‘Hé! Hé meisje! Hé meisje wordt wakker! Hé!’ Wie zei dat? Langzaam gingen mijn ogen open. Het was licht. Voor me stond een man van ongeveer dertig jaar. Hij rook naar alcohol. ‘Hé meisje ik zie dat je wakker bent! Sta op en ga weg voor mijn deur!’ De man keek me boos maar medelijdend tegelijk aan. Ik stond glazig op, zonder echt controle te hebben over mijn lichaam. ‘maak dat je weg komt!’ Riep hij. Ik rende weg, inmiddels al een stuk minder slaperig. Wat een zieke mensen waren er op deze wereld. Ik besloot dat het maar eens tijd werd om terug te gaan naar huis. Ik probeerde in te schatten welke kant ik op moest. Ik besloot om gewoon de weg te lopen die ik gisteren ook had gelopen. Dan kwam ik vanzelf wel thuis.

Ik belde aan. De deur ging open. Het bange gezicht van Sara stak naar buiten. ‘Oh jij bent het, ik schrok al. Ik zag niet wie het was. Kom snel binnen!’ Ik stapte naar binnen en werd meteen verwelkomd door de stank van schimmel en alcohol. Ik werd misselijk. ‘Wat is er?’ vroeg Sara. ‘Niets hoor.’ Antwoorde ik. Ik ging echt niet zielig lopen doen. ‘Waar was je vannacht? Ik ging je zoeken, maar ik kon je nergens vinden. Ik was met wat vrienden blijven slapen.’ Antwoordde ik. ‘Sorry ik had moeten bellen, maar ik was de tijd helemaal vergeten. Toen ik aan bellen dacht was het al te laat. Ik wilde je niet wakker bellen.’ Wat kon ik veel te goed liegen. Vroeger loog ik nooit. Ik kon ook niet liegen. Maar de laatste tijd moest ik zo veel liegen, dat ik bijna niet anders deed. Liegen over mijn ouders, over mijn thuissituatie, over van alles en nog wat. Het maakte niet meer uit. Ik loog zonder dat ik het door had. Ik had overal wel een smoesje voor.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen