{Hoofdstuk 3}
Luca weigert me aan te kijken. Langzaam word ik steeds bozer. We hadden nog zeker een paar dagen met al dat eten kunnen doen. 'Luca ik vraag het je nog een keer. Weet jij hier iets van?' Langzaam tilt ze haar hoofd op totdat ze me recht aankijkt. 'Ik had zo'n trek Moon, zo'n trek. Ik wilde maar een broodje pakken, maar toen ik de zak pakte gleed hij uit mijn handen. Ik ving hem op maar kon niet voorkomen dat de inhoud in het water viel. Het spijt me zo.' Ik kijk haar onderzoekend aan. Ze liegt, recht in mijn gezicht. Het is herkenbaar, vroeger al, als ze probeerde ergens onderuit te komen en een smoesje verzon, begonnen haar wenkbrauwen te trillen in een poging om haar gezicht in de plooi te houden. Ik zag het nu in een fractie van een seconde. Since kruipt op haar knieën naar Luca toe en legt haar arm om haar schouders. 'Het geeft niet Luca, we hebben allemaal honger. Het was gewoon een ongelukje. We verzinnen er wel iets op.' Ik weet niet of Since ondanks al deze troostende woorden ook heeft gemerkt dat Luca loog, maar ik weet wel dat ze de vrede probeert te bewaren. Ik zwicht het heeft geen zin om nog meer ruzie te maken, het houd ons alleen maar langer op. 'We verzinnen er wel iets op.' mompel ik en ik begin weer te lopen.
We bereiken de Hindwa rivier die middag nog. Luca heeft de hele tocht nog niks gezegd en liep stug door op kop. Since en ik waren gedwongen haar met haar hoge tempo te volgen. Ik moet eerlijk zeggen dat ik niet veel moeite heb met de stiltes die tussen ons vallen. Alleen als al mijn onzekerheden over onze toekomst de kop op steken zou ik willen dat iemand tegen me praatte. Bijvoorbeeld mijn moeder dat ze een arm om me heen sloeg en me tegen haar aan trok en ik al mijn zorgen vergat. Deze gedachten aan vroeger zorgen voor nog meer twijfels. Ik mis mijn familie ontzettend en de vraag of ze veilig zijn en waar ze eigenlijk zijn is een van de vele die door mijn hoofd spoken. Waarom moeten mensen altijd oorlog voeren? Waarom, waarom moeten ze naast hun eigen planeet ook andere planeten vernietigen met hun eindeloze oorlogen? Maar ik weet een ding, en dat is dat zolang ik leef ik er voor zal zorgen dat ze onze planeet niet overnemen. Dat ze haar niet vernietigen. Dat nooit.
'Moon ben jij het er ook mee eens? Moon!' Een ruk aan mijn schouder brengt me terug in het heden. 'Wat heb ik gemist?' Met een ietwat nog wazige blik richt ik me tot Since. 'Luca kwam met het idee tot het tolhuisje te gaan. Om te kijken of daar nog wat te vinden is.' Ik knik het is een goed idee. Misschien vinden we zelfs nog wat wapens. Een mooi zwaard zou nog van pas kunnen komen. Niet dat het iets uitmaakt tegen al die geweren en andere wapens van de mensen. 'Oké laten we dan maar gaan. Als we geluk hebben zijn we er voordat het echt donker is.' Ik kijk naar de zon en schat de tijd in. 'En ik heb zo'n vermoeden dat we moeten opschieten als we dat geluk willen hebben.' Ze knikken en ik zie dat Luca weer voorop wil gaan lopen. Voordat ze daar echter de kans toe krijgt loop ik al een stukje voor haar en gun haar daarmee geen kans om alsnog naar voren te dringen. Haar antwoord is een knorrig geluidje. Since sluit geruisloos het rijtje. We vervolgen onze tocht langs de glinsterende Hindwa rivier die een zilverachtige sliert vol bochten in het landschap vormt en hier en daar schittert door de laatste stralen van de zon. Het bos hebben we al een tijdje achter ons gelaten dus we lopen half voorover gebukt over de vlakte die slechts gesierd is door gras en een struik hier en daar. Het lukt me ondanks alles even om al mijn zorgen van me af te zetten. Ik zou bijna zeggen dat ik genoot van het prachtige uitzicht. De Hindwaanse velden zijn een bekende plek op onze planeet. Het worden ook wel de schone velden genoemd. De Homines behandelen ze dan ook vol eerbied en laten de wildernis er zijn gang gaan. Iets wat volgens geruchten iets is wat nauwelijks meer te vinden is op de aarde, zoals de mensen het noemen. Wij noemden het altijd de groenblauwe planeet. Hij zag er altijd prachtig uit zoals wij hem zagen, we stonden te popelen om de mensen van zo'n mooie planeet te ontmoeten. Maar de mensen leefden op een geheel andere wijze. En nadat besloten was dat de planeten een gemeenschappelijke taal zouden hebben en dat iedereen die zou leren wilde de mensen meer. Ze wilden mensen naar onze planeet brengen om er te wonen en dat mensen van onze planeet naar die van hun zouden komen om die zelfde reden. Niemand had daar bij ons echter behoefte aan en de mensen op aarde vatte dat niet goed op. Het waren de eerste scheurtjes in een vriendschap die zo goed leek te beginnen. Het duurde dan ook niet lang voordat er geen vriendschap meer bestond. Ik vraag me af of die er ooit weer zal zijn.
Reageer (2)
Ik vraag me steeds meer af hoe dit zal verdergaan-reden om snel door te schrijven?
1 decennium geledenOMG nice stukje!!
1 decennium geleden