4
“Dames en heren, binnen tien minuten zullen we gaan landen. Eindelijk, na vele uren zijn we zullen we aankomen in Sydney!” de piloot klinkt vrolijk en praat hard, Cato wordt er wakker van. Het is vroeg in de ochtend rond zeven uur. Ze kijkt naar buiten, waar ze een reusachtige stad ziet met hoge gebouwen. De zon schijnt en het vliegtuig maakt een paar bochten. Cato probeert het vliegveld te vinden maar dat lukt niet. In Sydney zelf is ze nog nooit geweest, wel in Australië ergens aan de kust. Daar hadden ze een leuk hotel en gingen ze elke dag naar het strand.
Sydney is overdreven groot vindt Cato.
“Sjonge, straks gaan we landen” zegt Ralph “ja” antwoord Cato. Achter Cato hoort ze haar zusje roepen “oh, papa! Kijk! Is dat Sydney?” ze klinkt overduidelijk vrolijk.
Als ze de stad een voorbij zijn en er minder gebouwen te zien zijn ziet Cato het vliegveld. Het is groot en het valt op.
Het vliegtuig daalt en voor ze het weet zit het vliegtuig al op de landingsbaan. De wielen schuren over de grond en het is een hoop gebonk. Ze zijn in Australië, hun nieuwe thuis.
“Ja, die rode koffer is van ons!” Cato’s moeder loopt naar de bagageband en rukt er een grote rode koffer vanaf. Ze hebben nu in totaal al vier koffers en ze moeten er nog drie.
Cato zucht en kijkt naar haar vader die als een pakezel alle koffers naast zich heeft staan. Ze ziet haar moeder nu een donkerblauwe koffer van de band afhalen en haar broer haalt er een roze vanaf, die is van Willemijn.
Als ze eindelijk alle koffers hebben lopen ze verder.
Het is ongelooflijk druk op het vliegveld en Cato probeert haar moeder bij te houden.
Uiteindelijk na veel gedoe staan ze buiten en stappen ze in een taxi, Cato’s moeder geeft het adres door en de taxichauffeur begint te rijden.
“Dat was best een vermoeiende reis, maar wat leuk dat we hier zijn” zegt Cato’s vader. Niemand zegt wat dus knikt Cato maar.
Willemijn slaapt en leunt tegen haar moeder aan. Ralph en Cato zitten op twee extra stoelen in de achterbak en de koffers zijn erbij in gepropt. “Hoe lang is het rijden mama?” vraagt Cato “nog drie kwartier lieverd” antwoordt haar moeder.
Iedereen is erg slaperig maar als de chauffeur aankondigt dat ze over tien minuten op de bestemming zijn kijken ze allemaal naar buiten. Het is prachtig weer buiten en ze rijden op een smalle weg over een plat landschap. Aan de ene kant zijn bomen en aan de andere kant ziet Cato de zee.
De chauffeur gaat naar links, een klein weggetje in en dan ziet Cato aan de rechterkant een hek, een groot wit hek. De taxi stopt en de chauffeur stapt uit. “Wat is het hier mooi” Cato’s moeder kijkt stralend om zich heen. Haar vader pakt een paar koffers van de chauffeur aan en Hans en Cor komen aangelopen “goedemiddag, heeft u een goede reis gehad?” vraagt Hans Cato knikt en haar ouders vertellen hoe het is gegaan. Iedereen die in Nederland bij hun werkte en meeging naar Australië vertrokken twee dagen eerder zodat zij het huis al een beetje konden inrichten. Met ze allen lopen ze naar het huis. Het huis ligt tussen de bomen en het is groot en wit. De tuin is gigantisch en er is een groot zwembad.
Cato kan een lach niet onderdrukken “wauw” zegt ze. Ook haar broer en zusje kijken vrolijk.
Binnen is het mooi en netjes, zoals in hun vorige huis. Cato herkent de spullen. In de hal zijn twee trappen “de trap rechts gaat naar onze badkamer, slaapkamer en sauna’s en de trap links gaat naar jullie slaapkamers” legt haar moeder uit. Willemijn en Cato rennen naar boven en bekijken iedere kamer. Willemijn’s kamer is lichtroze en is echt meisjesachtig ingericht. De kamer van Ralph is groot en die van Cato is erg gezellig. Iedereen heeft zijn eigen badkamer en die van Cato is baby blauw. Meteen opent Cato haar balkon deuren. Het huis heeft een groot balkon die helemaal aan de achterkant loopt. Iedereen kan erop.
Ondanks ze liever in Nederland is kan ze haar gelukkige gevoel niet onderdrukken.
“Wauw, de golfen zijn super hoog!” Ralph rent naar de zee en neemt een duik. Nadat alles was uitgepakt zijn Ralph, Willemijn Cato en Bobby de hond naar de zee gegaan. Het water is prachtig en het is rond de dertig graden. Willemijn ligt op het strand te zonnen en Cato rent achter Ralph aan. Bobby is bang voor water dus blijft bij Willemijn. “Het water is echt super warm!” zegt Cato tegen haar broer “ja, ik ga vragen of ik een surfplank mag, dat lijkt me echt gaaf” Cato lacht “dan ga ik met je mee!” en ze zwemt verder.
Het strand is rustig, er zitten maar een paar mensen en er zijn een paar jongens aan het surfen. “Misschien wonen zij wel hier in de buurt, kunnen we met hun surfen” zegt Ralph en hij zwemt naar de surfers, Cato zwemt hem achterna. Ralph stelt zich voor aan de jongens “do you live in this town?” vraagt hij, de jongens knikken en vertellen dat hier dichtbij een dorp is waar ze wonen. Cato vindt ze aardig. “Where are you come from?” vragen ze “from Holland” antwoordt Cato. De jongens zijn verbaasd “wow, cool” Cato en Ralph lachen.
Na een tijdje te hebben gekletst gaan de jongens naar huis en ze hebben morgen op het strand afgesproken, dan gaan ze Cato en Ralph leren surfen.
De jongens heten Ben, een grote met lang zwart haar, Alex een grappige met bruine krullen, Nathan een leuke jongen die erg geïnteresseerd was en Nick een stille jongen. Ze zijn allemaal vijftien. Cato vond Nathan het aardigst. Ralph en Cato zwemmen terug naar Willemijn.
“Ralph, het is al bijna etenstijd” zegt Willemijn die met haar horloge zwaait “ja, we komen al” antwoordt Ralph. Gehaast kleden Cato en Ralph zich aan.
“Waar is Bobby?” vraagt Cato, ze kijkt om zich heen. “Daar!” Willemijn wijst naar het kleine gevlekte beestje en inderdaad, daar loopt het kleine hondje, hij heeft iets in zijn bek.
“Bobby, wat heb jij daar?” Bobby komt vrolijk op hun afgerent en laat een prachtige schelp uit zijn bekje vallen. De schelp is zo groot als Cato’s hand. “Wauw, waar heb je dat vandaan jongen?” Ralph pakt de schelp op. “Zit er een parel in?” vraagt Willemijn, Cato lacht “nee joh” maar voor de zekerheid kijkt ze toch maar even, je weet maar nooit. De schelp is leeg.
“Nemen we hem mee naar huis?” vraagt Willemijn “ja, dat doen we” en met zijn drieën en Bobby lopen ze naar huis.
“Wat eten we Cor?” vraagt Cato als ze door de keuken loopt “koude pasta met salade en een verschillende visjes” antwoordt hij. Nieuwsgierig kijkt Cato naar de vis die op het aanrecht ligt “lekker!” en snel opent ze de deur van de eetzaal.
“mooie stoelen” zegt Ralph, zijn moeder knikt “hebben jullie je een beetje vermaakt op het strand?” ze knikken “fijn, hebben jullie al vrienden?” Ralph kijkt naar Willemijn en zegt “nee, er was niemand op het strand” Cato glimlacht, haar broer wilt niet dat haar moeder weet dat ze al vier vrienden hebben. “Jammer” zegt Cato’s moeder. Hans en Andre lopen de eetzaal in met een salade, visjes en pasta. Ze zetten het op tafel “dit zijn sardientjes en inktvisringetjes” Andre wijst naar het bord met visjes “dit is een heerlijke frisse pasta en er is ook nog een salade met tomaat, mozzarella, komkommer en tonijn” Cato’s vader knikt “dankjewel” en ze beginnen met eten.
“Hallo lieverdje” Cato’s moeder loopt haar kamer in “vind je het een beetje leuk hier” vraagt ze “ik mis Nederland wel” zegt Cato zacht “dat snap ik. Ik wilde nog wat vertellen, over vijf weken is je eerste schooldag en ik heb al contact met een moeder van een meisje uit jouw klas. Hartstikke aardige vrouw, ik heb deze woensdag met haar afgesproken, ga je dan mee?” Cato knikt “oké, welterusten lieverd” haar moeder doet het licht uit en loopt haar kamer uit.
Cato zucht en doet haar ventilator aan en drukt haar handen tegen haar knuffel.
Hopelijk is dat meisje aardig, niet zo’n tutje. Het gekke is dat Cato nu een andere achternaam heeft en voornaam heeft. Ze heet nu geen Cato meer maar Sophia, Ralph heet Julius, Willemijn heet Sarah, haar moeder heet nog wel Louise en haar vader heet nu William. Hun achternaam is nu geen Troisfontaine meer maar Johnson. Dus vanaf nu is ze Sophia Johnson.
Cato is zo ongelooflijk bang dat ze op haar eerste schooldag zegt “hello, I’m Cato” en dat ze daarna moet uitleggen dat ze eigenlijk Sophia heet.
Haar ouders willen zelfs dat ze zich thuis niet meer via hun normale naam mogen aanspreken.
Ze zijn dus gevlucht maar nog steeds niet veilig, dat idee maakt haar zo bang.
Cato staat op een loopt naar het raam, schuift de gordijnen opzij en kijkt naar buiten. Het is hier super mooi maar toch zal ze hier nooit gelukkig worden want dit is haar huis niet. Dit huis heeft geen herinneringen. Ze doet haar deuren open en gaat op het balkon staan. Een zacht windje briest haar bruine haren naar achter en ze hoort vogeltjes zingen.
Morgen gaan ze naar het strand met alle buren als kennismaking. Ze hebben in totaal vijf huizen dichtbij hun huis staan, de meeste zijn bewoond door een echtpaar met kinderen.
Hopelijk is er een meisje van Cato’s leeftijd bij.
Cato loopt naar binnen en gaat in haar bed liggen. Ze is moe en valt in slaap.
Er zijn nog geen reacties.