De zon zakte al langzaam achter de bomen. Damion was moe van het rijden en af en toe zakte zijn ogen weg, maar schrok wakker door de geluiden om hem heen.
‘We overnachten hier,’ zei Tobias en Damion schrok wakker. Hij was weggedoezeld in het zadel en klom wat vermoeid uit het zadel. Tobias pakte een grote zak vanachter zijn zadel en haalde er een wollen deken uit. ‘Hier dit houd je warm, slaap maar eerst dan houd ik de wacht,’ zei hij en de jongen sloeg de deken om zich heen, het duurde even voordat hij in slaap viel.
Hij had nog even gekeken hoe Tobias de paarden wat lekker gaf en borstelde, voordat zijn ogen sloten door de vermoeidheid.
Het duurde niet lang, voordat hij door een enorme honger uit zijn slaap gehaald werd.
Het was nog donker en hij vroeg zich af hoelang hij geslapen had. Langzaam kwam Damion overeind en keek slaperig om zich heen of hij Tobias ergens zag zitten, maar waar hij ook keek, nergens een spoor van de man in de witte mantel te vinden.
Damion kroop langzaam overeind en haalde de donkerblauwe fluwelen doek uit zijn binnenzak en opende voorzichtig. Hij was nieuwsgierig wat er in dat doek zat.
Damion hapte naar adem, door wat hij in zijn handen had. Zijn hart begon sneller te kloppen.
Wat hier in zijn handen lag, was een gouden ketting met een diepblauwe kleur steen eraan.
Zijn vingers begonnen te tintelen toen hij voorzichtig de ketting in zijn hand hield.
Iets op zijn arm begon te gloeien. Hij beet op de binnenkant van zijn wang om het niet uit te schreeuwen.
Hij liet de ketting vallen en de pijn hield ineens op.
Wat was dit voor een vervloekt ding? Hij bleef naar de blauwe steen staren en vervolgens schoof hij zijn rechtermouw omhoog en bekeek de mysterieuze brandmerk om zijn rechterarm.
Het was geheel rond en de twee uiteindes waren een soort drakenkoppen.
Hij had de brandmerk al vanaf zijn geboorte en meestal als iemand ernaar vroeg, zei hij dat het van een giftige plant kwam. Hij tast voorzichtig over de brandmerk en het prikte behoorlijk. Hij had nooit last van de merk gehad en ineens begon het zeer te doen in aanraking met de ketting.
Damion trok zijn mouw weer recht en stopte de ketting met behulp van de doek terug in zijn zak en kroop weer onder de wol. Gelijk viel hij in een droomloze slaap.

Damion werd gewekt door een hand op zijn schouders, half dronken van de slaap keek de jongen naar de man voor hem.
‘We moeten verder, als we voor het donker nog in Avalard willen zijn,’ zei de stem van Tobias.
Damion geeuwde hard en kwam moeizaam overeind en probeerde de slaap uit zijn ogen te wrijven.
‘Hoelang heb ik geslapen?’ Zonder erbij te vertellen over vannacht. ‘De hele nacht, ik heb een nieuw setje kleding in de zadeltas liggen, als je onopvallend Avalard binnen wilt rijden,’ sprak hij en Damion kwam langzaam overeind en strompelde naar de zadeltas.
Hij trok er een donkergroene warmbuis uit en een linnen shirt voor eronder.
De mantel was van bruine uilenveren gemaakt. Zonder erbij na te denken, trok Damion zijn kleding uit.
Tobias was bezig met het kleine ontbijt als hij de merk op de blote arm van de jongen zag.
Eerst dacht hij dat het striemen waren van een ketting, maar toen hij beter bekeek, zag hij dat het een symbolisch merkteken was. ‘Damion, hoe kom je aan dat merk?’ vroeg Tobias ineens. Damion keek om naar de man.
Zelf had hij gemerkt dat hij arm bloot was en trok snel zijn shirt aan. ‘Dat is een beet van een giftige plant, ik was aan het jagen en bleef haken in zoon plant,’ zei hij maar ergens sprak hij niet de waarheid. Tobias had dat teken wel eens eerder gezien, maar waar.
Ineens schoot hij hem iets te binnen. Hij had dat teken ooit op de arm van Lazulis gezien.
Lazulis en hij waren dikke vrienden, maar dit had hij zelden gezien. ‘Damion, mag ik eens zien?’ vroeg Tobias verder, maar de jongen schudde heftig zijn hoofd.
‘Liever niet.’ Tobias groef verder in zij geheugen en plots werd hem iets duidelijk, waarvan het ongeloofwaardig werd.
Deze jongen zou de zoon kunnen zijn van de beroemde draak Lazulis.
Tobias schonk er verder geen aandacht aan en maakte zijn paard gereed voor de reis naar Avalard.

Tobias bleef naar zeuren naar dat mysterieuze merk op Damion's rechterarm.
Damion reed een eind van Tobias vandaan, maar Damion trok aan de teugels om zijn paard voor de rivier te laten stoppen.
De stromig was sterk en kwam zowat tot de rand. Tobias liet zich uit het zadel zakken en liep naar de stromdende rivier.
'Dit deel van de rivier had een brug naar de overkant, maar waar is...' Hij maakte zijn zin niet af toen hij de planken zag liggen onder het wateroppervlak.
'Damion we gaan te voet, maar let op de stevige stroming,' zei Tobias naar de jongen op zijn grijze merrie.
Damion knikte en kwam langzaam uit het zadel en zocht om zich heen. 'Waar zoek je naar?' vroeg de man naar Damion.
'Ik zoek een lange stok,' zei hij en triompfantelijk haalde hij een lange stok van de grond en nam de teugels van zijn merrie in de hand en ging naast Tobias staan.
Damion stak de stok op de houten planken en stapte voorzichtig in het water, om te kijken of het stevig was. Langzaam liep de jongen voetje voor voetje verder om te zorgen dat zijn paard niet zou schrikken of hij mis zou stappen.
Tobias had zelf ook al een lange stok gevonden en liep achter hem met zijn bruine hengst.
Damion voelde hoe het water hem omver wilde krijgen, maar de stok zorgde voor houvast aan de planken.
Zijn paard leek echter nergens last van te hebben. Damion liep verder naar de kant als hij iemand achter hem hoorde. Hij keek om en zag Tobias zijn evenwicht verliezen doordat zijn paard te veel naar de linkerkant was gestapt. Damion liet de teugels van zijn paard los en hielp Tobias om zijn paard weer in het midden te krijgen, maar de hengst was volledig in paniek en hinnikte van angst en stapte ineens over de rand van de brug. De stroming greep naar de benen van het paard en Tobias kon hem niet meer houden en liet los. Zijn paard werd over de reling geduwd door de stroming en ging kopje onder.
'Beowin,' riep zijn meester, toen de hengst bovenwater kwam, maar hij werd verder meegevoerd door de stroming.
'Waar houd de rivier op?' vroeg Damion aan de man die in paniek naar het paard stond te roepen.
'De rivier eindigd in een waterval..' Dat bracht Damion uit zijn angst en greep zijn merrie die op de oever aan het grazen was.
'Blijf hier ik ben met het donker thuis,' riep de jongen en gaf het paard de sporen en reed ahter Beowin aan.
Tobias riep nog wat na, maar Damion was te ver weg.
Zijn merrie reed langs de rivier, waar Beowin nog steeds probeerde boven te blijven.
Hij moest snel zijn anders zou het paard uitputten en verdrinken.
Damion spoorde zijn paard nog meer aan en kwam een boomstam tegen die over de rivier was geslangen.
De jongen sprong uit het zadel en liep voorzichtig over de boomstam naar het midden van de rivier, boog zich voorover en stak zijn hand uit om Beowin op te vangen.
Damion pleef een poosje gebogen over de boomstronk zitten, maar toen kwam er een vrezelijke gedachten in hem op. Beowin moest verdronken zijn, anders was hij hier allang geweest.
Damion kwam overeind en zocht de rivier af naar het paard van Tobias. Hij zag in de verte een bruine vlek aankomen.
Hij keek nog eens goed naar de vlek en toen zag hij dat het Beowin was, die aan de rand van de rivier was beland.
Hij had duidelijk voor elkaar gekregen om op de kant te klimmen. Damion liep over de boomstam naar zijn merrie en klom weer in het zaden en reed naar de bruine vlek.
Een hele opluchting zoog in Damion's lichaam toen hij Beowin zag liggen aan de rand van de rivier, hij was uitgeput door het wateravontuur.
Damion floot naar de bruine hengst en die reageerde gelijk. Damion reed naar de hengst steeg af en knoopte zijn mantel los en legde die op de flank van het paard en wreef hem droog.
'Het komt goed beowin, het komt goed,' stuste de jongen en zijn merrie keek zijn baasje aan of hij ook eens vertroeteld mag worden.

De zon stond op het punt onder te gaan als Damion met Beowin aan de teugels terug reed naar de plek waar Tobias zou zijn.
Tobias die in het gras op een sprietje aan het kauwen was, keek op toen hij het geluid van gehinnik hoorde.
Damion reed met zijn paard aan de teugels. Tobias liep naar Damion die vermoeid was door de hele reddingsactie.
De man besloot hem uit het zadel te helpen en hem een zachte plek te geven waar hij kon uitrusten.
Tobias keek naar Beowin die nog vochtig was door het water. 'Dat beest weet wel wat hij moet doen,' zei Damion die overeind kwam en bleef leunen tegen een boom.
Tobias grijnsde en ging zelf ook zitten.
'Hoezo?' vroeg hij om het spelletje mee te spelen. 'Nou ik dacht dat ik hem kon hebben, als hij zelf uit het water was geklommen, maar dat heb ik paarden nooit zien doen,' sputterde hij en Tobias begon te lachen.
'Dat komt mijn jongen, omdat Beowin geen echt paard is, Beowin is eigenlijk een waterpaard, hij kan uitstekend zwemmen. Het was alleen een hele tijd geleden dat hij water heeft gezien,' sprak Tobias en Damion keek hem strak aan.
'Als ik dat had geweten, had ik nu gewoon hier kunnen blijven,' stamelde hij, maar Tobias suste hem al.
'Als je dat had gedaan hadden we hem daarna moeten vangen, hij is geen tam beest, Damion.'
Dat stelde hem gerust. Damion liet zich achterover glijden en sloot zijn ogen. 'Ik hou wel de wacht, neem jij het vanacht van me over?' vroeg Tobias, maar zijn antwoord werd met een gaap gegeven.

Reageer (1)

  • TheMockingjay

    Wat een avontuur zeg! Ik dacht dat paard zien we nooit meer terug! Gelukkig kon hij zwemmen, wat is een waterpaard eigenlijk?

    1 decennium geleden

Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen