Hallo daar beste lezers,
sorry dat het zo lang duurde, ik hoop dat jullie het mij kunnen vergeven.
heel veel lees plezier,

alle reacties: complimenten, verbeterpunten enz. zijn allemaal welkom, hoe meer hoe beter :)

ps, dit was blijkbaar mijn honderste hoofdstuk, go me :D

H7: De eerste stap


Heel even bleef het stil, niemand zei iets en niemand keek elkaar aan. De grijze ogen van Fëanor staarde Angel koel aan, zonder enige emotie. Dat zijn vrouw er bij was deed hem niks, al wist Angel niet wat er in hem omging.
Eigenlijk was Fëanor er niet blij mee dat zijn echtgenote er bij was. Vooral omdat hij haar niet onder ogen wilde komen voor zijn daden tijdens zijn vertrek en opstand tegen de nu stond hij daar maar een beetje voor zich uit te kijken.
Een zachte wind blies Fëanors haar naar achter, er was geen tijd om stil te staan. Dat gedrocht had zijn meest geliefde juwelen in haar bezit en ze zou ze aan Morgoth door geven en hem bevrijden uit het niets dat hem gevangen hield. ‘oh, nee, gedrocht. Jij gaat dat niet doen.’
Toen, rennend met zijn rechtervuist naar achteren, stormde de elfenprins op Angel af. Het kon Fëanor niet schelen wat er met hem zou gebeuren maar hij moest en zou het meisje onschadelijk maken. Hij zag het al helemaal voor zich, zijn vuist recht in het gezicht van dat bruinharige gespuis en met zijn andere hand brak hij haar nek, hij zou haar breken.
Maar Fëanor had de situatie verkeerd in geschat. Terwijl hij op Angel in stormde had zij hem al van te voren aan zien komen en voordat Fëanor kon reageren had Angel hem in een houdgreep en schopte ze zijn benen onder hem vandaan. Ze lachte toen ze hem op de grond gooide.
‘O Fireboy! dat was wel een hele domme zet. Ik dacht dat je me zou gaan dreigen dat je naar mijn huis wilde om daar je geliefde handelswerk op te eisen. Maar dit,’ Angel zette haar handen op haar heupen terwijl ze voor over boog. ‘Dit was wel erg gemakkelijk.’
Fëanor spuugde op de grond, hij had het gehad. Zijn armen deden zeer van de klap die hij had gekregen toen Angel hem zonder al te veel moeite op de grond gooide. Hij wilde dit kind koste was het koste ten einde brengen en zijn Silmarillen terug te krijgen.
‘Geef me mijn Silmarillen terug, gedrocht.’
‘Je kent de voorwaarden, Fireboy, je zal met me mee moeten wil je ze terug krijgen, ben je bereid.’
Weer die voorwaarden, Fëanor begon langzaam moe te worden van die voorwaarden, hij kon het woord voorwaarde niet meer horen, dan kon hij maar beter opgeven. Maar op het moment dat hij toe zou geven,haar, de raad en zijn zonen, die twee mensen was hij even vergeten, vertellen dat hij in stemde, kwam er een klein plannetje in hem op.
Als hij dit kind, dit mensenkind, de afstammeling van zijn aartsvijand, kon overtuigen haar voorwaarden te accepteren dan kon hij rustig haar huis doorzoeken. Ja, dat was een goed idee. Van binnen lachte Fëanor, dit plannetje kon best nog eens lukken.
Hij stond op, zijn arm branden, hij rechte zijn rug en riep met een heldere stem.
‘Ik accepteer uw voorwaarden,’ Fëanor zweeg even om iedereen zijn woorden binnen te laten dringen. Zijn zonen keken elkaar zwijgend aan. Curufin protesteerde luid. ‘Ik ,Fëanor Curufinwe, zoon van koning Finwe, accepteer de voorwaarden die door heer Manwë, oudste koning van Arda, zijn aangeboden. ik zal, tezamen met mijn zoons naar Manor Angel vertrekken om daar samen met vrouwe Angel de tijd door te nemen tot zij ons ontstaat uit haar zorg.’
Hier op boog hij voor Angel. ‘Vrouwe, ik leg mijn leven in uw handen.’

Heel even wist Angel niet wat ze aan moest. Fëanor was vlak voor haar boog en had haar zijn diensten aangeboden. Was hij nu echt in staaf om haar te geloven of zat er in een plan achter die mooie woorden van de elf.
‘Ik dank u,’sprak Angel langzaam, ze wilde iets zeggen, iets dat ervoor zorgde dat haar lichaam reageerde op de woorden van de elfenprins. ‘Ik zal goed voor u zorgen.’ Angel wist een glimlach te voorschijn te toveren terwijl ze Fëanor overeind hielp. Ze wilde terug naar huis, ze voelde hoe haar blaas om een wc vroeg.
Snel toverde Manwë een protaal dat naar Angels huis leiden. ‘Volg dit protaal en u zult het huis van vrouwe Angel zien.’
Uit het niets verscheen er een groot rond portaal dat blauw licht over het veld liet schijnen.
‘Ga hier door heen,’sprak Manwë. ‘En u zult op uw bestemming arriveren.’
Dat was het moment waar Fëanor op had gewacht, hij liep rustig om het protaal af en toen zijn zonen hem volgde, langzaam en elkaar beangstigend aankijkend, versnelde hij zijn pas tot hij uit eindelijk rennend door het protaal ging, ze konden hem nog net de woorden: Silmarils en wraak horen roepen. Helaas waren die woorden in het oude Queeans en Angel stond met opgetrokken wenkbrauw hem na te kijken.
Ondertussen was ook Curufin, Fëanor’s vijde zoon door het protaal gesprongen. Na zijn vader de twee woorden te hebben horen roepen wist hij gelijk waar hij op uit was. Curufin was nooit van plan om Angel naar haar huis te volgen, hij geloofde niet dat ze zomaar de Juwelen aan hen zou geven.
Ze was net haar voorouder.
Toen Morgoth de drie juwelen van zijn vader had gestolen vluchtte hij op Ungoliant terug naar Midde-Aarde en verborg zich in zijn vesting had hij samen met zijn vader en broers gevochten om ze weer terug te krijgen.
Een paar tranen liepen over Curufins wangen toen hij er aan terug dacht. Zijn geliefde vader was dodelijk gewond geraakt door Morgoths demonen. Het leek nog maar gisteren dat zijn vader met zijn hoofd in zijn schoot lag terwijl hij werd omgeven door zijn zonen voor de poorten van Angband en niet veel later stierf. Curufin voelde nog steeds de warmte van het vuur dat het lichaam van zijn vader in as legde toen Fëanors geest zijn lichaam verliet.
Vader ik zweer u, u zult niet opnieuw sterven door één van Morgoths plannen. Hij zag voorhem al beelden van vader en broers dood op de grond terwijl hun bloed overal om hen heen terwijl Angel lachend met een lang zwaard in haar hand op de bank zat terwijl ze in haar andere hand een glas rode wijn had.
Na vele mislukte pogingen zouden ze nu eindelijk de Silmarillen bemachtigen.

Na Curufin liepen Fëanors zonen één voor één door het portaal met Maedhros als laatste van de zeven, zijn lange rode haren bliezen even in de wind terwijl hij zijn knappe elfenhoofd naar Angel wende.
‘Heeft u echt vaders Silmarillen, vrouwe?’
Maar Angel haalde lachend haar schouders op. ‘Misschien wel, heer Maedhros, misschien niet. Daar moet u zelf achter zien te komen en met een knipoog keek ze naar de twee mensen die langs de jonge elfenprins liepen.
Túrin, groot en met rechte schouders liep onzeker Maedhros achterna, zijn zwarte haren vielen voor zijn gezicht en donkere ogen keken argwanend naar het portaal.
Zou het waar zijn, zou deze vrouw daadwerkelijk een afstammeling zijn van Morgoth, de Valar die zijn hele familie had vervloekt en hem en zijn zusje de dood in had gepland. Zou zij nu verder gaan waar Morgoth was geëindigd, zou zij hen allemaal verder vernederen en vervloeken.
Túrin zocht naar de hand van zijn zusje, die met haar ogen niet op haar boer had gericht maar op het knappe gezicht van Maedhros, die een paar stappen voor haar stond. Nienor had tijdens haar leven wel vaker een elf gezien, toen ze samen haar moeder in Doriath verbleef.
Maar toch, dacht Niënor toen haar ogen Maedhros volgde, hij is wel knap, veel knapper dan de elfen van Thingols huishouden. Niënor voelde langzaam haar broers hand in de haren en kneep zachtjes terug. ‘Het is oke, grote broer. We zullen samen zijn, alles komt goed.’ En met een glimlach trok ze Túrin mee het portaal door. Gevolgd door Maedhros, die Niënors blik niet had gezien en met een bezwaard hart het huis van Angel Maannevel binnen stapte.

Nadat Maedhros ook het protaal door was gelopen was Angel verheugd, nu kon haar plan in werking worden gesteld, of haar plan, dacht ze verbitterd. Het plan van de Valar en die van Eru, waarom zij alle waren verkozen ging haar verstand te boven.
‘Fëanor zou niet eens uit die halen moge komen, waarom zouden ze hem deze taak geven. En waar voor?’ Angel sprak deze woorden niet uit. Maar draaide zich om en maakte aanstalten om terug naar huis te gaan. Maar ze werd tegen gehouden door Nerdanel die, door Fëanors gedrag, bijna in huilen uitbarsten.
‘Asjeblieft vrouwe,’ Nerdanels stem was verbazingwekkend schor, ‘Alsjeblieft, breng ze weer veilig terug, allemaal. Beloof het me.’
‘Natuurlijk.’
Heel even keken de twee vrouwen elkaar opnieuw in de ogen aan. En liepen toen bij elkaar vandaan. Nerdanel keerde terug naar Aulë, die troostend een arm om haar heen sloeg. En Angel keerde terug naar huis, hopend dat de schade beperkt zou zijn.

Reageer (2)

  • Whittaker

    RT PrinceLegolas, als dat maar goed gaat...
    Echt awesome dat je weer schrijft, nu verwachten we natuurlijk méér hoofdstukjes :'P

    1 decennium geleden
  • Glorfindel

    euh een dinnertje met de vurigste elf die er maar is? als dat maar goed afloopt!

    1 decennium geleden

Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen