016.
Ze stopte met me te vermoorden en begonnen me mee te sleuren. Ik voelde overal pijn. Maar ik leefde nog... Was ik gemaakt om zoveel pijn te kunnen dragen ofzo. ><
Ik kon me amper bewegen was nogal woedend op het feit dat ze me zomaar begonnen neer te halen. Wat heb ik hun toch misdaan... De spreuk die ik in mijn kop had kon ik nu niet zomaar gebruiken. Dat zou nu ook meteen mijn einde zijn. En dat kon ik niet zomaar toelaten.
Als ze me nu toch niet gaan vermoorden gaan ze me misschien brengen naar hun basis. Als daar ook de wezens zijn die ik moet vrijlaten dan kan ik het vanaf binnen uit doen. Dat was de reden waarom ik nu niks deed. - als het ware me dood houden - Ze zagen dat ik nog leefde en ze lieten me ook leven. Dus moesten ze iets van plan zijn en ik wilde weten wat. 'Wat doen jullie met me?' vroeg ik met een vervormde stem in een taal die ikzelf nog nooit gehoord had. 'Laat me toch gaan!' Wanhopig lijken was een onderdeel van mijn geniale plan. Ze moesten denken dat ik hopeloos was.
'Breng hem naar de Leider!' riep een van de wezens die helemaal van voor aan de groep liep. Hij leidde ze waarschijnlijk. 'Want zo heeft hij het gevraagd!' Hun Leider? O, dit zou nog interessant kunnen worden...
"Laat me toch gaan!"
"Nee bek dicht jij monster."
"Monster?" Ik dacht daar bij na... Ik kon het me niet voorstellen ze vonden dat ik een monster was. Terwijl ze eerst zijden verlosser.
"Jij bent geboren ons wereld te verwoesten. Jij weet niet wat wij allemaal hebben gedaan om onze wereld op te bouwen." Eigenlijk wat hij zei was vrij logisch. Verlosser voor de ene soort en verwoester van de andere soort. Ze denken niks fout te hebben gedaan. Dit zijn de gewone burgers van hun soort die niet weten wat de regering van plan is. Of heeft gedaan. Ik kan niet zomaar burgers aanvallen. Of wel?
De Leider, wiens gezicht schuil ging achter een te groot uitgevallen capuchon, stapte met tergend trage passen op me af. Recht voor me bleef hij staan. Ik kon zijn zware ademhaling horen en voelde hoe het tegen m'n gezicht sloeg. Hij noemde me een monster. En monsters laat je niet leven... Ik zei er maar niks op terug. Omdat ik niet wist hoe ik erop moest reageren.
Hij had tegen mijn gezicht geslagen. Maar ik voelde er vrij weinig van. Waarschijnlijk omdat m'n pijn grens hoger lag dan dat van een ander wezen.
Ik weet ook niet om welke reden ik meer gekwetst om moest zijn. Het feit dat hij me een monster noemde. Of het feit dat hij me zonder reden me liet afvoeren... Ze stopten me in een donkere cel. Ik was doodsbang. Ik was altijd al angstig geweest in het duister. het verborg zoveel geheimen, je wist maar nooit waar je je aan kon verwachten. Ongeveer tien minuten nadat ze me in de cel hadden gesmeten, begon ik terug te veranderen. Omdat er amper kleren aan mijn lijf hingen en het verbrandde gevoel op m'n lichaam snel wegtrok, begon ik te rillen als een gek.
Haal me hieruit, dacht ik. Alsjeblieft.
En toen, zomaar ineens, verscheen er een prachtig wit licht in de cel...
Reageer (1)
Verderrrr!
xxx 1 decennium geleden