[2/6]
[2]
Zijn lange vingers raakten het harde oppervlak van het kartonnen doosje aan. Hij had het gevonden. De dingen waarmee hij steeds een stap dichterbij zijn uiteindelijke doel kwam. Voorzichtig opende hij het doosje. Hij wilde zo min mogelijk geluid maken zodat niemand hem zou horen. Zodat niemand hem zou verdenken.
De kartonnen zijden schuurden tegen elkaar aan, zorgden voor een klein knarsend geluid. Hij probeerde het zo vluchtig mogelijk uit elkaar te halen, zodat het irritante geluidje zou stoppen.
Hij bekeek de belangrijke inhoud van het doosje. Juist. Daar zaten ze. Verstopt. Goed verborgen. Veilig afgeschermd. Helaas was hij nou net degene die wist waar alles lag.
‘Haal alles eruit.’
Een voor een haalde hij de spullen eruit en plaatste ze naast zich op de zachte grond. Al snel lag er een hele stapel aan gebruiksspullen uitgestrekt over de vloer. Hij had er drumstoks uitgehaald. De drumstoks van de sterke, gespierde drummer in zijn band. Ze waren allemaal twee aan twee vastgebonden door middel van een klein rubberen elastiekje die de boel bij elkaar hield zodat alle paren duidelijk waren.
‘Stop er weer één terug.’
Hij pakte een paar drumstokjes en scheidde er een van de ander. Hij plaatste die ene stok weer terug in de doos en legde de ander weer op de grond. Wat daar nou zo brilliant aan was? Het resultaat zou nog komen.
Ook zijn microfonen lagen op de grond. Het waren de microfonen die hij voor elke optreden gebruikte. Ze waren speciaal gemaakt op maat, stijl en eigen voorkeuren. Drie microfonen, waarvan bij eentje het topje waar het gaas zat half loshing. Zijn stem klonk er meestal maar half door. Soms klonk het duidelijk, helder en soms hield het versterken van zijn stem ermee op. Maar afstand deed hij er niet van. Het bleef zijn eerste eigen microfoon. Zijn eerste stukje eigendom sinds het doorbraak dat ze hadden gemaakt.
Ook die ene halfkapotte microfoon stopte hij zorgvuldig terug in de doos. Daar kon hijzelf ook wel aan denken.
En toen bleven de plectrums over. Die dingen waren in veelvoud aanwezig. Ze werden natuurlijk gebruikt door de gitarist. De bassist gebruikte ze niet. Die dingen gingen er in hele voorraden doorheen, omdat zijn broer er elk concert wel eentje het publiek in gooide. En dan al het gekrijs dat erbij kwam kijken. Al het gekrijs om iemand die niet was zoals hij zei dat hij was. Niet tegen hem in ieder geval. Dat wist hij maar al te goed.
‘Hij loog al die tijden. Hem kun je niet vertrouwen, dat weet je. Geloof me.’
Hij vouwde het doosje weer dicht en schoof het terug naar de plek waar het verstopt zat. Het was een niet al te moeilijke plek om het te vinden, maar de meesten wisten er niet vanaf. Er waren maar een paar mensen die die dingen voor hen vervoerden.
Voorzichtig boog hij zijn shirt in de vorm van een kommetje dat als een zak moest dienen. Eén voor één haalde hij de spullen van de grond en legde ze op zijn shirt. Een paar rillingen liepen door zijn lichaam door het ontblote stukje huid dat nu alle koud te verduren kreeg.
Hij stond op, hield zijn shirt strak vast en liep op zijn tenen door het lege deel van de bus.
‘Laat je niet zien.’
Voorzichtig keek hij om het hoekje, bestudeerde de ruimte om te kijken wie er aanwezig was. Georg lag nog op zijn bed rond deze tijd en die zou nog lang niet opstaan. In ieder geval een probleempje minder. Hij zag Gustav op een bankje zitten, oordopjes in en een laptop voor zich. Hij was geconcentreerd bezig en zou hem dus waarschijnlijk niet eens opmerken. Tom zat nog altijd op dezelfde plaats zijn Ipod te beluisteren. De muziek galmde tot aan zijn oren, die zou hem dus ook niet horen.
Hij rende snel naar de overkant en liep toen snel naar achteren. Het was een lege deel van de bus; er kwam bijna nooit iemand. Het was meer zijn werk-denkhoekje. Zo kon hij ongestoord zich bezighouden met wat op dat moment nodig was. En dat was nu iets briljants.
Hij klom onhandig de bank op en liet zijn shirt los. De inhoud viel geluidloos op het dekentje dat over de bank heen was uitgestrekt. Hij keek omhoog en zag het raampje. Een klein open raampje. Hij strekte zich uit en klapte het helemaal open. Meteen wapperden zijn haren in de wind en belandden in zijn zicht. Geïrriteerd trok hij ze steeds naar achteren, maar dat mocht niet baten. Zoekend voelde hij in zijn zakken en haalde er het elastiekje van de drumstokken uit. Snel bond hij zijn haren vast en keek nog eens uit het raam. Ze reden aan de rechterbaan en de weg was zo goed als leeg. Eerst gingen de plectrums het raam uit. Het sneeuwde zowaar als de gekleurde plastic dingen in de lucht zweefden. Het had iets vrolijks, maar de situatie eromheen was niet vrolijk. Ze werden immers als vuil gezien door hem. Een manier om dit allemaal te stoppen. Het zou hem lukken. Hij kon alles.
‘Inderdaad Bill. Het gaat je lukken. Nou, gooi ze weg.’
Hij pakte alle drumstokken die hij kon vinden en hield ze even stevig vast. Enkele enkele keren sloeg hij er tegen de rand van het raampje aan, proberend een klein ritme te vormen. Toen hij dat zat was gingen ook zij de raam door, richting het harde wegdek dat hen op stond te wachten.
Er was niets anders over dan zijn microfonen. Twee bijzondere microfonen. Weg ermee. Hij smeet ze in één vloeiende beweging naar buiten en zag ze openknallen op de grond.
Dit was gebeurd. Nu nog de rest.
Reageer (3)
Hij is echt Briljant!
1 decennium geledenJe schrijft echt prachtig!!
Ga snel verder!!
Ga verder! Ik wil weten waarom!! Ö
1 decennium geledenxx
OMG wat is Bill toch van plan zeg?
1 decennium geledenheel snel verder!!!
xx C