilde begon Towser te janken. Het was een laag, langgerekt, akelig gejank.
Toen werd Lutey bang. "Hoe weet ik dat je mij geen kwaad zult doen?" vroeg hij.
Morvena haalde een gouden kam uit haar haar, met heel fijne versieringen erop en bezet met piepkleine pareltjes. "Neem dit als een teken," zei zij. En ze glimlachte naar hem en Lutey vergat zijn vrees.
"Dat is echt een prachtding!" zei hij en liet het in zijn broekzak glijden, waar hij ook andere dingen bewaarde -een eindje touw, een zakmes en dergelijke.
En toen begon Morvena te zingen. Ze zong over geheime grotten en betoverde paleizen onder de zee. Ze zong over een leven vrij van pijn, dood en verdriet. Als in een droom begon Lutey over het zand te lopen, en zijn hond Towser volgde, nog steeds jankend. Maar Lutey had alleen maar oren voor de zeemeermin en haar gezang.
Hij kwam bij de zee en waadde er in. Maar Towser volgde niet. Hij bleef aan de kant van het water staan, nog steeds jankend.
Lutey waadde verder, tot het water tot zijn liezen kwam. "Nu kun je wegzwemmen," zei hij.
"Dieper, dieper," zong Morvena. "Breng me dieper."
Hij waadde verder tot het water tot aan zijn borst kwam. "Nu moet je gaan zwemmen," zei hij.
Maar Morvena zong alleen maar: "Dieper, dieper... breng me dieper."
Hij waadde verder tot het water aan zijn schouders kwam. "Ik kan niet verder gaan," zei hij, en probeerde haar in het water te laten zakken. Maar ze klemde haar armen nog vaster om zijn hals, sloeg haar staart om zijn benen en zong in zijn oor.
"Kom, kom... kom met mij mee," zong ze. En ze zong en zong, tot het enige wat Lutey nog wilde was met haar meegaan.
En toen begon Towser te blaffen. Hij blafte en blafte, wild en hard, tot de kust weerkaatste van zijn geblaf. Ten slotte hoorde Lutey hem, hij keek om en zag zijn lieve, grote, bruine lobbes van een hond aan de rand van het water staan. Lutey keek langs hem heen en zag zijn drie levenslustige zoons en zijn eigen lieve vrouw staan bij de deur van zijn huisje.
"Laat me gaan!" riep hij. "Ik kan mijn gezin niet in de steek laten en met jou meekomen!"
Maar Morvena verstevigde haar greep en probeerde zijn hoofd onder water te trekken. Lutey stribbelde tegen, maar hoewel de zeemeermin licht was en heel tenger leek, was ze sterker dan hij.
Hij kon nog maar één ding doen. Hij tastte in zijn broekzak en haalde zijn mes eruit. Hij knipte het open en hield het boven het water. "Bij de macht van het ijzer," riep hij, "laat me gaan."
Onmiddellijk liet ze haar greep verslappen. "Ah, Lutey," zuchtte ze, "je bent slimmer dan ik dacht. Je wist dat de macht van het ijzer groter is dan alle betoveringen." Langzaam zwom ze om hem heen. "Vaarwel, mijn mooie man," zei ze. "Vaarwel voor negen lange jaren... en dan zullen we elkaar weer ontmoeten." En toen ze dat gezegd had verdween ze onder de golven.
Lutey beefde. Het leek alsof al zijn kracht uit hem gezogen was. Maar hij haalde diep adem, liet zijn zakmes weer terugglijden op zijn gewone plaats en waadde terug naar het land.
Toen hij het strand bereikte danste Towser met grote sprongen om hem heen en tegen hem op, likte hem overal en kwispelde als een dolle met zijn staart. Lutey beklopte hem liefdevol. "Beste hond!" zei hij. "Zonder jou was ik verloren geweest!"
Toen Lutey zijn huisje bereikte, doorweekt tot op zijn huid, was er natuurlijk wel het een en ander uit te leggen.
"Wat is er gebeurd?" vroeg zijn vrouw.
"Dat is een lang verhaal," antwoordde Lutey. "Wacht even tot ik weer warm en droog ben, dan zal ik het vertellen."
Wat later, toen hij bij het vuur zat en zich warmde, vertelde Lutey zijn vrouw en zijn kinderen, die met grote ogen zaten te luisteren, over de zeemeermin, en ten slotte haalde hij de kam uit zijn zak.
"Dus het verhaal is waar," fluisterde zijn vrouw. "Maar die drie wensen, ik vraag me af of die in vervulling zullen gaan?"
Dat deden ze. Lutey merkte dat als er iemand ziek was, hij op de een of andere manier wist welke kruiden en aftreksels en poeders hij moest mengen voor de juiste medicijn om die persoon te genezen. Zelfs zijn aanraking had genezende kracht.
Bovendien werd Lutey een vredestichter. Wanneer er ruzie of onenigheid was, of als er wat gestolen was, kwamen de mensen naar Lutey en op de een of andere manier kende hij de ware toedracht en stichtte vrede.
Wijd en zijd raakten zijn gaven bekend, en mannen, vrouwen en kinderen kwamen van heinde en ver om zijn hulp in te roepen. En Lutey gaf die met gulle hand. Dus rijk werd hij nooit. Hij bleef gewoon een visser die van de zee en van het vissen hield, en toen zijn zoons opgroeiden werden ook zij vissers.
Negen jaren gingen voorbij. Negen gelukkige jaren. Maar toen, op een late avond, ging Lutey in hun kleine boot uit vissen met Tom, zijn oudste zoon.
Er was geen wind. De zee was rustig en stil... tot er zonder enige waarschuwing een gigantische golf op hen af kwam rollen. Lutey en Tom klampten zich stevig vast toen de golf hun kleine boot opnam en weer omlaag wierp. En zodra de golf voorbij was, steeg er een zeemeermin op uit het water. Het was Morvena.
"De tijd is gekomen," zong ze. "Nu ben je de mijne, Lutey, mijn geliefde man."
Langzaam en zonder een woord kwam Lutey overeind, dook in het water en was verdwenen. En langzaam en zonder een woord liet de zeemeermin zich onder water zakken. Het laatste wat Tom van haar zag was haar lange, goudkleurige haar, dat zich over het water uitspreidde, en toen was ook dat verdwenen.
Lutey zelf werd nooit meer gezien. Maar van die tijd af had Tom, zijn oudste zoon, de gave van de genezing, en ook hij werd een vredestichter. En deze gaven werden in Lutey's nakomelingen doorgegeven tot de dag van vandaag.
Maar Morvena eist een hoge prijs voor haar gaven. Elke negen jaar en met de regelmaat van het getij wordt een van Lutey's afstammelingen op zee vermist en nooit weergezien. Misschien zijn ze naar Lutey en de zeemeermin gegaan, naar de betoverde wereld onder de zee. Niemand weet het zeker.
Er zijn nog geen reacties.