032.
Ik vloog wat lager om alles beter te zien. Ik zag geen enkel levende ziel. Nergens was beweging. Maar er hing er wel een walgelijke geur. Was die geur de geur van dood en verderf? Ik kon ook allemaal verband hout ruiken...Nee. Deze plek wilde ik niet graag zijn. Ik moest achter komen waar de verschrikkelijke wezens moeten zitten.
Ik hoorde een speer langs m'n kop razen en raakte me net niet. Dat scheelde heel weinig... Ik vloog weer omhoog en ik vond waar het vandaan kwam. Het was echt een hele grote groep. "Arrera leoris kannin." Eerst kwam er niks maar ik voelde iets in me gebeuren. Iets kwam om hoog borrelde. Ging ik kotsen? Nee.. Ik ging niet kotsen. Er kwam een ijzige witte straal uit me en de wezens bevroor direct. Sommige brak zelfs daarna nog in stukjes. Ze waren opeens super snel dood te krijgen.
Hahaha, dacht ik. Nu zijn jullie niet meer zo stoer, hè? Eigenlijk was het best gemeen om dat te denken, maar eindelijk voelde ik me vrij. Ik riep de straal weer eens op en vermoorde bijna alle mutanten. Tot er plots eentje achter me verscheen. In de lucht. En hij was groot, heel groot... - en daar bedoel ik mee dat z'n kop zo groot was als m'n lijf... -
Er stond niks in het boek over een mutant dat een te grote heeft van 500 mij's
River, - die op m'n rug zat - zei. "Ehm... Ik denk dat je een klein probleempje heb..."
"Dat is geen klein probleempje..."
Zo snel als ik kon begon ik weg te vliegen. Maar zijn vleugels waren vier keer zo groot, dus het was best logisch dat hij me al snel inhaalde. Hij hapte naar me en had River, die nu helemaal begon te schreeuwen, bijna te pakken. Ik versnelde, maar het had geen nut... Een spreuk, dacht ik. Er moest toch iets zijn!
Reageer (1)
ONEEE!!!!
1 decennium geleden