Het verhaal van Zomer
“Jullie weten vast wel dat jullie bijna zomervakantie hebben... Maar kennen jullie het verhaal van Zomer eigenlijk wel?”
De juf kijkt naar de kinderen van de kleuterklas, die netjes hun hoofd schudden. “Neeee…” klinkt het in koor.
“Nee? Niemand?”
De kinderen schudden opnieuw hun hoofd, op een enkeling na, maar die zijn gewoon verlegen.
“Oké, zou ik dat verhaaltje maar vertellen voor het laatste uur?”
De meesten zeggen braaf ‘ja’, hoewel sommigen liever hun lievelingsverhaaltje willen horen.
“De meesten zeggen ja, dus ik ga het verhaaltje vertellen. Ga maar zitten en luister goed.”
Het begon allemaal lang, lang geleden. Nog voordat jouw grootmoeder was geboren. Zelfs nog voordat jouw grootmoeders grootmoeder was geboren. Ja, erg lang geleden dus... Toen bestonden er al seizoenen. En die seizoenen werden gecreëerd door personen met dezelfde naam. Winter zorgde dus voor winter, Lente voor de lente, Zomer maakte het zomer en Herfst creëerde herfst. Zo ging het al heel lang, en het ging heel goed. Alleen Zomer was niet zo tevreden met haar werk. Ze vond dat ze niet veel bijzonders deed. Lente liet immers de zon al schijnen en alle zaden groeien... Het enige dat zij hoefde te doen, was zorgen dat het warmer werd en warm bleef. De rest ging eigenlijk al vanzelf.
Op een dag zat ze er over te praten tegen Winter. “Jullie zijn allemaal zo bijzonder! Lente zorgt voor nieuw leven, Herfst laat alle bladeren vallen en jij zorgt voor prachtig sneeuw... Het enige wat ik doe is het warmer maken.”
“Maar lieve Zomer,” zei Winter, “dat is net zo bijzonder! Kijk eens hoe blij je alle mensen daarmee maakt!”
“Niet iedereen is er blij om, en eigenlijk zorgen ze zelf voor hun vreugde... Ze hebben zelf besloten om vakantie te vieren en leuke dingen te gaan doen.”
“Maar dat konden ze niet zonder jou!”
Toch geloofde Zomer dat niet. Mensen waren blij in elk seizoen. Elk seizoen bracht andere vrolijke dingen. Zij was toch niet zo bijzonder?
“Kijk gewoon naar hoe blij je de mensen maakt! Dan zie je vast wel hoe bijzonder je bent...”
En dat besloot Zomer te gaan doen. Ze zag mensen op vakantie gaan, gaan zwemmen en spelletjes doen buiten... De mensen bleven tot laat op om te genieten tot de laatste zonnestralen. Maar ze zag ook de mensen die niet blij waren. Sommige mensen keken enkel toe hoe anderen plezier maakten. Zij leken geen zomer te willen. Door de zomer leken ze alleen maar verdrietig te worden. Zij konden immers niet op vakantie, of zij hadden geen vriendjes om mee te spelen. Dat brak Zomers hart. Zij wou juist dat iedereen plezier had in de zomer.
Na diep nadenken besloot ze om er wat aan te gaan doen. Ze had dan wel geen geld waarmee ze iedereen op vakantie kon sturen, en ze kon anderen ook niet gaan dwingen om vrienden te worden. Maar ze had wel magie. Daarmee besloot ze om iedereen die verdrietig of eenzaam was, iets te geven. Soms was het enkel een ijsje. Soms was het een vriendelijke lach van een onbekende. Meestal was het iets kleins. Haar magie was immers maar klein. Daardoor voelde ze zich echter wel machtig. Ze zag hoe soms de lach bij die mensen terugkwam, al was het maar voor even. En door die lach voelde ze zich niet meer onbelangrijk.
De juf glimlacht naar de kinderen die haar met grote ogen aankijken. “Sommigen van jullie gaan misschien niet op vakantie, en anderen zullen zich misschien verdrietig voelen tijdens de zomer. Maar vergeet dan niet om goed te kijken naar de tekenen van Zomer, want ook jullie zal ze niet vergeten. Ook jullie wil ze laten lachen.”
Er zijn nog geen reacties.