De volgende ochtend werd er overal gemeld dat het lab bezig was met het onderzoek. Zoë werd als vermist gemeld. Het geval van de beenhouwer werd toegevoegd en het verhaal van het oude slachthuis werd weer herhaalt. Alleen leek het dat die spoken blijkbaar uit het museum konden. “Nonsens” zuchtte Vincent en hij trok weg met zijn vrienden de stad in. Kaat is dood nu. Hij kon het nog steeds niet geloven. En Zoë, waar was ze?

Vincent bezatte zich met zijn maten, hij had zelfs wat drugs ingenomen. Met een grote grijns liep hij alleen over straat, naar zijn huis. Het zou gaan zwaaien thuis maar ach, wat kon het hem nu schelen? Hij voelde zich gelukkig en zorgeloos.
Hij zag de schim niet die achter hem liep, in de schaduw van de huizen langs de straat. Vincent viel voorover op het voetpad en lachte hysterisch “Het leven is mooi!” riep hij, en hij keek totaal niet verbaasd op wanneer hij plots Zoë over hem heen zag buigen. “Dat dacht ik ook. Tot ik ontdekte dat Kaat ook van jou hield. Dus vermoordde ik haar” Zei ze alsof het niets was. Vincent hoestte, maar lachte nog steeds. “Zoë! Help me” zei hij, blij om haar te zien, en hij reikte haar zijn hand. Zoë verroerde zich niet. Ze schudde zuchtend haar hoofd “Vincent, Vincent toch. Ik hield van jou. Maar je begreep het niet. Kaat was altijd beter hé?” vroeg ze, terwijl ze iets open klikte.
De jongen leek plots in een schok wakker te worden, en hij probeerde zelf overeind te komen. Hij had haar mes ‘Kaat’ herkent. “Hé Zoë..” brabbelde hij, maar de drank die hij die avond naar binnen had gedaan, behield z’n grip over hem. Hij wankelde, viel nog een keer op de stoepstenen. “Ik was zo jaloers Vincent. Maar toen ik haar vermoordde, deed ik het niet voor jou. Zij had een jongen in onze vriendschap laten komen. Jij was die jongen. Ik heb spijt Vincent, nu wil ik haar voor altijd verenigen met jou” het lemmet van het mes glinsterde gevaarlijk in het licht van de straatlampen. Het meisje glimlachte naar hem. De jongen kon achteruit strompelen, maar weer struikelde hij.
Zoë stak het mes in zijn borstkas, en stak. Ze bleef steken, terwijl ze zachtjes een deuntje neuriede. Als ze haar handen onder het bloed had, en Vincent niet meer Vincent was, sloeg ze haar vuisten op de stoep. Ze keek naar de hemel en huilde stil. “Sorry Kaat. Sorry, sorry, sorry.”
Kaats mes had Zoë’s vingerafdrukken. De politie kwam het meisje ophalen die nog steeds op de stoep zat, met het lijk van haar laatste slachtoffer voor haar.

Na deze vreemde zaak, meldde de scoutsleiding dat Zoë het vast niet zo bedoelde en dat een simpele zakmes niet gemaakt was om zo brutaal te slachten. Anderen zeggen dan weer dat de spoken van de geslachte mensen van het oude slachthuis wraak zonden en in Zoë een medium vonden om dat waar te maken. De enigen die ons de feiten hadden kunnen vertellen, werden vermoordt door Zoë. Het meisje is in het psychiatrisch instituut, maar heeft sindsdien geen woord meer uitgesproken. Alle wegen zijn in mist opgegaan.
Men zal het dus nooit weten.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen