De Zuidelijke Waterstam - 52
“Het gaat wel erg traag zo”, merkte ik op.
“We hebben bijna geen spades”, zei één van de mannen zacht. “Het is de enige manier.”
“Dat kan ik begrijpen, maar ik heb weinig tijd nu.” De mannen keken elkaar ongemakkelijk aan. “Prinses Yue, wat denkt u?”
“Als u me toestaat, prinses, die sleeën kunnen erg snel gevuld worden.” Ik glimlachte en knikte. Yue liep tussen de mannen door. “Opzij, allemaal”, gebood ze. De mannen gingen in een grote kring om haar en de sleeën heen staan. Yue haalde diep adem en met wat watersturing waren de sleeën in iets meer dan een minuut tijd volledig gevuld. De mannen van de Waterstam keken ongelovig toe. Ik glimlachte alleen en negeerde hun verbazing even. Misschien werd het inderdaad tijd dat ik het verbod op sturing ophief, of op z’n minst gedeeltelijk.
“Zo, laten we terug naar het dorp gaan”, zei ik alleen. Meteen liepen de mannen naar de sleeën en trokken die, weliswaar moeizaam, naar het dorp. Ik constateerde glimlachend dat de soldaten af en toe een handje toestaken als de sleeën dreigden vast te lopen waar de sneeuw niet gelijk lag of er stenen in de weg lagen.
“Is het in orde zo, prinses?”, vroeg de generaal aarzelend.
“Uitstekend.” Hij haalde opgelucht adem. “Heeft er echt niemand proberen watersturen vandaag?”
“Niet zodat we het konden zien alleszins, behalve de heelmeesters natuurlijk. Maar ik vermoed dat er hier en daar wel iemand wat zal geprobeerd hebben binnen in de iglo’s, om de moeilijkst bereikbare plaatsen op te lappen.”
“En waarom denkt u dat?”, vroeg ik geamuseerd.
“De gezichten van de mensen buiten de iglo’s”, zei hij. Ik grinnikte even. Ik twijfelde er niet aan dat hij gelijk had, maar als het zo opviel, betekende dat ook dat ze misschien nog wel bang, maar niet meer echt doodsbang waren.
Aan de rand van het dorp wachtte Katara ons op.
“Hoe is het met de zieken en gewonden?”, vroeg ik.
“Ik denk dat de meesten er over een paar dagen weer bovenop zullen zijn”, zei ze met een glimlach.
“Uitstekend. En hoe doen die meisjes het?”
“Ze doen heel erg hun best, maar ze hebben natuurlijk ook nog veel te leren”, zei ze. “Maar het is wel raar om plots les te geven hoor.”
“Daar raak je snel genoeg aan gewend”, zei Yue.
“Tijd om iedereen bij elkaar te roepen”, zei ik. Ik keek in de richting van de gevangenis, waar ik al mensen buiten zag komen. Het verbaasde me niets dat ze iets te vroeg waren, ik had een half uur dan ook speciaal ruim genoeg gerekend.
Reageer (2)
Love it!!
1 decennium geledenUiteraard zijn ze ongeduldig!
1 decennium geledensnel verder