Hilda kwam net terug van de kamer van Remi, waar ze Remi slapend had aangetroffen en het pilletje dus niet had gegeven, toen ze plots werd gebeld. Het deuntje van haar gsm weerklonk door het huis en ze volgde het geluid naar de keukentafel, waar ze hem had achtergelaten. Ze nam op en zei:
‘Hallo met Hilda Maes, met wie spreek ik?’
‘Met het ziekenhuis mevrouw. We hebben spijtig nieuws voor u. U man is overleden...’
‘WAT?’ gilde Hilda in de telefoon. ‘Hoe...’
‘Een verzorger trof hem aan in zijn kamer. Hij lag naast zijn bed. Rondom hem lagen allemaal omhulsels van pillen. Waarschijnlijk gaat het om een overdosis.’
‘Die pillen, heeft hij die zelf genomen?’
‘Waarschijnlijk wel, maar dat is werk voor de politie. Zou u alstublieft naar hier willen komen?’
‘Ja... Ja, ik kom.’
Hilda legde af en vloekte. Haar hart brak. Tranen kwamen naar boven. In een vlaag van verdriet smeet ze haar gsm op de grond. Het scherm brak. En zijzelf ook.
Youri kwam gelukkig net op tijd de kamer binnen om haar op te vangen, anders viel ze met haar hoofd op de vloertegels.
‘Mama, wat is er?’ vroeg hij geschrokken.
‘Jongen ik... Hij... Hij is dood!’ snikte zijn moeder.
‘Wie? Papa...?’
Hilda knikte.
Youri schreeuwde het uit.

Remi was meteen wakker. Hij meende een schreeuw te horen. Eerst wist hij niet waar hij zich bevond (Hilda had zijn kamer verduisterd) maar al snel voelde hij dat er een deken over hem gelegd was en dat zijn hoofd op een kussen rustte. Hij herinnerde zich weer al zijn problemen.
Even later hoorde hij komende voetstappen. Iemand kwam de trap op. Hij hoorde hoe zijn deur werd geopend.
‘Mama?’ vroeg hij.
‘Ja... ja jongen, ik ben het...’ zei ze, met trillende stem.
Ze knipte het licht aan en bekeek Remi. Remi zag meteen dat zijn moeder had gehuild.
‘Wat... is er?’ vroeg hij verbaasd.
‘Je vader is... overleden...’ kon Hilda nog net uitbrengen, voordat ze in huilen uitbarstte.

‘We moeten naar het ziekenhuis,’ zei Hilda, en even later startte ze de auto.
Youri zat vanvoor en Remi op de achterbank. Allebei zaten ze met hun gedachten bij hun vader. Het tweetal wist nog niets van die pillen, maar Remi had wel al een vermoeden dat dit op zelfmoord wees. Want zijn taak was vervuld, hij had hem doorgegeven.
Youri keek tegenop al de herrie op school. Hij wist dat iedereen hem nu zou aankijken, hem vervelende vragen zouden stellen. En dat haatte Youri. Hij was zijn vader kwijt, de leuke man waarmee hij zoveel ging doen, was nu weg. Er kwam een periode van rauw.

Even later hield de auto halt op de parking van het ziekenhuis. Daar zagen ze al meerdere politiewagens. Aangezien ze verwacht werden, werden ze meteen aangesproken door een vrouw in de wachtkamers, die ze mochten volgen naar de kamer van hun vader.
Al in de gang stond er veel volk, en niet enkel politie. Het waren vooral zieken, die nieuwsgierig waren en het voorval kwamen bekijken. Enkele verzorgers probeerden hen kalm te houden en hen terug te sturen naar hun kamer.
Het drietal kreeg voorrang en mocht meteen de kamer bekijken. Daar, op de grond, lag hun vader. Ze zagen echter enkel zijn voeten, want het deken dat ze over zijn lichaam hadden gelegd was te klein.
Remi zag de omhulsels liggen. Ernaast knielde enkele agenten om er foto ‘s van te trekken en om ze met hun handschoenen in plastiek zakjes te steken. Hij schrok van het schouwspel.
‘Zijn dat... pillen?’ vroeg hij bang.
‘Ja, ze denken dat het om een overdosis gaat,’ antwoorde de mevrouw die hen naar de kamer had geleid. ‘Willen jullie mij volgen, dan kunnen we de zaak in rust bespreken. Zowel Youri als Hilda als Remi begonnen weer te tranen.
Ze volgden de vrouw.

Remi luisterde niet naar de gesprekken tussen de vrouw en zijn moeder. Nee, hij dacht na over die pillen en over zijn taak.

Het klonk vanzelfsprekend dat Remi de dag erna niet naar school ging. Ook zijn broer Youri bleef thuis, maar hun moeder ging haar vriendinnen opzoeken en ging daarna gaan bidden.
Het tweetal was dus alleen thuis, maar hadden beiden een slapeloze nacht achter de rug dus versliepen ze de helft van hun voormiddag. In de namiddag richtten ze zich op de tv, zodat hun gedachten ergens anders waren dan bij hun vader. Bij Remi hielp dit perfect, maar Youri dwaalde steeds weg en besloot te gaan wandelen in het park. Hij had frisse lucht nodig.
Hij deed zijn schoenen aan en ging naar buiten, maar hij had het minste vermoeden van de man die hem in de struiken bespiedde. Hij was net vijftig jaar en één dag oud, geen leeftijd om in de struiken iemand te bespioneren. Toen Youri uit zijn zicht was, zei hij in zijn walkietalkie:
‘Hij is eindelijk alleen thuis. Zijn broer is het huis uit.’
‘Oké, je weet wat je moet doen...’ klonk het aan de andere kant van de lijn.
De man zette de walkietalkie uit en liep naar de voordeur. Daar belde hij aan.

Remi had net een zak snoep geopend toen hij de deurbel hoorde. Hij zuchtte en stelde zich recht. Eerst vermoedde hij dat het Youri was die iets vergeten was, maar toen hij de deur opende stond er een man.
Hij had een zwart maatpak aan met een zwarte zonnebril. Hij was volledig kaal en hield in zijn rechterhand een bruin boekentasje.
‘Remi Maes?’ sprak hij met een zware, diepe stem.
‘Dat ben ik...’ zei Remi.
‘Ik was een vriend van je vader. En ik weet van het pakketje. Ik kan je dus verklikken, maar dat ga ik niet doen zolang ik weet dat jij je taak goed doet. Je vader zal je wel verteld hebben over iemand die je in de gaten moest houden. Wel, hij meent het. Ik heb een boodschap voor jou, een enveloppe. Ik moest hem overhandigen van je vader, weet je.’
Remi stond aan de grond genageld. Zijn hart klopte in zijn keel. Hij keek naar hoe de man zijn boekentasje opende en er een grote, witte enveloppe uithaalde. Hij overhandigde hem aan Remi en zei daarbij:
‘Nu moet ik gaan.’
De man draaide zich om en Remi sloot de deur. Remi wist niet wat hij hiervan moest denken. Alleszins wist hij dat hij een groot probleem had. Hij opende de enveloppe en las:

Remi,

Je vader hier. Ik verondersteld dat de man die erop moet toezien dat jij je taak goed doet, je deze brief heeft gegeven? Wees niet bang van hem, hij doet je niets zolang jij doet wat je moet doen. En wat je moet doen, is dit: ga het pakketje nu meteen halen. Je weet wel waar zeker. Ga er vanavond om 20u00 mee naar dat vervallen treinstation. Daar wacht de man op je. Als je het pakketje niet bij hebt of als je niet komt, dan zullen er pijnlijke straffen volgen. Het is een soort test, weet je nog? Of je het wel waard bent...

Je vader, Werner Maes

Remi vloekte binnensmonds. Hij had nu echt een probleem! Moest hij niet gewoon naar de politie gaan? Nee, dat kon niet, want die man was er nog steeds. In een vlaag van angst en woede scheurde hij de brief in duizenden stukjes. Vervolgens legde hij ze op de grond en sprong hij erop, terwijl hij zijn vader tot in de eeuwigheid vervloekte. Hij kon niet anders dan nu naar de kerk gaan, zich overgeven aan het slechte. Remi deed zijn schoenen aan, haalde zijn jas van de kapstok en ging naar buiten. De afstand naar de kerk was twee kilometer, hij kon dus beter met zijn fiets gaan. Remi haalde hem uit de stalling en zette zijn voeten op de pedalen. Even later reed hij de straat uit.
Hij kon het allemaal moeilijk verwerken. Eerst kreeg hij een taak en toen pleegde zijn vader (waarschijnlijk) zelfmoord. Diezelfde avond zouden ze de eerste resultaten van de autopsie en van de vingerafdrukken op de omhulsels te horen krijgen, maar Remi zou er dus niet bij zijn want hij was tegen zijn zin in het oude station. Hij moest trouwens nog een smoes verzinnen.
Onderweg naar de kerk kwam hij zijn broer tegen.
‘Waar ga jij heen?’ vroeg hij verbaasd.
‘Ik ga... fietsen,’ was het antwoord.
‘Ik hoop niet in het park, de weg ernaartoe is geblokkeerd. En... heb jij ook die donkerblauwe bestelwagen gezien die aan het einde van onze straat staat? Hij heeft verduisterde ramen. Ik zag hem in de heenweg.’
Remi schrok. Dat was waarschijnlijk de wagen van die man!
‘Nee, hij is al weg...’
Remi reed verder. Uitkijken voor een donkerblauwe bestelwagen met verduisterde ramen...

Even later kwam Remi aan bij de kerk. De weg van naar park was geblokkeerd, maar die naar de kerk gelukkig niet. Het was een groots gebouw met hoge ramen die mooie afbeeldingen bezaten. Remi was er nog maar enkele keren geweest, hij was niet zo christelijk als zijn moeder. Hij zette zijn fiets in de voorziene stalling naast de kerk en opende de grote, houten deur. Binnenin was er niemand. Hij had een priester of zo gewacht, maar hij was er alleen. Des te beter.
Hij begon zijn passen af te tellen. Eén, twee, drie, ... Vijfenzeventig, zessenzeventig, zevenenzeventig, ... Eén, twee drie, ... Tweeënvijftig, drieënvijftig, vierenvijftig, …
Hij duizelde van het tellen, maar was uiteindelijk toch in zijn opzet geslaagd. De tegel waarbij hij uitkwam was de tegel die hij nodig had. Hij was echter niet anders dan de anderen.
Remi vloekte. Moest hij de tegel... uitkappen? Hij had geen materiaal bij, dus... De jongen probeerde met zijn nagels, maar hij boekte geen vooruitgang.
‘Hé, wat doe jij daar?’ hoorde hij plots.
Remi draaide zich om en schrok zich rot.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen