OO5. Leoceus
De wind gierde om zijn hoofd terwijl hij over de toppen van de gebouwen heenkeek. Zijn jas wapperde om hem heen, maar hij sloeg er geen acht op. Daar, daar beneden moest hij zijn. Leoceus kon een gevoel van extreme interesse in wat hem te wachten stond niet geheel onderdrukken. Iemand die hem goed zou kennen, zou het enthousiasme in zijn ogen zien, maar voor de mensen onder hem, was hij vrijwel ondoorgrondelijk.
Het was al donker, de lichten in de huizen brandden en Leoceus’ ogen gleden over de voortuintjes, de gazons en de auto’s die ernaast geparkeerd stonden. Het normale leven onder hem was uiterst complex, maar niemand zou hem hier zien. Hij viel niet op in het donker, in de laatste uren die de dag nog restte. Hij wist dat hij voortaan wel voorzichtiger moest zijn, maar hij wist ook dat hij risico’s zou moeten nemen om zijn taak tot een goed einde te kunnen brengen. Het was lastig en ingewikkeld en Leoceus had zichzelf intussen al zo goed bewezen, dat hij niet bang hoefde te zijn voor catastrofes.
Hij schoof zijn voeten wat uit elkaar, zodat hij nog wat steviger stond en keek even naar de klok naast zich. Het werd echt laat. Hij hoopte dat men nog niet naar bed was, want dan zou hij tot morgen moeten wachten en Leoceus durfde er dan niet van uit te gaan dat hij dan weer zo’n goede kans zou hebben om hen te spreken.
Hij haalde even diep adem en liet zich toen vanaf de dakgoot naar beneden vallen. Hij gleed langzaam door de lucht, alsof iets hem vertraagde en kwam soepel en lenig op het trapje voor de ingang van de kerk terecht. Leoceus streek zijn zwarte blouse glad en liep met stevige tred richting het huis dat hij al de hele avond op het oog had.
De bel deed het niet, maar daar had Leoceus ook geen problemen mee. Hij wist niet of Mike thuis was of niet, maar als dat wel zo was – en mogelijk op zijn kamer zat – wilde hij niet dat hij zou weten dat zijn ouders bezoek kregen. Leoceus wilde hem op geen enkele manier het idee geven dat er iets achter zijn rug gebeurd was en moest dan ook voorzichtig zijn.
Meneer Jager opende de deur, met een argwanende blik in zijn ogen. Leoceus boog lichtjes naar voren.
‘Goedenavond, meneer. Zou ik, ondanks het late tijdstip, nog even binnen mogen komen?’ Leoceus keek de man in de ogen die enkel knikte en de deur wat verder opendeed. Hij volgde de man die overduidelijk Mikes vader was naar de woonkamer. Zijn vrouw – zo wist Leoceus – kwam direct overeind toen hij achter de man de ruimte binnenkwam, maar toen Leoceus naar haar glimlachte, ging ze weer zitten.
‘Wat kunnen we voor je doen?’ vroeg ze.
‘Ik kom voor Mike,’ liet Leoceus hen weten. ‘Hij is mijn vriend en ik hoorde dat het niet goed met hem ging.’
De heer en mevrouw Jager knikten tot Leoceus’ goedkeuring.
‘Daar zijn we heel blij mee,’ liet Maria hem weten. ‘We weten niet meer wat we moeten doen.’
Leoceus knikte met medeleven op zijn normaal zo ondoorgrondelijke gezicht.
Hij bekeek geïnteresseerd de woonkamer. Zoveel details had hij van te voren niet gehad en het was fijn om nu eindelijk meer te weten te komen. Er hingen foto’s aan de wanden van de ouders, Mike en familieleden waar Leoceus waarschijnlijk toch niets mee te maken zou krijgen en hij zag dat het huis vol stond met spullen die blijkbaar van behoorlijke waarde waren.
‘U heeft het moeilijk met hem,’ constateerde hij volledig juist.
Mikes ouders knikten.
‘Het is nu al jaren zo,’ zei zijn vader.
‘Ja.’ Leoceus keek even naar het plafond, alsof hij er doorheen zou kunnen zien, maar dat was onmogelijk. Toch wist hij meer dan ervoor en glimlachte weer naar Mikes ouders. ‘Hij slaapt vanavond gelukkig thuis.’
Geen van hen gaf daar antwoord op en Leoceus verwachtte dat ook helemaal niet. Hij stond op om het huis nog wat beter te bekijken om te zien wat er voor redenen konden zijn om wat voor redenen Mike het huis zo vaak juist ontvluchtte. Alles was echter netjes, er lagen dan wel veel spullen op plekken waar ze niet hoorden, maar het was er schoon en onderhouden. Het tapijt was, zo zag Leoceus, net vervangen en de meubels waren van goede kwaliteit. De leren stoel waar Mikes vader nu op zat, was nauwelijks verweerd en Leoceus vermoedde dat hij al heel wat jaren oud was.
‘Ik denk dat ik nu wel voldoende van uw tijd geleend heb,’ zei Leoceus nadat hij weer terug was uit de keuken. Die bevatte een mooi, groot fornuis met zes pitten en een oven. Glimmende pannen hingen aan een rek boven het aanrecht en ze bezaten een Amerikaanse koelkast. Leoceus had daar een hoop gezonde dingen in aangetroffen en constateerde dat dit een pedagogisch goedgekeurde omgeving zou zijn om iemand in op te laten groeien.
Het was echter overduidelijk dat er een hoop schijn werd opgehouden. Hij kon het voelen, overal. De leugens dwarrelden om hem heen als sneeuw op een winterdag en Leoceus had geen idee waar hij zou moeten beginnen met uitgraven.
‘Ik zal hier morgen om tien over acht zijn om met Mike naar school te gaan.’ Met die woorden trok hij de voordeur achter zich dicht. Hij zag door het raam van de woonkamer dat Mikes ouders elkaar even aankeken en in hun ogen wreven.
Er zijn nog geen reacties.