Ze hadden al die tijd besloten dat ze naar boven zouden gaan. De mysterieuze toren te bezoeken. Wat er ook te vinden was. Odette had hier geen zeggen in gehad. Ze had enkel haar hoofd zachtjes geschud, de witte vlokken uit haar haren doen schudden. Geen van haar reis genoten had er ook maar iets van gemerkt. Net zoals het hun volkomen ontgaan was dat ze niet meer drie telden. De grote blauwe gang leek ten einde te komen. Het zwakke licht leek steeds groter te worden en Odette begon zich af te vragen hoe ze ooit de weg weer terug ging vinden. Haar reisgenoten waren omhoog gegaan, hun einddoel was beneden in te kelder, ergens boven een ravijn dat mijlen diep naar beneden rees. De gang waar ze doorheen gelopen was bij geen van beide. Het was ergens centraal in het paleis en alleen boven haar had het licht zich door het ijs kunnen breken. Maar heel soms was het licht dapper genoeg geweest om zich via de zijkanten door te dringen. Alsof de tunnel een doorgang naar een heel ander gedeelte was van het paleis, alsof het er aangebouwd was en los stond van het grote gevaarte.
De gang eindigde, na uren lopen, of minuten die zich als uren voor hadden gedaan. Odette stond in een kleine ruimte, niet veel kleiner als het kleine hutje waar ze ooit in gewoond had, wat in vergelijking met de rest van het kasteel voor dwergen gemaakt leek te zijn. Het was donker in de kleine ruimte. De muren waren zo dik dat licht doorlaten onmogelijk werd en Odette begon steeds meer het idee te krijgen dat de plek bewaakt werd. Haar oren spitste zich op en langzaam gleden haar ogen rond de wand die in een perfecte cirkel rond liep. Nergens was er een oneffenheid te bekennen die zou leiden tot een val. Odette liet haar blik een tweede maal door de ruimte gaan en stapte toen heel voorzichtig naar voren. De ruimte was leeg, haar voet die het koude ijs betrad galmde door de cirkel heen terug naar haar waar hij nog drie keer rond geslingerd werd om zachtjes op te lossen in de stilte. Leeg op één voorwerp na. In het midden van het plafon was een gat gehouwd. Het gat voorzag de ruimte van licht en nog zoveel meer. Sneeuw dring zich naar binnen als een zachte deken. De sneeuw was zo dik dat Odette eerst niet kon zien wat er in het midden opgebaard stond. Rond het gat, op de grond, hoopte de sneeuw zich op. Odette stapte dichterbij, elke voetstap luidruchtig luid om haar heen draaiend. Toen ze dichterbij naderde trok de sneeuw op. Een grote sokkel gemaakt van het materiaal waar het hele paleis van gemaakt was doemde op. Op de sokkel stond een kleine glazen ronde vitrine. Odette stapte dichterbij en streek zachtjes langs het glas. Het was ijs koud en Odette had nog nooit zulk helder ijs gezien. In de vitrine lag het enigste voorwerp dat niet van ijs was op een klein bordeaux rode kussentje lag en rijkelijk versierde kroon, zo wonder mooi dat Odette er even stil van raakte.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen