Andrès (1)
“Andrès?”
De jongen draaide zich om en keek recht in de ogen van Ithuriël, een van de hoofdengels. De glimlach op Andrès’ lippen stierf weg en een ernstige blik kwam ervoor in de plaats.
“Ja?”
“Ik heb een missie voor je.”
Andrès draaide zich nog even om naar Eowyn en legde wat hij vasthad terug op de tafel. Eowyn keek hem bezorgd na toen hij van de tafel sprong en Ithuriël volgde. Een naar gevoel nestelde zich in haar binnenste. Wat voor missie zou hij nu weer krijgen? Met een zucht stond ze op en liep naar de andere kant van de ruimte. Ze richtte haar blik op de blauwe lucht waarin duizenden donzige wolkjes zweefden. Hoe vaak hadden zij en Andrès zich geen weg gezocht over die wolken? Zo ver mogelijk zonder gebruik te maken van hun vleugels, het was een uitdaging waar ze zich uren mee hadden kunnen amuseren. De laatste tijd begaven ze zich echter steeds minder vaak op de donzige wolken, volgens Ithuriël was het te gevaarlijk buiten en daarbij kwam nog dat Andrès steeds vaker weg was om verscheidene missies uit te voeren. Bij zijn laatste missie, waarbij hij naar de aarde was gestuurd om te onderzoeken wat de duisternis veroorzaakte die zich over de planeet heen had gelegd, was hij negen maanden weggeweest. Ithuriël had hem pas terug gehaald toen iemand van zijn pleeggezin was gestorven ten gevolge van de krachten die zich over de aardbol hadden begeven. Andrès had er nooit veel over gepraat maar ze wist dat hij pijn leed. En ze wou dat ze hem kon helpen, dat hij zich zou openstellen en haar hulp zou aanvaarden, maar dat deed hij niet, hoe vaak ze hem haar hulp ook aanbood. Ze wendde haar blik af van de wolken en keek naar Ithuriël en Andrès die nu in een aparte ruimte waren neergezeten.
“Het heeft te maken met die tatoeage van je,” begon Ithuriël toen de gouden poort achter hen automatisch sloot. Andrès zette zich op een wolk die een paar meter boven de donzige vloer zweefde, tegenover een houten tafel, jaren geleden naar boven gebracht van de aarde. Ithuriël zette zichzelf in de grote stoel, met rode stof bedekt, dat zich achter die tafel bevond. Ook deze was afkomstig van de wereld beneden.
“Je hebt een gave Andrès.”
“Hoe weet u dat?”
“Ik heb je zitten bestuderen. Als je blij bent schijnt de zon. Als je verdrietig bent pakken de wolken zich samen en laten ze hun water neerdalen op de aarde. Als je boos bent klinkt de donder. Je kunt het weer beïnvloeden.”
“Wat?”
“Je bezit de kracht om een van de natuurelementen naar je hand te zetten Andrès. En er zijn nog drie anderen die elk een van de drie overige elementen kunnen beheersen.”
“Is dat mijn missie? Die drie anderen vinden en naar hier brengen?”
“Niet helemaal, jou missie bestaat erin naar de aarde af te dalen, je bij hen te voegen en de wereld te redden.”
“Maar hoe?”
“Je hebt met eigen ogen kunnen zien hoe de aarde langzaam verteerd word door die zwarte wezens. Jij bent gecreëerd opdat je hen zou kunnen tegenhouden. Ze zijn de weerspiegeling van het Kwaad. Samen met de drie anderen ben jij uitverkoren om de strijd met hen aan te gaan.”
Het bleef een tijdje stil terwijl Andrès die informatie in zich opnam. Hij vroeg zich af hoe Ithuriël het te weten was gekomen maar hij wist dat hij die vraag niet moest stellen. Je mocht nooit twijfelen aan de informatie die de hoofdengels meegaven, het was altijd de waarheid.
“Er is mij ter oren gekomen dat er al twee elkaar hebben gevonden, een mens, Dante, en een elf, Sarit. Vind ze. Voeg je bij hen. Red de mensheid.”
“Wanneer vertrek ik?”
“Vanavond.”
Andrès wou protesteren maar hield zich in, hij knikte en stond toen weer op, een frons in zijn voorhoofd. Dit was zijn kans om Casper te wreken. Om de wezens weer te vinden en ze voor eens en voor altijd weg te sturen. Maar hij wist ook dat het geen gemakkelijke missie zou worden, dat hij jaren weg zou kunnen zijn van de hemel, zonder een kans terug te keren. En hoe groot was de kans dat hij de anderen vond? Hij wist niet waar ze zich nu bevonden, hij zou jaren over de aarde kunnen ronddolen zonder hen ooit te vinden. Daarbij kwam nog het feit dat hij niet eens wist hoe ze eruit zagen of wie ze waren. Ithuriël overhandigde hem nog een medaillon dat hem zou moeten helpen de locatie van de anderen te achterhalen en toen liep hij het kantoortje uit. Een zucht verliet zijn lippen. De rest van de dag zocht hij spullen bijeen die hij nodig zou kunnen hebben in de wereld beneden, hij ontweek Eowyn en verloor zichzelf in zijn eigen gedachten. Uiteindelijk, toen de lucht onder hen donker begon te kleuren, liep hij naar Eowyn toe. Hij vertelde met zachte stem over zijn nieuwe missie, tranen blonken in zijn ogen. Eowyn legde haar hoofd op zijn borst. Ze sloot haar ogen terwijl het geluid van zijn bonzend hart een weg vond naar haar oor en haar hoofd vulde. Andrès wreef langzaam over haar rug.
“Ik ga je missen,” zei hij schor. Eowyn hief haar hoofd op. “Wees voorzichtig.”
Andrès hief zijn vingers op en streelde even over haar wang. “Ik hou van je, vergeet dat niet.”
“Ik zal op je wachten.”
Eowyn keek recht in zijn groene ogen, ging op haar tippen staan. Ze drukte een vlinderlichte kus op zijn lippen.
“Vaarwel Andrès,” zei ze zacht.
“Andrès? Ben je zover?”
De stem van Ithuriël doorbrak de spanning die tussen hen had ingehangen en Andrès liet Eowyn voorzichtig los.
“Ja,” zei hij toen.
Reageer (1)
Love it
1 decennium geleden