014
Niet veel later gaan we weer verder. Ik heb werkelijk geen idee waar we heen gaan, maar ik volg de rest van de groep maar. De hele dag praat ik met niemand, niet dat ik veel behoefte heb aan iemand op dit moment. Ik kijk om me heen en denk na, over van alles. Ik adem de frisse lucht in en geniet van mijn vrijheid, als je het zo kan noemen. Ik ben tenminste uit huis.
De volgende paar dagen verlopen niet anders. Op een dag komen we aan bij iets dat vroeger een huis was. Ik bestudeer het huis van een afstand. Het ziet er niet goed uit, het is vervallen, er is bijna niks van over. Dit kan niet goed zijn. Ik wil net naar Thorin, die rondkijkt in het huis (als je het nog zo kan noemen) als ik zie dat Gandalf al bijna bij hem is. Aan zijn houding te zien, vertrouwt hij deze plek ook niet. Als zelfs Gandalf het niet vertrouwt, kan het weinig goeds inhouden. Ik blijf wijs op een afstandje staan en help met tegenzin met de pony's te bevrijden van de last die ze moesten dragen. Het liefst zou ik nog even doorrijden, maar de zon gaat bijna onder, het zou denk ik niet verstandig zijn. Op het moment dat we bijna klaar zijn met alle pony's, stormt Gandalf langs en pakt de teugels van zijn paard. 'Gandalf, waar ga je heen?' vraag ik, als hij opstijgt.
'Ik ga het gezelschap zoeken van de enige hier die verstand heeft.'
'En dat is?' vraagt Bilbo, die net zoveel weet als ik.
'Mijzelf, meneer Baggins!' Voor iemand nog een ander woord kan zeggen, is Gandalf al verdwenen. Fijn, daar ging de tovenaar. Ik werp een snelle blik op Thorin en kijk dan meteen weg, zijn gezicht straalt niet bepaald veel goede energie uit. 'Schiet op met het eten Bombur,' bromt hij en ik rol met mijn ogen; volgens mij heeft hij nog nooit in zijn leven gehoord van beleefd iets vragen. Of hij is het vergeten, dat kan ook.
Hoe dan ook, Bombur begint aan het eten en Fili en Kili worden aangewezen om op de pony's te passen. Ik zou ze graag helpen, maar ik geef toch de voorkeur aan wat rust. Al snel is het eten klaar en Bofur vraagt Bilbo om twee kommen naar Fili en Kili te brengen. Zodra ik dit hoor, veer ik overeind en pak een kom uit Bofur's hand. 'Ik help wel.' Bofur kijkt even verbaasd naar zijn lege hand, die eigenlijk naar Bilbo reikte, en herstelt zich vrijwel meteen. Ik glimlach naar hem en loop dan snel weg, als ik uitvind dat de hobbit al een paar passen voor me is.
Als we het bos binnengaan, hoor ik verderop kraken, die niet veel goeds voorspellen. Het klinkt als het afbreken van hele takken, misschien wel het ontwortelen van bomen. Van iets groots in ieder geval. 'Dit is niet goed,' fluister ik naar Bilbo. 'hoor jij dat ook?' De hobbit knikt.
'Laten we dit eerst maar doen.'
'Goed idee.' Als we naar mijn broers lopen, zeggen we geen woord meer. Ik kijk constant rond, er is iets in deze bossen dat ik niet vertrouw. Ik voel het bijna. Als ik even opzij kijk, zie ik dat Bilbo hetzelfde denkt. Al snel komen we aan bij mijn broers en de pony's. 'Hi,' glimlach ik en ik houd Kili zijn kom voor. Dan zie ik zijn blik en ik weet dat er iets mis is. 'Wat is er?' vraag ik. 'Er is iets mis, wat?' Inmiddels staat Bilbo er ook bij en hij kijkt vragend van Fili naar Kili.
'We moesten dus op de pony's letten,' begint Kili, zonder weg te kijken.
'Logisch,' antwoord ik. 'daarom zijn wij hier. En het probleem is dus?'
'Dat we er zeventien hadden.'
'Nu hebben we nog vijftien.'
'Oh..' zeg ik langzaam, 'dat is inderdaad een probleem.'
'Dat is niet goed,' zegt Bilbo snel. 'en dat al helemaal niet.' Hij loopt naar een grote, ontwortelde boom. 'Moeten we het niet tegen Thorin zeggen?'
'Nee, laten we dat maar niet doen,' zegt Fili. 'wij dachten dat jij misschien kon kijken. Jij bent tenslotte onze inbreker.' Ik kijk Fili aan met een opgetrokken wenkbrauw. Dit kan hij niet menen. Bilbo heeft nog nooit van zijn leven ook maar gevochten. Misschien om de laatste appel in de groentewinkel, maar we zijn hier niet in the Shire! Zelfs ik heb meer ervaring in vechten dan die hobbit. 'Fili,' sis ik. 'dat kunnen we niet doen, hij is te onervaren, het is te gevaarlijk. Wie weet wat hier in deze bossen rond sluipt? We kunnen hem er niet zomaar op af sturen!' Ik kijk snel naar Bilbo, die probeert te bedenken wat door oorzaak kan zijn van de ontwortelde bomen en wat onze pony's kan hebben. Hij heeft geen idee, dat zie je zo. Hij is niet geschikt voor zulke dingen, hij weet niks van de wereld buiten zijn veilige woonplaats, ik had verwacht dat ze dat wel wisten. Fili zegt niks, maar volgt mijn blik. 'Hé, daar is licht,' fluistert hij. Hij wijst en als ik zijn vinger volg, zie ik inderdaad iets. Het moet van vuur afkomstig zijn. Waarschijnlijk gemaakt voor het eten. Ik spring zacht over de boomstronk en verschuil me achter een andere boom. Dan wenk ik de anderen, die al snel volgen. De kommen liggen vergeten op de boomstronk. En wie geeft er nu ook een zak om op dit moment? 'Wat is daar?' vraagt Bilbo angstig.
'Trollen,' antwoordt Kili.
'Trollen? Wat moeten die hier?' vraag ik ongelovig, want ik weet dat er hier al tijden geen trollen meer gezien zijn. 'Die zijn hier al een Era niet meer gezien Kili, waarom zouden ze hier zijn in de naam van Mahal?' Kili haalt zijn schouders op, maar houdt zijn mond dicht. Op dat moment lijkt de grond te schudden. Ik druk me tegen de boom aan als er, inderdaad een trol langskomt. Dus Kili had gelijk. Vanuit mijn ooghoek zie ik hem een "ik zei het toch?"-blik geven, maar die negeer ik. 'We moeten iets doen,' merkt Bilbo op.
‘ Ja,’ zegt Kili, ‘jij. Bergtrollen zijn traag en dom, en je bent zo klein. Ze zullen je nooit zien.’
‘Ik? ik? Nee, nee, nee,’ protesteert Bilbo.
‘Het is volkomen veilig,’ verzekert Kili.
'We kunnen dit niet doen,' zeg ik tegen Kili. 'Bilbo kan niet alleen tegen die Trollen op, we moeten hulp van de anderen inschakelen!'
'Thorin hoeft dit niet te weten.'
'We kunnen Bilbo ook niet aan die wezens overlaten, wat wil je? Wil je hem dood hebben?' Ik merk niet eens dat ik mijn stem verhef, tot Kili een vinger op zijn lippen legt. 'Straks horen ze ons.'
'Maar ik blijf bij mijn punt,' zeg ik, zijn opmerking negerend, maar wel zachter pratend. 'als Bilbo gaat, dan ga ik met hem mee.'
'Nee, jij blijft hier,' zegt Fili beslist. 'ik laat je niet in hun buurt komen.' Ik rol met mijn ogen, maar zeg niks verder. Ik heb best door dat het onze paarden kan vermoorden als we nog langer doorgaan met deze discussie. ‘We staan vlak achter je,’ zegt Fili ‘als je in de problemen kras tweemaal als een kerkuil, een keer als een bruine uil.’
‘Tweemaal als een kerkuil, kras tweemaal als een bruine ... kras als een ... als een ... eeeeem, weet je zeker dat dit een goed idee is?’ Bilbo draait zich om en ziet dat Fili en Kili uit het zicht verdwenen zijn, maar ik leun nog tegen een boom aan. 'Weet je dit zeker?' Bilbo schudt zijn hoofd.
'Nee, helemaal niet,' maar ik doe het wel.'
'Zeker?'
'Ja, en anders, zijn jullie er toch?'
'Natuurlijk,' zeg ik glimlachend. 'we zijn er altijd. Schiet dan maar op, voor hij terugkomt.' Bilbo knikt en spoedt zich nerveus weg. Ik blijf kijken tot hij uit het zicht verdwenen is. Ik ben bezorgd om de hobbit. Zou hij dit wel kunnen? Ik ben bang dat hij het zal verpesten, maar misschien onderschat ik hem. Als Bilbo te lang wegblijft, stelt Kili voor om achter hem aan te gaan. 'Misschien is hij wel in de problemen.'
Ik knik. 'Goed plan. Gaan jullie maar alvast, ik volg zo.' Fili en Kili kijken elkaar aan, maar hun bezorgdheid om Bilbo wint het van hun argwaan tegenover mij. Ik wacht even en ren dan terug naar het kamp.
Reageer (1)
super snel verder Xx
1 decennium geleden