Day 18
Sprookje: Roodkapje
Er was eens een meisje dat dol was op de kleur rood. Ze droeg het altijd, van 's morgens vroeg tot 's avonds laat, en wanneer de zon onderging en ze onder de dekens kroop had ze altijd een rood jurkje aan. Ze hield enorm veel van die kleur en het was nogal een wonder dat haar haar goudblond was, en niet rood. Het was bijna eng gewoon.
Haar naam was Rosa, maar iedereen noemde haar Red vanwege haar obsessie.
Het was een gewone, doordeweekse dag toen Red in een rode jas op straat liep. Ze neuriede haar favoriete liedje, 'Rood' van Marco Borsato, en liep naar de supermarkt om boodschappen te doen. Ze pakte een rood mandje en ging op weg naar de broodafdeling.
Nadat ze haar brood had ging ze naar de groentes, daarna naar het vlees en als laatst naar de jam. Toen ze alles had rekende ze af bij de kassa.
De kassière keek raar op toen ze de in volledig rood gehulde Red zag. Ze was niet de enige, overal vonden mensen Reds obsessie raar. Red vond dat zoals altijd helemaal niet erg. Ze mocht toch dragen wat ze wilde dragen?
Red rekende af bij de kassa en ging toen naar haar oma, waar de boodschappen voor bedoeld waren.
Ze deed de deur van haar oma's huis open en stapte naar binnen. 'Goedemiddag!' riep ze.
Haar oma kwam glimlachend naar haar toe. 'Red, wat fijn dat je de boodschappen hebt gedaan. Geef maar hier. Wil je nog een kopje thee?'
Red wilde inderdaad een kopje thee. Kletsend zaten zij en haar oma in de woonkamer. Zelfs toen ze het avondeten klaarmaakten kletsten ze nog gewoon door. Hetzelfde gold voor tijdens het eten en het afwassen. Red en haar oma konden het altijd goed vinden.
Ze waren net klaar en Red zat al in de woonkamer te wachten op haar oma en het stuk cake dat ze zou gaan krijgen toen ze haar oma hoorde schreeuwen. 'Red!' riep ze. 'Je hebt de verkeerde jam meegenomen!'
'Oh nee toch!' zei Red. 'Laat ik dan maar gauw de goede halen in de supermarkt. Cake zonder jam kan natuurlijk niet!'
Ze stond al klaar om haar jas te pakken toen haar oma haar tegenhield. 'Zou je dat nu wel doen?' vroeg ze. 'Het is al donker en ik wil niet dat er iets met je gebeurt.'
'Er gebeurt heus niets met me, oma,' zei Red. 'Ik kan heus wel mezelf redden.' Uiteindelijk liet haar oma haar gaan met de woorden: 'Als je maar wel op straat bij de lichten blijft, hoor je me?'
Op straat was het donker en hingen er rare types rond. Red hoorde hoe iemand stomdronken 'Oh Roodkapje waar ga je heen, zo alleen' zong, maar ze negeerde het.
Opeens werd ze ingesloten door een groepje mannen. 'Zo zo, wat loopt daar nou?'
Red wist dat het foute boel was, helemaal toen de man die had gesproken een stap vooruit zette. Ze kon zien dat er 'The Wolf' op zijn leren jasje stond. Hoe ironisch. Ze wist niet hoe snel ze weg moest komen.
'Wat moeten jullie van me?' vroeg ze. Ze klonk dapperder dan ze in werkelijkheid was.
De man grijnsde. 'Je mag blij zijn dat we niet veel tijd hebben, moppie.' En met die woorden liepen ze weg, Red achterlatend.
Opgelucht stond Red in de supermarkt voor het rek met de jampotten. Ze pakte de goede jam en liep naar de kassa.
Lawaai. Een schot. Geschreeuw. Red verstopte zich achter een schap met appelmoespotten toen ze het hoorde. Op haar hoede tuurde ze naar de kassa's, waar het lawaai vandaan kwam. Iemand met een omajurk stond met een pistool gericht op de kassière. 'Geef me het geld!' riep hij. Hij draaide zich om zonder zijn pistool ergens anders op te richten om zijn jurk kapot te scheuren, zodat er een jack tevoorschijn kwam. Red zag de tekst. 'The Wolf', stond er. Het was dezelfde man.
Ze zag ook dat er nog iemand met een pistool bij was. Het was een kleinere man, ongeveer dezelfde lengte als zijzelf. Die kon ze misschien wel overmeesteren.
Toen herinnerde ze opeens de appelmoespotten. Ze pakte een pot en toen de mannen niet keken, gooide ze het naar de hoofd van de kleinere man. De pot raakte hem ongelofelijk hard en de man zakte neer.
De Wolf had niet één twee drie door wat er gebeurde. Red zag haar kans schoon en sprintte naar het pistool van de nu onschadelijke man. Ze raapte het op en richtte naar de Wolf.
De ogen van de Wolf werden groot toen hij haar herkende. Hij wilde naar haar schieten, maar zij was eerder. Ze schoot hem neer en de bloedrode druppels vlogen alle kanten op.
Trillend liet Red het pistool vallen en rende weg, de jam nog steeds met zich meedragend.
Reageer (1)
Toen ze Harry en Louis hoorde. Ze waren weer eens te wild in bed.
Nee sorry, komt door de appelmoes.
Haha, dit is tenminste een gave roodkapje 1 decennium geleden