Het was koud geweest in de openheid van de nacht die in was komen zetten. Buiten, waar de sneeuw had gevallen en haar blonde lokken wit hadden doen sieren. Buiten, waar de maan op haar neer keek, haar benen en vingers schekend. De kou van buiten was niets vergeleken met de muren van ijs die op hun neerkeken, hun omsingelde en hun kou op hun deed neer vallen. De mogelijkheid dat iemand in het paleis kon wonen werd door Odette als onmogelijk bestempeld. Geen levend wezen kon zo lang aan deze kou worden blootgesteld. Toch ging de legende dat het paleis er al jaren stond en dat deze bewoond werd door de ijs koningin. Odette had menig woord over haar gehoord, en allen hadden ze er voor gezorgd dat Odette hare majesteit niet persoonlijk tegen het lijf wou lopen.
Odette had haar armen voor haar lichaam gekruist, hopend zo wat warmte te kunnen vangen. Dit was echter niet het geval. Het leek wel alsof alle lichaamswarmte die ze daarvoor opgeslagen had, en dit was al niet veel, weg leek te glippen, tussen het kruis van haar armen door, onder de kap van de mantel, door de dunne stof van haar jurk. Het was niet tegen te gaan, hoe hard ze ook probeerde. Ze had zich tegen Jefferson aan willen schrijden, hun lichaamswarmte delen, hem in haar armen houden, door zijn haar aaien en hem vertellen dat het allemaal wel goed zou komen, dat ze daar voor ging zorgen, precies zoals ze in Wonderland gedaan had. Het leek allemaal zo lang geleden. Alsof het een ander leven was geweest. En dat was het geweest. De vloek had hun een nieuwe identiteit geschonken en hieraan zat een nieuw leven verbonden. Dit was een deel van haar geworden. Ze was Rosalie geworden, ze was onwetend geweest, maar ze was wel gelukkig geweest. Paige, Grace, was alles wat ze had gehad en ze had een doel in haar leven gevonden alsof Paige, Grace, haar eigen was geweest en nu was ze weg. Ze besefte eindelijk hoe hopeloos het leven werd na het verlies van een dierbare. iemand waar je voor had moeten zorgen, iemand die zijn leven niet zonder jouw had kunnen leven, het was alsof ze gefaald had, als ouder. Maar dat was ze niet, ze was geen ouder, ze was het nooit geweest, en dus had ze het recht niet om te huilen, om door te draaien. Jefferson daar in tegen, Jefferson had al het recht.
Heel even had ze geprobeerd zijn hand vast te pakken. Deze was koud, ijskoud, zoals alles in het kasteel leek te zijn. Het was uitzichtloos geweest en Odette wenste dat ze snel weer vertrekken konden.
Heel stilletjes was ze verdwenen. Ze moest het proberen. Het was blijkbaar ook noodzakelijk genoeg om helemaal naar de hoogste toren van het kasteel te klimmen om kans te hebben op iets van warmte. Odette was het er niet mee eens geweest, ze hadden beter direct naar de kelder kunnen gaan, zo hadden ze veel minder kans om gepakt te worden door de ijs koningin, het was veel logischer geweest, maar ze durfde niet tegen de piraat in te gaan. Hij had er vast beraden uitgezien, alsof hij meer wist dan dat zij deed. Maar dat gevoel had ze al vanaf het moment dat ze de kapitein ontmoet had.
En nu liep ze door een donkere gang, het ijs was zo dik dat het maanlicht er bijna niet door heen kwam. Het licht dat wel sterk genoeg was of de plekken waar het ijs zwakker was lichten op. Alsof kleine diamanten waren ingezet in de ijzige muur. Ze vormde kleine lichtpuntjes tussen haar voeten en Odette besloot deze te volgen, niet wetend waar ze heen zouden leiden, maar het moest een magische plek zijn, Odette wist het gewoon zeker.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen