Ignis(#2)
Ignis
Ignis likte haar lippen af bij het zien van het konijn wat in haar moeders bek bungelde. Toro was haar voor en rende op hun moeder af. “Lekker” riep hij en ging bedelend onder haar staan, wat er wat raar uit zag, aangezien Toro nu bijna even groot als hun moeder was. Ignis ging er bij staan en keek haar moeder smekend aan. Die zuchtte en legde het dier neer. “Ik kan ook nooit eens iets voor me zelf vangen” zei ze zogenaamd boos, maar aan de pretlichtjes in haar ogen te zien maakte ze een grapje. Ignis gaf haar een likje en trok een stuk vlees van het konijn af. “Waar is Calor?”vroeg Sine, de nog jonge moedervos keek om zich heen. Calor was Ignis andere broer en hij was de laatste tijd vaak weg, meestal met hun vader. Binnenkort zouden Toro en Calor vertrekken en mocht Ignis blijven, maar ze had haar keuze al gemaakt. “Hij is met pap mee” antwoordde ze. Zij ging ook vertrekken. Het zorgde ervoor dat hun ouders alleen achterbleven in het territorium, maar daar hadden ze al vrede mee. Haar moeder vroeg niet verder naar haar broer en Ignis kauwde op de rest van het stuk vlees. Haar opvallende rooie vacht glansde als een vuurgloed in de warme middagzon. Het was bijna het einde van de Warmte seizoen. Wind Seizoen kwam er aan, hij sloop soms al met zijn winden door het bos heen en Ignis hoorde hem ’s nachts wel eens loeien. Het zou haar eerste Wind Seizoen worden en haar moeder had haar verteld over de moeilijkheden die hij meebracht, maar het was lang niet zo erg als het Kou Seizoen, soms ook wel Witte Tijd genoemd. Wind Seizoen, prooi ging weg of ging slapen en zij moest zichzelf zien te redden. Ignis had echter de roep van de vrijheid al te vaak gehoord om hem nog te kunnen weigeren. Ze wou de wereld ontdekken en op plaatsen komen waar geen vos ooit geweest was. Ignis keek op toen ze gekraak hoorde en haar vader en andere broer kwamen vanuit de struiken tevoorschijn met twee fazanten in hun bek. Nadat Calor de zijne had neergelegd, begon hij plotseling te lachen. Wel, het was meer een soort lachend gesnuif, maar toch liet het Ignis verbaasd opkijken. Deed ze iets verkeerd? “Dat waren de domste fazanten die ik ooit heb gezien” zei hij honend. Ignis voelde zich wat ongemakkelijk, hun ouders hadden hun aangeleerd om respect te tonen voor de prooi die ze vingen. Calor toonde met het uitlachen van zijn prooi echter weinig respect. Gelukkig was haar twijfel van korte duur, want haar vader gaf Calor een duw tegen zijn achterhoofd aan en gromde zachtjes. “Vergeet de regel niet”z zei hij streng. Calor wreef over zijn achterhoofd en keek zijn vader boos aan, ”Welke? Er zijn zoveel regels”. Ignis hoorde haar andere broer zuchten. “De regel van respect voor alles wat leeft. Dus ook de prooi die je vangt” zei hun vader streng en keek Carol doordringend aan. De regels vergeten leek iets heel normaals te zijn voor de jonge mannetjesvos, ook de regel dat je niet buiten het territorium mocht jagen was iets waar hij zich niet aan hield. Misschien was dat wel de reden dat hun vader mee wou toen Calor op jacht wou. Ignis nam een laatste hap en keek weer op, haar broer en haar vader stonden nog steeds tegen over elkaar. Hun nekvachten waren opgezet. “Elke regel is lang geleden door de roofdieren bedacht om vrede te houden in ons bos en er voor te zorgen dat er geen problemen komen. Je kan die niet zomaar overtreden” kaatste haar vader de eikel, in zijn ogen brandde de woede en tegelijkertijd de wil om zijn tweede zoon al het goede te leren. Ignis wachtte af op een antwoord van Calor, maar die bleef zwijgen. Ze zag hem zoeken naar een antwoord, nadenken. Had hij het toch begrepen? “Roofdieren werken niet samen, die regels slaan nergens op” zei hij uiteindelijk, maar de woorden klonken afvragend, alsof hij een vraag stelde. Had hij gewoon een tegenslag wouden geven? De eikel terugkaatsen, maar kon hij geen antwoord vinden. “Calor, je bent sterk genoeg om een goed territorium in te nemen en samen te zijn met je pups” begon hun moeder opeens, ze stond op en keek Calor aan. “Maar je moet de Jachtwetten accepteren en naleven, anders zullen de Elementen je tegenwerken” sprak ze met een diepere stem dan Ignis van haar gewend was. Hun ouders hadden vaak verteld dat ze samenleefden met de Elementen en dat die hun jacht en leefgebied beïnvloeden. Wind die joeg, Aarde die maakte, Water die stroomde en de zeldzame Vuur die brandde. Aarde en Water lokte, Wind en Vuur kon verjagen. Gelukkig kwam Vuur niet vaak, Ignis had het nog nooit meegemaakt. De verhalen die ze echter van haar ouders en enkele andere dieren had gehoord waren niet geruststellend. Vuur vernietigende alles als hij kwaad was en zijn hete dansende lichaam schoten bij die woedeaanvallen door zijn front heen. Als een eenmansleger en soms breidde hij zich zelf uit, gooide hij stukken van zichzelf weg. Ignis voelde de warmte al in haar vacht gaan, denkend aan Vuur die haar zou vernietigen als ze hem kwaad maakte. Zou hij Calor ook vernietigen? De vos had gezwegen, besefte Ignis opeens en ze keek op. Calor was verdwenen. Ignis kwam overeind en keek in de blik van haar vader. “Waar is Calor naar toe?” vroeg ze enkel, maar een bang gevoel nam meester van haar. Haar vader schudde enkel lichtjes zijn kop, “Geen zorgen Ignis, hij is in het hol” Het gevoel verdween weer. “Waarom doet hij zo”klonk Toro’s stem opeens, hij had nauwelijks iets gezegd tijdens deze conversatie. Toro sprak niet vaak, maar zijn gezicht sprak vaak boekdelen. Ignis kon ook nu weer zien dat hij bezorgd was, net als haar. “Ik weet het niet” sprak Sine, ze keek naar haar geliefde, “Jiët, wat hebben we fout gedaan?’’ vroeg ze, een jammerde ondertoon was te horen. Ignis vader keek naar de grond, “Ik weet het echt niet’’ mompelde hij zachtjes, “Toro en Ignis zijn niet zoals hem en hij is niet zoals zij…ons”. Niet zoals ons. Ignis beet op haar lip en probeerde vader’s woorden meteen te verdringen. Calor was haar broer. Hij kon niet anders zijn. Toch wist ze dat het waar was, Calor was niet zoals zij. “Waar is het fout gegaan?” vroeg Toro opeens en hij keek beiden ouders aan. Zijn donkeroranje vacht was dof, merkte Ignis weer. Toro had een doffe vacht, doffer dan welke vos dan ook misschien. In elk geval stak het af bij de bijna vurige vachten van de rest van de familie. Hun vader antwoordde Toro’s vraag, “Hij was al een lastpak vanaf zijn geboorte” zei hij, in zijn stem klonk nu een lach. Ignis kon zich het verhaal herinneren over dat Calor eerst Toro en toen haar had weggeduwd om de melk te komen. Hij was toen al een lastpak, maar hun ouders konden niet weten dat dat zich nog gingen uitbreiden. Calor luisterde niet, joeg op andermans territorium en toonde nergens respect voor. Ignis had zo’n gevoel dat ze blij moest zijn dat het enkel dat was. Als Calor weer problemen had, haalde Ignis toch opgelucht adem als ze hoorde dat het een oude streek was. Ignis wist dat dit gesprek nog even gingen duren en waarschijnlijk zonder uitkomst, dus liep ze weg van haar pratende familie. Ze kwam langs het hol en keek naar binnen, er was inderdaad een vossenvacht te zien. Ignis bleef stilstaan en twijfelde. Zal ze naar binnen gaan en met haar broer praten? De ruige stem van haar broer maakte echter al snel een beslissing voor haar, “Ga weg, Ignis”. Ignis voeld een steek van verdriet en woede door zich heen gaan en liet haar broer mokkend achter. Even later was ze vlak bij de grens van hun territorium. Het territorium lag aan de grenzen van het woud en haar vader had een stuk van de velden er bij genomen, daar zaten vaak hazen en fazanten. Ignis voelde echter niet de lust om te jagen nu, enkel om gewoon te zwerven. Uit het territorium gaan en kijken wat er nog meer was. Ze was wel eens vaker uit het territorium geweest en had dan in de buurt rondgekeken, een keer was ze daarbij per ongeluk in een ander territorium gewandeld. Gelukkig voor haar kende de vossenfamilie die er in woonde haar moeder en hadden ze haar zachtjes weggejaagd. Dat hadden ze nog steeds gedaan, maar misschien was het een wijze les om niet in iemands anders territorium te gaan. Ignis keek sindsdien wel uit waar ze liep. De donkerrode vacht van de vos liep als een streep door de struiken heen, terwijl ze zich daarin wat verschool. Haar oren gingen langzaam heen en weer en ze ving de geluiden van het bos op. Boven haar hoorde ze de vogels zingen, waarschuwend voor gevaar en voor haar schoot er nog net een muis zijn holletje in. Ignis schudde haar kop grinnikte, de dieren hadden nu echt niks te vrezen van haar. Ze versnelde haar pas wat en nam een richting aan. Niemandsland, ver van haar territorium. Ze wou weg gaan, ontsnappen van alles, maar het was nog niet zover. Ignis voelde de spanning in haar vacht, naarmate ze ver weg ging. Hier was ze wel eens geweest met haar ouders, maar nog niet alleen. Straks mocht ze overal naar toe gaan, was ze vrij. Ignis stond stil en sloot haar ogen, vrij, een prachtig woord. Ze voelde een bries door haar vacht heen waaien en hoorde Meester Wind zijn woorden zeggen. “Ren maar, de wereld houdt niet op” Meester Wind sprak niet vaak tot haar en Ignis wist dat je een raad van hem niet moest negeren. Dus rende ze, zover als haar poten haar konden dragen. Ze voelde de grond lichtjes onder haar, terwijl ze intussen ook het gevoel van zweven had. Het gevoel van rennen was een van de fijnste dingen die er was, zeker als een van de Elementen met je mee rende. “Bedankt, Meester Wind” hijgde ze tijdens het rennen en keek opzij, een blaadje waaide langs haar. Meester Wind gebruikte vaak blaadjes en veertjes om te laten zien dat hij er was. Meester Aarde ondersteunde haar ook, de grond was geweldig hier. Meester Aarde was langzaam, anders dan de andere Elementen kon hij niet vlug dingen veranderen. Toch waren zijn veranderingen altijd merkbaar, zeker in Wekseizoen, genoemd omdat dan de planten weer tevoorschijn kwamen, samen met de dieren. Wekseizoen pracht vreugde mee en liet de wereld herboren, als Wekseizoen was aangebroken, was er een nieuwe Cirkel ingegaan. Een Cirkel die aflag van hoe de dieren zich hadden gedraagt in de vorige Cirkel. Meester Wind ging opeens liggen, een teken dat ze wel mocht ophouden. Ignis stond stil en hijgde uit. Toen keek ze om zich heen en kwam de eerste verbazing. Waar was ze? Het was een soort open plek, met in het midden een enorme zomereik, die boven de andere bomen uittorende. Ze hoorde wat stromen en keek om, naast haar liep een klein beekje. Het moest een afslag zijn van de wat grotere beek verder op. Het leek alsof alle Meesters hier verzamelde en dat gevoel werd sterker toen ze zag dat naast de zomereik de resten van een boom stonden, opgebrand. Ze kende het verhaal dat als Meester Vuur iets had overgenomen, hij er dan altijd naar kon terug keren. Net toen Ignis de plaats in zich wou laten zinken, klonk er opeens lawaai. Geschrokken keek ze op en ze zag de struiken bewegen. Het was te groot voor een andere vos. Net toen ze wou wegvluchten, kwam er een ree tevoorschijn. Aan het gewei te zien een bok. Volwassene reeën waren geen prooi voor een vos, dus behandelde ze de reeën vaak neutraal. Ignis keek wat angstig op, de bruine ogen van de ree keken haar aan. Ze hadden iets kalms en Ignis voelde dat ze kalmeerde. In Ani’s sprak ze tot de ree, “Wie bent u?’’ het was een rare vraag, aangezien de meeste dieren niet erg geïnteresseerd waren in elkaar, behalve als vijand en prooi. Anis was de taal die alle dieren spraken, mits ze het geleerd hadden. Ignis beheerde het wel, maar zou de vreemde ree het ook beheren? Eerst waren de donkerbruine ogen van de ree groot en maakte hij een snuivend geluid, Ignis verwachtte dat hij elk moment kon steigeren en wegspringen. Ze legde zich op de grond, hopelijk was ze daar beschermd tegen de maaiende hoeven. Er gebeurde echter niks, behalve dat de ree in perfect Anis ging spreken, “Geen zorgen, ik doe niks”Hij had een zware, doch schorre stem, wat aangaf dat hij al op leeftijd was. Ignis keek weer op en zag de ogen nu vriendelijk naar haar kijken. Ze stond op, al dan niet verbaasd, meestal spraken dieren andere soorten enkel aan in nood of om te verjagen. “Ben je hier zelf naar toe gekomen?’’ vroeg de ree. Ignis twijfelde kort en knikte toen ja. Hoewel de Elementen heilig waren, werd er niet over ze gesproken als dingen die niet in de buurt was. De Meesters konden overal zijn en ze waren bijna nooit speciaal gericht tot je. Hoewel Meester Wind het leuk vond om met je te praten. “Zomaar?’’ de ree trok haar weer uit de gedachtes, “Meester Wind sprak tot me, hij zei dat ik kon rennen” beantwoordde ze ditmaal. De ree keek nadenkend en stak toen opeens zijn kop in de lucht,
“Oh, wispelturige Meester Wind
Zijt u vandaag goedgezind?
Je maakt grappen en grollen.
En laat me lachend hollen.”
Het waren de eerste regels van een van de gedichten die naar de Elementen verwees. Het waren een soort van eerbetoon en in elk gedicht was de karakter van de Meester te merken. Wou Meester Wind haar dan aan het lachen maken? Was het een grapje geweest? Of had hij echt plannen gehad, was hij haar gaan tegenwerken als ze niet deze kant op was gegaan? “Meester Wind stuurde je, hij vertelde me dat hier iemand aan het wachten was” beantwoordde de ree haar zorgen. Ignis keek verdwaasd op, “Waarom moest ik hier zijn?” vroeg ze, een betere vraag wist ze op dit moment niet. “Dit is een van de weinige Heilige Plaatsen die hier zijn, als onze Elementen belangrijke dingen hebben te bespreken, verzamelen ze hier” legde de ree uit. Ignis had gehoord over de Heilige Plaats, het waren er niet veel en ze waren vaak goed verstopt. Je kwam er niet met toeval terecht. Dat was het laatste bewijs dat ze nodig had, om zeker te weten dat het echt was, een van de Meesters had haar hier naar toegebracht. “Ik ben een Boodschapper, ik neem aan dat je weet dat betekende?’’. Boodschappers, zij die konden communiceren met de Elementen en de Drie Diensten. “U kunt praten met de hogere krachten en niemand kan u wat doen, enkel Heer Tijd. Geen ziekte kan u infecteren, geen gif kan u vergiffen en geen Rechtlijf kan u doden met welke kracht dan ook” antwoordde Ignis de vraag gretig, een Boodschapper ontmoeten en weten dat je er een had ontmoet was erg zeldzaam en zij ontmoette er al een in haar eerste Cirkel.
Er zijn nog geen reacties.