‘Mam?’ vroeg Remi verbaasd.
‘Ik zei je toch dat ik zou komen bidden? Kom je meedoen?’
Stom van hem! Hoe kon hij vergeten dat zijn moeder in de kerk zou zijn. Remi vloekte.
‘Nee, ik heb net... ik ben hier allang.’
‘Ah, oké. Wat deed je op de grond?’ vroeg zijn moeder.
‘Ik... was gevallen,’ loog Remi.
‘Ah, zo. Gaat het al wat beter?’
Remi knikte.
‘En met Youri, is hij...’
‘Jaja, hij is oké.’
‘Ik weet dat dit moeilijk is voor jullie, maar probeer alstublieft stand te houden. Ik probeer het ook, maar telkens als mijn vriendinnen vragen mijn verhaal te doen, dan begin ik te huilen.’
Pas toen ze dat zei, merkte Remi op dat ze helemaal trilde. Hij bekeek zijn eigen lichaam, en schrok. Hij ook!
‘Ga nu maar naar huis, jongen,’ zei zijn moeder.
Ze knikte en verliet de kerk.

Buiten de kerk vloekte Remi. Hoe kon hij nu die tegel openkrijgen? Ten eerste zat hij muurvast, en ten tweede... zijn moeder was daar! Hij had nog maar enkele uren, dus hij moest snel handelen.
Hij sprong terug op zijn fiets en las dat het half vier was. Datzelfde moment rinkelde dus de schoolbel en liepen joelende kinderen de deur uit. Van half vier tot half acht (een halfuurtje om naar het station te rijden) was... vier uur! In die vier uur moest hij niet alleen een tegel verwijderen, hij moest ook nog eens eten en een smoes bedenken. Waarschijnlijk zou het niet lang duren of zijn beste vriend Claus stond voor de deur, om te vragen hoe het met hem ging. Remi moest hem dus ook nog eens ontlopen, waardoor zijn tijd alsmaar kromp...
Maar het beste dat hij voorlopig kon doen was zoeken naar een middel om die tegel te verwijderen.

Even later kwam hij terug thuis aan.
Youri zat in de zetel en keek naar de televisie.
‘Remi,’ zei hij. ‘Het lukt me niet. Ik krijg papa niet uit mijn hoofd. Ik heb al twee keer overgegeven en mama neemt niet op als ik haar bel!’
‘Ik ben haar tegengekomen. Zij was ook overstuur.’
‘Hoe doe jij dat, zo kalm blijven?’ zei Youri, terwijl hij vocht tegen zijn tranen.
Ik heb andere dingen aan mijn hoofd, dacht Remi in zichzelf, maar hij zei het niet.
‘Kalm? Ik? Ik zie er misschien kalm uit, maar vanbinnen...’ zei Remi, en dat was wel ook de waarheid.
Remi nam de laptop uit de kast, en zette zich ermee in de zetel op zijn schoot. De laptop was voor het hele gezin, maar zijn vader had hem gekocht. Het opstarten duurde lang, want het was een oud ding dat al vol stond met bestanden. Remi logde in met zijn account en opende Google. In het zoekvenster typte hij: ‘Vloertegels verwijderen.’
Google bood hem bijna honderdveertigduizend zoekresultaten aan, meer Remi bladerde enkel door de eerste tien. Op een chat stelde iemand de vraag hoe hij één tegel het beste kon verwijderen zonder de rest te beschadigen. Het antwoord was met hamer en beitel errond gaan en dan de rest uitschubben.
Remi sloot de laptop weer en haastte zich naar de stalling. Daar vond hij de drie dingen die hij nodig had: de hamer, de beitel en de schub. Nu moest hij nog wachten tot zijn moeder terug thuiskwam, zodat hij zeker wist dat zij niet in de kerk zou zijn. Hij zette het gerief klaar naast zijn fiets, ging terug naar binnen en plofte in de zetel. Zijn broer was weg, maar kwam even later terug met de woorden:
‘Ik blijf maar overgeven. Zei mama wanneer ze kwam?’
‘Nee, ze ging eerst nog bidden.’
Youri zuchtte en vloekte. Zijn problemen waren nog niets vergeleken met die van Remi...

Hun moeder kwam ongeveer een uur later thuis. Ze zei dat het bidden wat was uitgelopen en veronderschuldigde zich daarvoor. Ondertussen was het wel al half zes, de tijd die Remi nog had kromp dus...
Zijn broer begon meteen zijn verhaal van het overgeven, maar hun moeder stelde hem gerust dat het wel over ging gaan en dat hij niet teveel mocht eten. Remi wou dat hij ook zijn problemen wou vertellen, maar hij stond nu eenmaal onder druk. Hij zou een misdaad plegen, toch wel een redelijk grote. Nooit had hij durven denken dat hij ooit een tegel zou vernietigen uit de kerk...
De smoes om weg te geraken, had hij al bedacht.
‘Mama,’ begon Remi, ‘dat fietsen van daarnet heeft me deugd gedaan, ik denk dat ik nog eens ga...’
‘Ja, je doet maar wat je wilt. Zolang het je maar helpt.’
Remi glimlachte tevreden en ging terug naar buiten. Maar net toen hij de deur opende, botste hij tegen Claus.
‘Hallo! Gaat het al wat beter?’ vroeg hij.
Remi knikte.
‘Ik begrijp wel dat je het moeilijk hebt, ik zou ook zo...’
‘Claus!’ onderbrak Remi zijn beste vriend.
Claus schrok.
‘Ik heb weinig tijd, ik moet dringend weg!’ zei Remi.
‘Waar moet je heen?’ vroeg Claus.
Remi vloekte binnensmonds. Nu moest hij weer een smoes bedenken!
‘Ik ga naar... een praatclub. Mijn moeder heeft dat geregeld...’
‘Een praatclub?’ hoorde Remi plots achter zich.
Remi draaide zich om en zag zijn moeder staan. Hij vloekte. Nu had hij een probleem.
‘Wat zeg jij hier allemaal? Ik heb niets geregeld!’ riep zijn moeder kwaad.
Ze kruiste haar armen. Remi herkende deze houding, en wist dat het betekende dat zijn moeder een verklaring eiste.
Hij slikte.
‘Wel... ik dacht dat jij dat had... gezegd,’ probeerde Remi.
‘Dat heb ik dus niet! Vanavond praten we verder, mijn eten kookt!’ riep zijn moeder, waarna ze terug wegging.
Remi richtte zich weer op Claus.
‘Sorry, ik dacht echt dat ze...’ loog Remi.
‘Het is niks. Ik moet naar huis, ik kwam enkel dag zeggen. Kom je morgen naar school?’
Remi grinnikte.
‘Dat zal moeilijk gaan, morgen is het zaterdag,’ antwoordde hij.
‘Ah, ja! Je hebt gelijk! Sorry, even vergeten. Daag!’
‘Daag!’
En Claus stapte op zijn fiets en reed weg. Remi juichte. Hij was er toch goed vanaf gekomen...

Remi ging naar de stalling en nam de hamer en beitel. Die plaatste hij onder zijn snelbinders. De schub moest hij vasthouden terwijl hij fietste.
Remi reed de tuin uit, de oprit af en de straat in. Hij hoopte dat niemand hem zou herkennen, want als er de volgende dag in de krant stond dat er een tegel uit de kerk verdwenen was, dan...
Remi schrok toen hij de straat uitreed. In de splitsing tussen de straat waar hij woonde en de steenweg, stond er een donkerblauwe bestelwagen met verduisterde ramen. Die had Youri ook gezien! De man was terug! Remi reed snel verder en probeerde niet meer achter zich te kijken. Dat had hij beter wel gedaan, want dan had hij gezien hoe de bestelwagen zijn motoren startte.
Het was onhandig om met een schub in je rechterhand te fietsen. Remi deed dus langer dan normaal over die twee kilometer naar de kerk. Hij mocht echt niet gezien worden wanneer hij in de kerk ging, dus kon hij beter een achterdeur nemen. Hij wist dat er nog een andere weg naar de kerk was, waar bijna nooit iemand kwam. Een soort bospaadje. Als hij dat nam, kwam hij uit aan de achterkant van de kerk, en kon hij niet gezien worden wanneer hij door het kerkhof naar de achterdeur sloop.

Youri zat nog steeds in de zetel maar werd heel zenuwachtig. Hij bleef maar overgeven en hij begon steeds meer te beseffen dat zijn vader dood was. Of het zelfmoord was of niet, dat zouden ze binnenkort te weten krijgen. Maar waarom zou zijn vader zelfmoord plegen?
Ook Hilda had er moeite mee. Haar man was dood, en dat drong langzaam tot haar door. Steeds meer betrapte ze zichzelf erop dat ze aan het huilen was. Het eten dat ze maakte mislukte, want ze was met haar gedachten ergens anders.
En beiden vroegen zich af hoe het kwam dat Remi zo kalm bleef, alsof hij het niets vond dat zijn vader dood was. Maar Remi dacht er ook heel de tijd aan, maar vanuit een andere hoek.
Toen Hilda het tweetal riep om te komen eten, kwam enkel Youri naar haar.
‘Waar is je broer?’ vroeg Hilda.
‘Nog niet terug...’ was het antwoord.
Hilda vloekte en haastte zich naar haar gsm. Ze had geen zin om de spaghetti nog eens op te warmen. Youri begon meteen te eten maar stopte toen hij zich eraan herinnerde dat hoe meer hij at, hoe meer hij zou moeten overgeven. Hij legde zijn vork neer terwijl zijn moeder Remi probeerde te bellen. Maar het deuntje van Remi zijn gsm klonk vanuit de woonkamer, en inderdaad, daar lag hij. Remi was zijn gsm vergeten.

Remi zat tussen twee struiken met een schub, een hamer en een beitel, redelijk onhandig dus. Hij had zijjn ogen op het bruine achterdeurtje gericht, dat ongeveer tien meter van hem vandaag was. Hij wou er naartoe rennen en het openen, maar durfde niet. Ten eerste: misschien was het op slot, en ten tweede: voor hij het wist waren er mensen in...
Remi was zo gefocust op het deurtje dat hij het minste vermoeden had van de donkerblauwe bestelwagen die voor de kerk stond.

Hilda liep zenuwachtig van de keukentafel naar de muur. Youri, die het tafereel bekeek, probeerde haar te sussen, maar het was tevergeefs.
‘Mama, ik vind dat je overdrijft. Hij is nog maar een halfuurtje weg!’ zei hij.
‘Ja, maar hij deed zo vreemd! Hij loog tegen Claus!’
‘Dat heb je al dertig keer verteld!’
‘Ik weet het, maar ik heb stress. Zo dadelijk staat de politie hier met de uitslag van de onderzoeken...’
Alsof het afgesproken was, ging de deurbel.
‘Daar zijn ze!’ riep Hilda.
Ze liep naar de voordeur en opende hem. Voor haar stond hoofdinspecteur De Wulf, vergezeld door twee agenten.
‘Mevrouw Maes?’ vroeg hij.
Youri verscheen ook in de deuropening.
‘Ja, dat ben ik,’ zei Hilda.
‘Mogen wij even binnenkomen, de zaak is nogal...’
Het laatste woord slikte de hoofdinspecteur in.
Youri schrok. Zou het dan toch om zelfmoord gaan?
‘Ja, volg mij maar naar de woonkamer,’ zei Hilda.
In haar stem was de angst te horen. De hoofdinspecteur en zijn agenten namen plaats in de zetel.
‘En?’ vroeg Hilda.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen