De stukjes volgen nu iets sneller opeen omdat ik morgen naar Spanje vertrek en dus twee weken niets kan posten; daarna zal het waarschijnlijk weer terug naar 1x per week gaan (:

De zilte geur die de zee in haar neusgaten bracht, deed Sarit denken aan de wandelingen die ze altijd met Sarah maakte in het natte zand. Water dat over hun voeten spoelde en zich dan terugtrok, zand dat aan hun voetzolen bleef plakken als een ruwe ondergrond tussen hen en het asfalt. Ze sloot even haar ogen en liet de gedachten los, ze moest haar aandacht bij het heden houden. Elyah staarde over de watervlakte, zijn ogen gleden over de golven, toen begon hij zachtjes te zingen. Heldere klanken drongen Sarits oren binnen en bezorgden haar een innerlijke rust. Het gezang bleef enkele minuten aanhouden, heel de groep hield zich muisstil, genietend van de klanken die Elyah voortbracht. Gespetter deed Sarit ontwaken uit de roes die haar had overspoeld en ze richtte haar ogen op het wezen dat voor hen uit het water was opgerezen.
“U riep ons?” vroeg de zeemeermin met een achterdochtige toon in haar stem. Ze was mooi maar er school iets in haar ogen dat haar er gevaarlijk liet uitzien ondanks de schoonheid dat ze bezat. Ze waren zwart en leken geen enkele emotie te bevatten terwijl ze haar blik over de groep liet glijden. Haar ogen leken een tel langer bij Sarit hangen alsof ze al wist dat Sarit hen had verraden. Ongemakkelijk wendde ze haar blik af.
“Wij zijn hier om uw hulp te vragen,” antwoordde Elyah terwijl hij een lichte buiging maakte richting de zeemeermin.
“Ik luister.”
Elyah vertelde haar over de legende die Dante van de oude man had gehoord, over de angst die zich als een zwart deken over de wereld legde, over de zwarte wezens, over de rol van Sarit en Dante in heel het verhaal. Over het gevecht in het dorp. Het besluit om op zoek te gaan naar de twee anderen.
“En nu zijn we hier, om te kijken of een van jullie niet degene is die we zoeken.”
“Wij zeemeerminnen komen nooit in de buitenlucht, de kans is klein dat jullie bij ons degene vinden die jullie zoeken. Lucht en aarde zijn geen elementen waar wij snel mee in aanraking komen. Het element water wordt al door iemand anders beheerst. En dit is geen tijd om ons met zoiets lastig te vallen.”
“Alsjeblieft,” zei Elyah zacht. “We hebben uw hulp nodig. De wereld…”
“Ze zijn hier komen binnenvallen,” onderbrak de zeemeermin hem ruw “zonder een enkele waarschuwing. Die bruten met hun zwarte mantels. Ze hebben drie van ons meegenomen. In waterbakken waar ze niet in kunnen bewegen. Iemand heeft ze op ons afgestuurd om zijn eigen hachje te kunnen redden.”
Sarit slikte moeizaam, ze had de leugen verteld om zichzelf te redden zonder aan de gevolgen te denken. Een immens schuldgevoel overspoelde haar toe ze het verhaal aanhoorde.
“We moeten ze redden,” sprak Sarit zacht tegen Elyah. De zeemeermin keek nieuwsgierig toe.
“Dat is veel te gevaarlijk. Ze zijn nog steeds naar ons op zoek. Als we in hun armen lopen maken we het ze des te gemakkelijker. Jullie zijn nog altijd maar met zijn tweeën. Het is niet veilig.”
“We kunnen hier niet blijven. Het is duidelijk dat er geen anderen aanwezig zijn,” antwoordde Sarit terwijl ze haar medaillon met twee vingers omhoog hield om te tonen dat hij geen licht uitstraalde.
“Waarom hebben jullie ze op ons afgestuurd?” vroeg de zeemeermin die nog altijd aan het oppervlak aanwezig was en uit het korte gesprek de betekenis had weten uit te halen.
“Ik had geen keuze. Als ik geen leugen had verteld was ik gestorven,” zei Sarit tegen haar.
De zeemeermin siste kwaad in Sarits richting.
“Zonder haar zijn jullie sowieso verloren, zij is een van de vier die hier een einde aan kan maken,” sprak Elyah kalm.
“Onze zusters zijn van ons weggerukt zonder dat we ook maar iets konden doen en nu willen jullie misschien nog een van ons wegnemen?”
“We willen enkel kijken of er niemand van de vier bij jullie zit. Als we alle vier samenkomen zullen we een einde kunnen maken aan alle ellende,” sprak Dante rustig.
“En waarom zouden we jullie helpen? In de oceaan hebben we van niets te vrezen.”
“De wezens die de wereld aan het aanvallen zijn, zijn niet immuun voor water, als ze het land hebben veroverd zullen ze niet aarzelen om ook de oceaan binnen te vallen,” antwoordde Sarit weer.
De zeemeermin staarde haar zwijgend aan.
“Voelen jullie dan niet wat er aan de hand is op het land? Voelen jullie de ellende dan niet?” vroeg Elyah.
De zeemeermin verplaatste haar blik nu naar de oudere man.
“De zee is voorlopig gespaard gebleven voor deze ellende, waarom zou het anders kunnen zijn? Waarom zouden we jullie vertrouwen als jullie de reden zijn dat onze zusters van ons zijn weggenomen? En daarbij, heeft zij niet verteld dat bij ons niemand is te vinden die wij zoeken? Dat kristal rond haar nek straalt geen licht uit en dat zou wel moeten is het niet?”
“Dat kan evengoed liggen aan het feit dat jullie zo diep onder het wateroppervlak leven, we weten niet hoe sterk de kracht van het medaillon is.”
“Dit is tijdverspilling,” gromde Bryn, het gesprek onderbrekend. Hij richtte zich op de zeemeermin. “Wij zullen ons best doen om uw zusters te bevrijden en hen weer terug te brengen naar de zee, waar zijn de zwarte ruiters heen gevlucht?”
De zeemeermin richtte haar ogen nieuwsgierig op Bryn.
“U ziet er en zeer wijze elf uit. Als u erin slaagt onze zusters terug te brengen zullen we weer bereid zijn om te luisteren. De zwarte ruiters zijn richting het Oosten getrokken, ik kan u niet vertellen welke splitsingen ze ondertussen hebben genomen of dat ze nu misschien het Westen als richting hebben gekozen, ik weet enkel dat ze van hieruit richting het Oosten zijn vertrokken. Met woeste strijdkreten en de glans van wraak in hun ogen."
“Bedankt,” sprak Bryn.
De zeemeermin knikte hem kort toe voor ze met een krachtige slag van haar staart op het water onder het glanzende oppervlak verdween. Waterdruppels vielen als een waas over de groep heen. Sarit staarde nog een tijde naar de plek waar de zeemeerminnen onder de golven was verdwenen voor ze zich omdraaide. Bryn had de leiding op zich genomen en wachtte ongeduldig tot de andere elfen hem richting het Oosten volgden. Elyah sloot de rij, zo te zien diep in gedachten verzonken. Sarit besloot naast Evan te lopen. Zijn aanwezigheid zorgde er altijd ergens voor dat ze zich thuis voelde, waar ze ook was, misschien kwam het door het feit dat hij ook in dat weeshuis was geweest. Deel had uitgemaakt van haar menselijk leven dat nu zo ver achter haar leek te liggen, als een schim die ze slechts kort in haar leven had gehad.
De groep wandelde een tijdje in stilte over de hoofdweg. Ze hadden geen flauw idee over waar de Zilan zich nu bevonden. In het Oosten bevonden zich drie gebieden. Het gebied van de dwergen, Pumilione, een kaal landschap met vele bergen met besneeuwde toppen, die vanbinnen een levendig orgaan vormden met steden volledig uit steen gehouwen. Mérifan, waar de Oreaden zich bevonden, verscholen in een stad van groen, omringd door bomen die aan de kale bergen van de dwergen grensden. Zij waren de beschermsters van die ruwe steenoppervlakten ook al maakten ze deel uit van het bos en meer specifiek zijn bomen. En dan had je nog een onbekend gebied waar men nog nooit een voet had binnen gezet. Het was een verwilderd woud, ondoordringbaar, met doornstruiken en dode bomen die hoog boven de rest uit torenden als oude geesten, op zoek naar wraak. Het was een eeuwigheid geleden dat iemand er ooit nog een voet had binnengezet en de meesten vermeden het woud dat er duister en dreigend uitzag en het kwade zelf leek te herbergen.

Reageer (1)

  • Altaria

    Oew lekker! Heel veel plezier in Spanje! Nog een hoofdstukje vooe je gaat???

    1 decennium geleden

Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen