Chapter 1
Wat kon het toch zijn? De aangename warmte van de herfstzon? Nee, het was warmer dan dat. Ik zou zeggen, een energiebron van warmte. Warmer dan het warmste achterwerk van een klein geniepig duiveltje. Al bij al, het was veel te warm naar mijn zin. Ik voelde het zo door mijn natte pels heen in mijn huid dringen. Het was alles behalve aangenaam. Het was gewoonweg heet! Hmpf, wat een woordspeling met warm, was en heet. Hoe kan ik hier nu in hemelsnaam een logische verklaring aan gaan geven als mijn fantasie, bewustzijn, hersenen, emoties, … of met andere woorden heel mijn lichaam op hol slaat? Als ik nog in leven zou zijn, zou mijn brein effectief in het ziekenhuis liggen wegens zware verwondingen en breuken aan het denkgedeelte ervan. Maar hé, hoe kan ik nu denken als ik dood ben? Chayenne, beheers jezelf. Denk nu eens goed na, je bent dood, morsdood. Je bent namelijk van een klif gevallen met David op mijn rug en dan gelijk een kei of stuk metaal naar de bodem gezonken. Je bent namelijk geen stuk hout dat de mogelijkheid heeft om te blijven drijven. Ik kon het echt niet meer aan. Ik werd gewoonweg gek, paranoïde! Ik deed een poging om m’n poten heen en weer te zwieren, weg te lopen waar ik me op dit moment ook mocht bevinden. In de hemel of de hel. Misschien er nog ergens tussenin. Misschien moest De Heer, die een kolossale villa in de hemel heeft, ergens lekker knus tussen de wolken nog overleggen met de Heer ergens diep onder de grond waar dat ze mij zouden plaatsen. Hemel of hel? Koude, hemelse verblijfplaats of warme, ondergrondse verblijfplaats.
Na het bedenken of ik nu naar de hemel of hel zou gaan drong het woordje David opnieuw tot me door. David!?. Het was geen vraag, noch antwoord, noch bevestiging. Eerder een nietig piepgeluidje van angst waartoe ik niet in staat was om het uit te brengen maar wat binnenin me mijn trommelvliezen lekker zat te beschadigen. Ik voelde letterlijk hoe dat mijn longen werden afgesnoerd, hoe dat mijn hart een tel stopte met kloppen en al mijn andere organen een soort van ‘werkstilstand’ hielden. Behalve mijn bijnieren dan. Zij namen hier namelijk hun voordeel uit en deden nu werkelijk aan overproductie waardoor dat er misschien 3x de nodige portie adrenaline in mijn bloed zat te circuleren. Het gevolg? Mijn spieren spanden zich zodanig op dat er een hevige pijnscheut door heel mijn lichaam maar ook mijn geest schoot. Je zou zeggen, een pijnscheut door je geest? In mijn geval kan ik er aan beide gevallen een zeer logische verklaring aan geven. Het doordraaien van mijn gedachtes had en heeft namelijk nog steeds effect op mijn lichaam. Namelijk de zeer spastische bewegingen die eigenlijk mijn poging van wegrennen moesten voorstellen, maar wegens mijn huid die op verschillende plaatsen geperforeerd bleek te zijn, veroorzaakt dit best wel een onaangenaam gevoel. Maar zoals ik al zei heeft het ook effect op psychologisch vlak. Paniek en angst zijn emoties. Emoties die je gedrag, je denken, … kunnen beïnvloeden. Ik had je toch ook al eerder gezegd dat ik paranoia ben. Dit in combinatie met de angst van het kwijt zijn van mijn geliefd broertje veroorzaakte een volledige orkaan van pijn doorheen mijn geest. Vandaar dus de pijnscheut door lichaam en geest. Jezus, dat ventje gaat echt nog eens mijn dood zijn. Te veel stress zorgt namelijk voor een zeer gespannen en opgejaagd hart en ik heb geen idee hoe lang het mijne dat nog kan volhouden.
Ik dwaalde terug af naar de gedachte en de poging om er, waar het ook mocht wezen, weg te geraken. Als ik kon, zou ik me net zoals een zeeadelaar boven de zee laten zweven, één worden met de windvlagen en op het juiste moment mijn cours naar beneden veranderen en als een pijl die net uit een boog is geschoten naar beneden te ‘vallen’ om dan weer nipt 1 centimeter boven het wateroppervlak mijn vrije val te beëindigen. Ik zou met mijn scherpe klauwen mijn prooi te pakken krijgen. Nou ja, prooi zou je het niet echt kunnen noemen want het zou David zijn die ik uit het water zou pikken om hem dan weer veilig op het land neer te zetten en dit hele gebeuren achter ons te laten en hopen om het nooit nog mee te hoeven maken. Maar nee, ik mocht weer geen zeeadelaar zijn maar een doodnormaal meisje, nou ja normaal noem ik me allang niet meer, dat vast zit in een verdomd wolvenlichaam. Een dier dat zich wel goed kon verdedigen maar als het er moederziel alleen voor stond het technisch gezien niet lang zou kunnen volhouden. Je ziet wel, ik ben het levende bewijs.
Mijn zoveelste gedachte van dit hele gebeuren werd blijkbaar verbroken door een sussend geluid dat probeerde om me te kalmeren. Hij hield me tegelijk stevig vast zodat ik niet zou kunnen ontsnappen, wat me best wel onlogisch leek wegens mijn hersenen die niet meer fatsoenlijk kunnen functioneren en mijn lichamelijke schade. Blijkbaar was dan de ontsnappingspoging in mijn gedachte toch overgegaan tot echte daden. Maar dan nog, de gedachte dat hij me stevig vast hield stond me niet echt aan, maar er iets aan doen lag ver van de mogelijke acties die ik wel kon ondernemen. Zie je al een gewonde soldaat, die gedragen wordt door een behulpzame verpleegster, haar slaan en schoppen om terug te rennen naar het slagveld om daar zijn geweer nog te gaan halen? Het is een rare vergelijking maar het punt ervan komt op hetzelfde neer. Misschien wou hij me wel helpen? Ik wou dat ik meer kon te weten komen over deze persoon. Het enige waartoe ik in staat was, was dat ik de link kon leggen dat deze persoon de warmtebron is waar dat ik me gek over heb zitten piekeren. Ik wou kijken wat dat er allemaal rondom me gebeurde maar mijn oogdeksels weigerden om even mee te werken want ze gunde me niet eens om een kleine opening waar ik misschien wel wat nuttige informatie uit kon halen.
Mijn besluit? Ik ben aan het ijlen en lig nu wel ergens te sterven en zit me dit alles gewoon te verbeelden.
Reageer (3)
Super fantastisch mooi geschreven. :]
1 decennium geledenFantastisch
1 decennium geledenVerder!
Super
1 decennium geleden