5
“Ah, er zijn al een paar mensen!” Cato’s vader wijst naar het groepje mensen die op het strand staan. Er zijn tafeltjes en barkrukken neergezet. Iedereen staat te praten met een glas wijn in hun hand.
Cato’s moeder zet een paar mandjes met fruit, sandwiches, salade en wat champagne neer. Meteen begroet ze een aantal mensen en Cato stelt zich netjes voor “oh, Sophia!” een man roept Cato bij zich en Cato kijkt naar de man “yes?” zegt ze “mijn dochters zijn in het water, ze zijn ook dertien, loop maar even naar ze toe” zegt de man in het Engels en Cato knikt.
Cato loopt naar de kinderen die in het water spelen. Er zijn een paar jongens en meiden die staan te kletsen. Als Cato het water inloopt kijken een paar kinderen naar haar en er komt een meisje naar haar toe gelopen “hey, ben jij het nieuwe meisje?” Cato knikt en het meisje steekt haar hand uit “ik ben Lilly” Cato schudt haar hand en zegt “ik ben Cat..euh Sophia” Cato loopt rood aan. Ze had nog zo geoefend op zichzelf voorstellen maar nu heeft ze zich verraden. Lilly kijkt Cato even vreemd aan en zegt “Cat?” Cato schudt met haar hoofd “uh, nee ik heet Sophia, euh op school noemden ze mij altijd uh, Cat” Lilly glimlacht “okay, Sophia-Cat” Cato lacht. Gelukkig Lilly geloofd het. Cato stelt zich voor bij de anderen.
Het is een hele gezellige avond en Cato heeft al twee meisjes waarmee ze veel optrekt, Lilly en Flore. Flore is een vrolijk type die de hele tijd lacht en grapjes maakt en Lilly is heel aardig en geïnteresseerd.
“Kom, we gaan eten” zegt Flore tegen Cato en Lilly. Cato moet een beetje wennen aan het Engels spreken maar gelukkig gaat het wel goed.
De tafels zijn gedekt en er staan borden met visjes, een schaal met salade, frietjes, kip, rijst en allemaal lekkere hapjes.
Cato zit naast Flore en de broer van Flore, Olliver. Olliver is hartstikke aardig. “Vind je het een beetje leuk hier?” vraagt hij aan Cato “ja, ik vind het hier wel leuk alleen mis ik Nederland ook wel heel erg” Olliver knikt en kijkt begrijpelijk. “Heb je broers of zussen?” Cato knikt “ja, ik heb een zusje Willemijn en een broer..” ze maakt haar zin niet af, shit! Ze heeft het weer verknalt! Ze zei Willemijn! “Is er wat?” vraagt Olliver, hij kijkt bezorgd “nee, uh er is niks” antwoordt Cato zacht “gelukkig, dus je zusje heet Willemijn?” vraagt hij “nee! nee, ze heet uh, Sarah, ja ze heet Sarah. Willemijn is een Nederlands woord” stamelt Cato, Olliver kijkt nieuwsgierig “wat betekend Willemijn dan?” vraagt hij “oh, uh dat betekent euh, ik weet het Engelse woord daar niet voor” zegt ze maar snel “oh, jammer. Maar hoe heet je broer?” vraagt hij “mijn broer heet” Cato denkt na, hoe heet Ralph ook al weer? “mijn broer heet, uh Julius” gelukkig schoot die naam haar weer naar binnen “oké, leuk! heb je huisdieren?” vraagt hij “ja, ik heb een hond en ik mag een huisdier uitzoeken voor mezelf. Mijn zusje wilt een baby katje en mijn broer een puppy maar ik weet nog niet wat ik wil” Olliver glimlacht “ik kan je helpen een dier te verzinnen, wil je dat?” “graag!” Cato lacht.
De hele avond zitten Cato en Olliver aan tafel te kletsen, ze hebben al een paar leuke dieren bedacht voor Cato: een Labradoodle, dat is een super leuk hondje. Een schildpad, best een cool dier eigenlijk. Een Lama, dat vond vooral Olliver een leuk huisdier. Het laatste dier vind Cato het leukste, een paard. Ze gaat het morgen ochtend meteen aan haar ouders vragen!
“Euh, Sophia?” Olliver kijkt verlegen naar zijn schoen bij het afscheid “ja, wat is er?” vraagt Cato “misschien kunnen we een keer met zijn tweeën afspreken? Als jij dat ook wilt” Cato knikt “lijkt me leuk!” Olliver glimlacht “leuk! Hier is mijn nummer, dan kun je me een berichtje sturen” Cato neemt het briefje waar een nummer opgeschreven staat aan en stopt het in haar broekzak “zal ik doen, ik moet nu alleen echt gaan” Olliver knikt “oké, dag!” Cato zwaait en rent naar Ralph die op haar staat te wachten. “Zo, jij had het wel erg gezellig met die jongen zeg” Ralph lacht “pff, dat jij nou de hele tijd met je vrienden aan het zwemmen bent” zegt Cato terug. Ralph lacht en pakt haar hand “als je hulp nodig hebt, ik ben er!” Cato lacht “ja, mijn slappe broer” Ralph doet zijn handdoek af en spant zijn armspieren aan, het worden twee kleine bolletjes en zijn hoofd wordt bijna paars “ja, paarse spruit van me, je bent ongelooflijk sterk” Cato knijpt in zijn mini-spierballetjes en lacht. Ralph kijkt beledigd maar moet er ook om lachen. Samen lopen ze naar huis in het donker.
“Ralph, zullen de mensen die achter papa aanzitten weten dat we hier zijn?” vraagt Cato “dat weet ik niet, ik hoop van niet” antwoordt Ralph.
Als Cato en Ralph thuis komen staat hun moeder te wachten in de hal “waar waren jullie?” vraagt ze boos “het is al twee uur en pikkedonker! Om twaalf uur thuis hadden we toch afgesproken!” Cato knikt “we waren de tijd vergeten, sorry” “ik heb jullie vijf keer gebeld maar jullie namen niet op, ik was hartstikke ongerust!” Ralph zucht “sorry mam, volgende keer zijn we op tijd” en hij loopt naar boven. Cato geeft haar moeder een kus “volgende keer zijn we op tijd mama, ik ga slapen, welterusten!” en ze loopt achter haar broer aan. “Ralph, ik weet denk ik welk huisdier ik wil!” Ralph stopt voor zijn slaapkamerdeur en draait zich om “welke dan?” “een paard!” Ralph lacht “succes!” en hij loopt zijn kamer in. Cato loopt haar kamer ook in en trekt haar pyjama aan. Als ze haar lichtblauwe spijkerbroek uittrekt valt er een briefje uit haar zak, het is het telefoonnummer van Olliver. Snel pakt Cato haar mobiel en zet hem in haar contacten. Als ze zijn contact heeft aangemaakt stuurt ze hem een berichtje via WhatsApp in het Engels:
Hey, ik Sophia!
Olliver antwoordt snel:
Hai Sophia! Hoe gaat het met je?
Cato lacht en begint te typen:
Ja! Super leuk!
Ze zet een smiley achter haar berichtje.
Fijn! Kun je misschien een keertje afspreken?
Cato’s hart maakt een sprongentje, natuurlijk wilt ze dat!
Ja, gezellig!
Leuk! wanneer kan je? Vraagt Olliver.
Ik kan morgen, overmorgen, donderdag, vrijdag maar niet op woensdag J
Olliver stuurt gauw een antwoord:
Okay! Ik kan morgen ook dus zullen we morgen 12:30?
Cato pakt haar wekker en zet die op half twaalf.
Is goed, zullen we op het strand afspreken? Vraagt ze
Okay! Ik zie je dan! Byex J
Byex!
Cato sluit haar mobiel af en gaat in bed liggen. Olliver is een hele leuke jongen en ze heeft ontzettend veel zin om morgen met hem af te spreken!
“trrrrrriinnggg” Cato’s wekker begint een hoop herrie te maken. Cato zet hem uit en gaapt, ze heeft heerlijk geslapen. Snel kleedt ze zich aan en borstelt haar haren.
Als ze haar korte broek en het topje aan heeft rent ze naar beneden en gaat aan tafel zitten. Cato’s moeder zit al aan tafel en leest iets in een tijdschrift. “Goedemorgen Sophia” zegt haar moeder, Cato ergert zich en gaat zitten “ik heb met iemand afgesproken vandaag om half eén” Cato’s moeder knikt “is goed” en haar moeder gaat verder met lezen. “Mam, ik mocht toch een huisdier uitzoeken?” Cato’s moeder legt haar tijdschrift neer en knikt “heb je er al eentje in gedachten?” vraagt ze “ja, ik zou heel graag een paard willen” Cato’s moeder zucht. “Een paard is wel een groot dier hoor, weet je dat wel zeker?” Cato knikt “dat weet ik helemaal zeker” zegt ze met een grote glimlach “nou, dan zal ik het even met je vader overleggen” Cato lacht en geeft haar moeder en kus “dankje mam!” haar moeder lacht “hoho jongedame, je hebt hem nog niet!” Cato knikt en loopt de eetkamer uit.
Op de gang springt Bobby tegen haar op en Cato geeft hem een knuffel “ga je straks mee Bobby?” Bobby blaft. Cato’s vader komt de trap afgelopen “hoi pap, mag ik Bobby meenemen naar het strand?” haar vader gaapt en zucht “jahoor” en hij loopt naar de eetkamer. Cato pakt de riem van Bobby en haar slippers. Ze rent met Bobby naar buiten, naar het strand.
“Ha, die hond van jou is echt grappig Sophia!” zegt Olliver lachend. Bobby loopt als een gek in het zand te graven, eet schelpen op en probeert het zeewater te drinken terwijl hij dat hartstikke goor vindt. “Ja, hij is heel leuk” zegt Cato en ze doet haar zonnebril op. “Heb je al aan je moeder gevraagd of je een paard mag?” vraagt Olliver.
“Ja, ze gaat er over praten met mijn vader” antwoordt Cato.
“Hopelijk mag het, dan ga ik je leren paardrijden!” zegt Olliver.
“Kan jij paardrijden dan?” vraagt Cato nieuwsgierig en Olliver knikt.
“Ja, ik had vroeger ook een pony” zegt hij.
“Waar is je pony nu of is hij..” Olliver knikt en zucht “ja, hij is overleden, twee jaar geleden” Cato schrikt en kijkt voorzichtig naar Olliver, gelukkig huilt hij niet maar hij kijkt wel verdrietig.
“Sorry dat ik er naar vroeg, ik had het kunnen weten. Als ik een paard heb mag je vaak genoeg oprijden!” zegt ze “dat is erg aardig van je” antwoordt Olliver.
“Sophia, waarom ben jij eigenlijk verhuist?” Cato kleurt rood.
“Nou, dat weet ik niet precies” zegt ze “volgens mij leek het mijn ouders gewoon leuk om hier te wonen” Olliver knikt “grappig, mij lijkt het best moeilijk om te verhuizen” Cato knikt en zegt “ja, dat is het ook maar je krijgt ook een hoop nieuwe vrienden” en ze lacht. “Ja, dat is waar” zegt Olliver “wat heeft jouw hond trouwens in zijn bek?” Olliver wijst naar Bobby en Cato kijkt “oh, dat zal vast wel weer een schelp zijn” ze roept Bobby bij zich en het hondje gehoorzaamd “doe een los Bobby” en Bobby opent zijn bekje “ja, het is weer een schelp” Cat pakt de schelp op en legt hem op haar handdoek “cool, het is echt een mooie schelp” zegt Olliver. “Jij mag hem wel hebben hoor” zegt Cato en ze geeft de schelp aan Olliver. “Nee joh, ik heb al heel veel mooie schelpen, neem jij hem maar” Cato haalt haar schouders op en stopt de schelp in haar strandtas.
“Naar welke school ga jij eigenlijk Olliver?”
“ik ga naar het Jeffrey College, jij?”
“ik ga naar het R.Yelford College, is dat leuk?”
“jahoor, je school is erg populair en je hebt een mooi uniform”
“uniform?”
“ja, dat is heel normaal hoor”
Cato knikt, dus nu mag ze geen eigen kleren meer aantrekken.
“Welke kleur heeft mijn uniform?”
“Een donkerblauwe polo met een wit rokje voor de meisjes en voor de jongens een donkerblauwe polo met een witte broek”
“Dus ik draag die kleuren altijd?”
Olliver knikt.
“Ja, in de winter heb je alleen een broek aan in de plaats van een rokje en wanneer het regent mag je de broek ook aan trekken”
“moet ik dan ook een witte broek aan?”
“ja”
“en welke kleur heeft jouw uniform?”
Olliver lacht.
“Mijn uniform is donkergroen met een zwarte broek en voor de meisjes een zwart rokje”
“grappig”
“mwa, ik vind het uniform van jouw school wel veel mooier dan dat groene gedoe”
Cato moet om Olliver lachen.
“In Nederland hebben we geen uniforms”
Olliver kijkt verbaasd.
“Nee? Dat lijkt me super fijn!”
“Ja, dat is het ook wel”
Cato en Olliver kletsen een tijdje en Cato is ongelooflijk gelukkig.
Nog nooit heeft ze zo’n leuke jongen ontmoet, een jongen die geïnteresseerd is in haar en die gewoon zichzelf is.
Als het vier uur is moet Cato naar huis.
“Ik moet gaan, ik vond het echt super gezellig!”
“vond ik ook, zullen we misschien vrijdag weer afspreken?”
“ik zal het thuis even vragen”
“oké, nou, doei!”
en Cato loopt het strand af, Bobby loopt vrolijk achter haar aan.
Cato is blij en huppelt naar huis toe. Ze neuriet vrolijk een deuntje en opent het hek van haar huis.
Er zijn nog geen reacties.