Themawedstrijd september 2014~Hoop
De wind giert door mijn korte haar. Het sluipt in mijn kleren en verkleumt me tot aan het bot. Mijn oogleden worden zwaar en mijn lichaam moe. Mijn blik glijd over de groep mensen. De meesten liggen dicht tegen elkaar aan. Om de zoveel meter staat een klein vuurtje. De wind is echter te sterk en na een tijdje zijn alle vuurtjes uit.
Ik blaas in mijn handen en sla de dunne stof van mij vest dichter om mij heen. Een oude man loopt naar me toe en duwt me tegen de grond. 'Slaawp.' murmelt hij. Ik blijf braaf liggen. De man loopt verder. Ik bijt op mijn lip. Het is nu al de zoveelste nacht dat we buiten in de kou slapen. Ik denk aan mijn warme bed van drie jaar geleden. Wat mis ik de stro-matras die mijn moeder had gemaakt. De warme deken die me zusje ooit heeft gebreid. Wat mis ik mijn familie.
Tranen prikken in mijn ogen. Ik rol op mijn andere zij en probeer mijn gedachtes uit te schakelen. Het beeld van mijn moeder dans voor mijn oogleden.
De zon scheen, wat maakte dat haar haar op koper leek. Ze lachte, wat rimpels in haar wangen trok. Met haar hand had ze mijn zusje vastgepakt en samen renden ze de berg op. Ze gingen bramen plukken, terwijl mijn vader en ik op het land bezig gingen.
De zon had nog niet zijn hoogste punt bereikt. Ik rekte mij rug en hief mij gezicht even op tegen de zon. Hij werd verwarmd en een ontspannen glimlach verscheen op mijn lippen. Ik opende mijn ogen en keek over de weilanden. In de verte kwam een donkere vlek aan. Ik fronste mijn wenkbrauwen. De vlek kwam in rap tempo dichterbij. 'Pap!' Riep ik. Mijn vader keek op. Mijn vinger wees in de richting van de vlek. De ogen van mijn vader keken verbaasd en gingen over in angst. 'Marloes!' Hij riep mijn moeder. Ze kwam aanrennen. Ze had de paniek in mijn vaders stem gehoord. Mijn zusje, Ruth, rende op haar korte beentjes achter haar aan. Mijn ouders begonnen druk te praten. Ruth struikelde en begon te brullen, maar de volwassenen hadden geen aandacht voor haar. Ik tilde haar op en troostte haar.
'Matheus.' Mijn moeder greep mijn arm. 'Je moeten het dorp waarschuwen.'
Ik gaf Ruth aan haar en begon de berg af te rennen. Langzaam drong het tot me door wat de vlek was. Het was de Ravenbende en ze kwamen ons dorp overvallen. Mijn benen brachten me bij de klokkentoren. Ik snelde de lange trap op en kwam de klokkenluider tegen. 'De Ravenbende komt eraan.' Hijgde ik. De oude man begon naar boven te klimmen, maar was niet snel. Ik rende hem voorbij en kwam als eerste boven. 'Trek aan het touw met het rode koortje!' Hoorde ik de klokkenluider roepen. Ik greep het juiste touw vast en ging er met al mijn gewicht aanhangen. Zwaar kwam de klok in beweging en het geluid trilde door mijn hele lichaam. In het kleine beetje school wat ik had gehad, had ik geleerd dat als er gevaar dreigde er drie keer werd gebeld.
Na de derde dreun rende ik terug naar beneden. De klokkenluider was verdwenen.
Overal in het dorp heerste chaos. Ik ontdekte mijn vader in de menigte. Hij deelde wapens uit aan dappere boeren. De wapens hadden altijd in de opslagplaats gelegen. Niemand had er aan gedacht om ze ooit te gaan gebruiken, maar nu was dat moment toch aangebroken. Ik liep met trillende benen naar mijn vader en zwijgend kreeg ik een licht zwaard in mijn hadden gedrukt. Hij keek me even doordringend aan, wetend dat dit de laatste keer zou kunnen zijn. Ik draaide me om en sloot me aan bij de boeren die al klaar stonden. In gedachten zag ik mijn moeder samen met de andere vrouwen en kinderen de bossen inrennen om zich te verstoppen. Ik slikte mijn tranen weg en concentreerde me op wat me te wachten stond.
De wapens waren uitgedeeld en iedere dappere man had zich verdekt opgesteld. Het geluid van hoeven die galoppeerden, klonk steeds dichterbij. Naast mij stond mijn beste vriend, Lodewijk. Ik keek hem even aan en hij keek terug. Beide wisten we dat we elkaar niet weer zouden zien, niet leven in ieder geval. We gingen nu vechten tot de dood, om onze familie genoeg tijd te geven om weg te komen. Lodewijk pakte mijn hand even vast en kneep erin. Ik kneep terug. De Ravenbende stormde het marktplein op. Geschreeuw kwam van alle kanten en ik liet Lodewijk los. Hij stormde naar voren en zijn hoofd werd direct van zijn romp geslagen.
Met een schok ga ik overeind zitten. Ik ben weer terug in het bos. De kou snijd door me heen. Rillingen lopen over mijn rug en het beeld van Lodewijk herhaald zich telkens weer voor mijn netvlies. Ik geef weer een schreeuw. Een hand word op mijn schouder gelegd. Tranen prikken in mijn ogen en het beeld van Lodewijk vervaagd. Ik haal bibberig adem en kijk naar het meisje naast me. Haar haar is prachtig zwart en haar ogen spookachtig blauw. Ze aait liefdevol over mijn rug. Mijn stem klinkt ruw als ik zeg: 'Sorry.'
Ze lacht en schud haar hoofd. Ze pakt mijn hand en legt die tegen haar wang. Ze is ijskoud. Mijn blik glijd naar haar lippen die blauw zijn. Haar tanden klapperen. Ze gaat weer liggen en ik volg haar voorbeeld. We kijken elkaar enkele minuten aan. Ze fluistert een woord die ik niet kan verstaan. 'Wat zeg je?' Vraag ik zacht. ze lacht weer en komt dichterbij me liggen. 'Een nachtmerrie?' De luchtverplaatsing die haar stem veroorzaakt kriebelt in mijn nek. Ik knik en staar in het donker. 'Iedereen heeft ze.' Haar stem is zacht en lieflijk. Het is prettig om naar het luisteren. 'Zelfs de kleinste van de groep.' Ze pakt mijn hand en trekt me overeind. Ik weet niet wat ze wil doen, maar ik volg haar. We sluipen tussen de slapende mensen door. We verlaten het kamp. De maan schijnt tussen de bomen door wat een sprookjesachtig effect geeft. Even ben ik alle zorgen vergeten. Mijn ogen volgen het meisje en mij benen rennen achter haar aan. Ze lijkt de weg hier goed te kennen.
Een grote boom duikt op uit het donker. Het meisje laat mijn hand los en begint de boom in te klimmen. Ik volg haar blindelings. Ze gaat hoger en hoger en ik klim zwijgend achter haar aan. Bijna helemaal bovenin gaat het meisje op een tak zitten. Ik ga naast haar zitten en kijk naar het adembenemende uitzicht. Spontaan pak ik haar hand vast. Ze glimlacht. 'Wil je vertellen over je nachtmerrie?' Vraagt ze na een poosje. Ik schud mijn hoofd. Ik wil het meisje niet opschepen met mijn herinneringen. Ze kijkt me aan. Haar ogen lijken licht te geven. 'Praten helpt.'
Ik kijk haar zwijgend aan. Ze slaat haar ogen niet neer. Langzaam begin ik te vertellen over mijn moeder, mijn vader, mijn zusje en over Lodewijk. Ze luistert zwijgend en houd mijn hand stevig vast. Na het verhaal zijn mijn wangen doorweekt, maar mijn hart is leeg. We zitten zwijgend naast elkaar. 'Wat is jou herinnering? Wat achtervolgt jou in je dromen?' Vraag ik fluisterend. Ze kijkt me met haar spookachtige ogen aan. 'Niks, ik heb ze niet.'
'Dat kan niet.' Mijn stem is schor van het huilen. 'Je zei zelf dat iedereen ze had.'
'Klopt, ik heb ze ook wel gehad, maar nu heb ik ze niet meer.' Ze glimlacht en legt haar hand op mijn wang. 'Hoe ben je er vanaf gekomen?'
'Hoop.' Het word wat ze uitspreekt klinkt gek in mijn oren. Ik kijk haar niet begrijpend aan. 'Ik heb hoop. Wat er ook in mijn verleden is gebeurd, ik leef nog. Mijn leven is nog niet voorbij. Ik heb hoop, hoop voor de toekomst.' Ze duwt haar lippen op de mijne, daarna klimt ze snel de boom uit. Ik klim achter haar aan. Ze rent een grasveldje op en blijft in het midden staan. Zachtjes begint ze te zingen en beweegt haar lichaam mee op de rustige melodie. Ze strekt haar arm naar mij uit en ik pak hem vast. Samen bewegen we mee op de muziek die zij over haar lippen laat komen. Het woord dreunt door mijn hoofd, terwijl we voort bewegen.
Is het mogelijk? Is er hoop in deze bizarre tijden? Is er hoop voor een toekomst?
Onze lichamen bewegen synchroon over het veld. Ik kijk in haar ogen. Ze stralen. 'Wat is je naam?' Fluister ik en duw mijn gezicht in haar zachte haar. 'Nadea.' Fluistert ze terug. We zwijgen weer en dansen verder. Nadea is gestopt met zingen, maar de melodie beweegt voort in ons. Ik sluit mijn ogen en maak mijn hoofd leeg. Het enige woord wat er nog rond spookt is hoop.
Ja. het is mogelijk. Het is mogelijk om hoop te hebben in deze tijden. Het is mogelijk om hoop te hebben voor de toekomst, als je het verleden maar los kunt laten.
Reageer (1)
Mooi!
1 decennium geleden