Foto bij Day 14

14. Beschrijf een rare droom die om de 100 woorden verandert. [500 woorden]

Mijn droom begon toen ik merkte dat ik op een geblokt kleed en tussen gigantische taarten stond.
      Oké, op zich was dat niet zo erg - wie houdt er nou niet van taarten die groter dan een huis zijn? - maar toen merkte ik de mensen op die rond de tafel zaten. Het waren vier reuzen met enorme baarden en ze keken alsof ze een enorme eetlust hadden. Vergeleken met hun was ik zo groot als een muis.
      Ze schenen me niet op te merken, ook niet toen ik een hap van een klomp taart nam. Het was enorm zoet.
      'Zo te zien hebben we ook een bonusje,' zei een van de reuzen. Hij keek naar mij en hield zijn mes in de aanslag. Ik wilde wegrennen en me achter een vlaai verstoppen, maar mijn voeten konden zich niet bewegen.
      De reus wierp zijn mes en alles werd zwart.

Toen stond ik in een grot. Het was er donker, maar aan de muren hingen fakkels die een vreemd, groen licht verspreidden. Voor me stond een troon met daarop het allerlelijkste wezen dat ik ooit had gezien.
      Als eerste was hij rond. En dan niet rond als een cirkel. Hij was ongeveer net zo grond als een aardappel. Als tweede had hij ongeveer honderd ogen, als het al niet meer waren. Als derde had hij een soort jurk aan, gemaakt van iets dat verdacht veel op modder en slijk leek.
      Hij keek me met zijn honderd ogen aan. Hij zei: 'Jij, jongeman, bent de gelukkige die met mijn dochter mag trouwen.' Hij maakte een gebaar met zijn hand en een vrouw kwam aanlopen. Eerst dacht ik dat ze een mens was, totdat ik haar hoofd zag. Een aardappel. Haar hoofd was een aardappel.
      Ik hakkelde iets als: 'Eh, liever toch niet. Waar is de uitgang?'
      De aardappelman keek me aan alsof hij me niet begreep. 'Wat zeg je?'
      Toen besefte ik iets dat ik eerder had moeten beseffen. 'Jongedame,' zei ik. 'Ik... eh, ben een meisje.'
      'Ík zei dat jullie voor een man moesten zorgen!' schreeuwde de aardappelman naar aardappelwezens met zwaarden die ik nu pas opmerkte. 'Eruit met haar! Onmiddellijk!'
      De wezens kwamen met geheven speren op me af lopen. Ik stapte achteruit en viel weer in het diepe duisternis.

Ik werd wakker in iets zachts. Ik dacht dat mijn droom afgelopen was, maar toen zag ik de kamer. Het leek op een soort kooi op een grasveld. Meer zag ik ook niet, totdat ik keek naar waar ik op lag.
      Het was geen bed. Het was een vacht. Van een dier.
      Ik schrok zo erg dat ik opsprong, maar ik vond geen grip waardoor ik van de vacht af rolde en op de bodem van de kooi belandde. Het liefs wilde ik gaan schreeuwen en dat had ik ook gedaan als ik het dier niet had gezien. Het was een leeuw. En alsof het nog niet erger kon zag ik dat het geen leeuw van dierentuin-formaat was. Nee, het was eerder van een schoolbus-formaat.
      Ik krabbelde achteruit totdat ik de ijzeren spijlen van de kooi tegen mijn rug aan voelde. Ik zocht naar een uitweg. Er was er geen. Lekker dan.
      Of toch wel. Links naast me was een deurtje met een sleutelgat. Het lot zat wel heel erg met me te tarten, want toen ik omkeek zag ik dat de sleutel aan de halsband van de leeuw bungelde.
      Wat moest ik doen? Mezelf op laten eten of aan die sleutel proberen te komen met het risico dat ik toch werd opgegeten? Ik wilde uit frustratie met mijn hoofd tegen de tralies aan bonken, maar dat zou het probleem ook niet oplossen. Uiteindelijk sloop ik naar de leeuw, griste de sleutel van het haakje aan zijn halsband en rende naar de deur. Ik hoorde hoe de leeuw wakker werd en naar me brulde, maar toen had ik de sleutel al in het sleutelgat gepropt en omgedraaid. Ik tuimelde het donker in.

Het was nog steeds donker om me heen. Oh wacht, ik was zo dom dat ik mijn ogen dicht had geknepen. Ik deed ze open. Ik stond in een bos. Rechts van me was een stilstaand beekje. Ik keek erin en zag een verspiegeling van mezelf. Of een soort van. Ik droeg een outfit die me deed denken aan wat een prins in een sprookje droeg. Aan mijn heup hing zelfs een zwaard.
      Oké, tot nu toe waren er geen reuzen, aardappelmensen of leeuwen. Toppie. Voor me stond wel een bed en ik liep er naartoe met mijn hand op mijn zwaard, wat ik trouwens best wel vreemd vond aangezien ik nooit van mijn hele leven een zwaard heb aangeraakt. Waarschijnlijk zou ik eerst mezelf en dan pas mijn tegenstander verwonden.
      Ik liep verder naar het bed, waar een meisje inlag. Zo te zien sliep ze en ik vroeg me af waarom ze in een bos lag. En ook waarom haar bed van doornen en rozen was gemaakt.
      Wacht eens even. Doornen. Rozen. Was dit soms een slechte interpretatie van Doornroosje?
      Het duurde niet lang voordat ik besefte dat ík de prins was. Wat was dit? Wij-zien-meiden-met-lang-blond-haar-aan-voor-mannen-dag?! Moest ik dat meisje, of prinses, wakker kussen? Ja, dáág. Dan had ik nog liever de leeuw.
      'Hé, word wakker.' Ik schudde het meisje door elkaar. 'Joehoe?' Ze verroerde geen vin. Ik sloeg haar in haar gezicht. Na al die rare gebeurtenissen toonde ik geen medelijden meer.
      Je moet haar een kus geven, zei een zangerige vrouwenstem in de verte.
      'Kus haar zelf maar!' riep ik terug. Ergens dichterbij hoorde ik wat gerommel, maar dat boeide me niet.
      Je moet haar een kus geven, anders stopt je droom niet.
      Na wat aarzelen kuste ik het meisje op haar voorhoofd, wat me wel oké leek. Meteen opende het meisje haar ogen. 'Hèhè,' riep ik uit. Ik wilde me omdraaien en opgewekt wegstampen toen het meisje mijn pols vastpakte.
      'Niet weggaan! Je moet met me trouwen, dappere prins,' zei ze.
      'Ik wil niet trouwen!' riep ik. 'Ik wil wakker worden en wel nú!'
      Opeens hoorde ik gesnuif achter me. Op het gezicht van het meisje stond doodsangst te lezen. Ik draaide me om. Er stond een draak voor m'n neus en hij keek niet erg vriendelijk.
      'Je moet hem verslaan,' zei het meisje. 'Anders laat hij me niet gaan.'
      Ik snoof. Ik schoof mijn zwaard uit de schede. In plaats dat ik het gevecht aanging, zoals het meisje waarschijnlijk had gewild, legde ik het zwaard voor mijn voeten en schoof ik het naar de draak. 'Alsjeblieft,' zei ik. 'Het meisje mag je houden.' Ik liep ervandoor.

Alles werd weer zwart en ik ontwaakte opgelucht in mijn eigen kamer.

Reageer (1)

  • Derks

    Lol, dan zou ik echt voor eeuwig in die droom opgesloten zitten. Oeps.

    1 decennium geleden

Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen