Dag 5: 02-07-2014
Object: drumstokken
Brother of mine
Het muziekantenleven is een leven vol variatie en ups en downs. Het bestaat meer dan alleen uit tokkelen op je gitaar, hier en daar wat gigs geven en een concertje doen. Iedere muzikant brengt zijn eigen verhalen mee. Deze deelt hij met zijn vrienden, zijn collega’s, zijn publiek. Een artiest, een machtig man, heeft de mogelijkheid om de hele wereld te laten weten wat hij denkt en wat hij voelt.
Het is meer dan enkel zijn aanwezigheid dat het publiek voedt. Zo bezit iedere muzikant zijn eigen wapen. Zijn manier om aan de mensen te tonen wie hij is en wat zijn rol is in het leven. Een gitaar of de stem zijn zulke wapens, maar ook de stokken van een drummer.
Als een soort talisman zijn zijn stokken bij hem, beschermen hem, geven hem een vertrouwd gevoel op het podium en wanneer hij alleen is.
De stokken van Jason Bentley van de Britse rockband Red Eyed Brother of Mine geven hem precies zo’n gevoel. Als een talisman voorzagen ze hem van een ondoordringbaar schild, dat hem tijdens het spelen een haast magisch gevoel gaf. Alsof hij een tovenaar was in een oud sprookje, een magiër die zich niet liet binden aan de grenzen van het dagelijks leven.
En dat was in feite ook zo. Zijn leven stond op zijn kop. Wanneer was hij nou thuis? Hij had vrienden in Oxford, maar wanneer zag hij hen? Hij had een hond gehad, mar die had hij weggegeven toen het duidelijk werd dat hij veel van huis zou zijn. Veel van zijn geliefden zag hij nooit, hoewel hij hen zo vaak mogelijk probeerde te spreken. Maar wat was vaak?
Eens per week, eens per maand… Jaren gingen soms voorbij voordat hij een bekend gezicht weer eens zag en dan vroeg hij zich af of het nog wel goed was tussen hen.
Zijn stokken, zijn talismannen gaf hem een schild dat hem afsloot van de echte wereld. De wereld waarin mensen werkten en waarin ze sliepen. Waarin ze zorgden voor hun gezin en avondeten maakten. Jason had in geen maanden gekookt… Niet dat hij veel verder kwam dan het bakken van eieren en lasagne, maar die dingen waren tenminste uit eigen keuken.
Hoewel zijn stokken hem niet konden helpen het voedsel te bereiden, waren ze er wel voor hem op de momenten dat hij niet kookte of at. Of zich douchte en dan sliep. Wanneer hij die dingen niet deed, waren zijn stokken er. Hij hield ze het grootste gedeelte van zijn dagelijkse leven vast. Vaker dan hij een geliefde moest vasthouden. Hun schild, had hem als het ware aan hen gebonden.
Ze braken niet, ze scheurden niet, ze kraakten niet. Natuurlijk waren er hier en daar splinters weggesprongen, omdat hij zijn bekkens zo enthousiast had aangeslagen, maar na al die jaren in het vak, waren ze nog steeds bij hem. Wat hij ook deed, hoeveel hij ook oefende, ze bleven bij hem.
Er zijn nog geen reacties.