Kou
Daar liep ik dan. Langzaam liep ik door de donkere straat. De wind waaide door mijn haren. Een straat lantaarn knipperde, het was een spookachtig gezicht. Ik was moe. Maar ik voelde niets meer. In gedachten verzonken liep ik over de koude stoep. Ik schrok toen er een auto langs reed. Hij reed door een plas, waardoor ik nat gespat werd. Sukkel! Wilde ik schreeuwen, maar er kwam niets meer uit mijn mond dan een zielig hoestje. Mijn keel begon te prikken. Niet ook dat nog, dacht ik. Ik kon niet naar huis om te genezen van een keelontsteking, zonder meegenomen te worden naar een of ander pleeggezin of tehuis. Als ze al door hadden dat er iets niet klopte. Thuis was Sara vast aan het kijken of er nog wat te eten was. En mama, die lag vast zoals gewoonlijk op bed met haar zogenaamde migraine. Tuurlijk, alsof daar nog iemand intrapt. Eerst geloofde ik dat gewoon, maar je kan bijna niet anders dan de waarheid zien als je haar kamer binnen komt. Alleen maar lege flessen. Bierflessen, wijnflessen, champagneflessen als er geld voor is, sterke drank als iemand dat heeft gekocht. Nee, mij houdt ze niet meer voor de gek. En papa, die was vast op zijn werk. Die was dan nog de enige die iets zinnigs deed. Maar hij verdiende niet veel. Ik wist niet eens wat hij eigenlijk voor werk deed. In ieder geval zorgde hij voor geld. Voor het eten moesten we zelf zorgen. Het voelde niet goed om hier te zijn in plaats van thuis. Maar alles was beter dan leven in die grote zooi. Ik miste school. Ook al werd ik nog zo gepest, ik miste het toch. Ik wilde ook leren, en later een goede baan krijgen. Maar nee hoor ook voor school was geen geld. Nou ja zeg. Zit die vrouw die zich mijn moeder noemt wel de hele dag ons geld te verbruiken aan haar zogenaamde medicijnen, maar naar school? Nee daar was echt geen geld voor. Dat moesten we maar leren accepteren. De inspectie was al een paar keer langs gekomen, maar toen zij mijn moeder zo nuchter als ze kon dat we les kregen van haar. En dat geloofden ze gewoon. Omdat ze vroeger juffrouw was geweest. Vroeger. Het was te pijnlijk om daar aan te denken. Toen ging alles nog goed. Maar opeens kreeg mijn moeder die zogenaamde migraine, en ging mijn vader dag en nacht werken. Een traan rolde over mijn wang. Snel veegde ik hem weg. Nee, ik mocht niet huilen. Ik moest nu voor me zelf gaan zorgen. Opeens begon het te regenen. Ik voelde dat ik rilde van de kou. De regen droop mijn jas en mijn kapotte schoenen in, en doorweekte me tot op mijn botten. Moest ik naar huis gaan? Waar moest ik anders heen? Ik stopte en draaide me om. Was het eigenlijk wel verstandig om hier te zijn in het midden van de nacht? Ik keek waar op het straatbordje waar ik was. IJzerstraat. Die straat kende ik niet. Dan maar terug lopen. Er reed weer een auto langs. Het geluid klonk onrealistisch hard in vergelijking met de stille nacht. Ik had honger. Hoe lang liep ik eigenlijk al? Vanaf het begin van de avond. Het voelde alsof ik al dagen liep. Kon ik niet ergens schuilen? Onder een afdakje of zo? Daar. Daar was een afdakje. Ik ging er onder staan. Ik keek eens goed rond. De straat zag er niet echt schoon en rijk uit. Overal lagen vuilniszakken, en de flats die om me heen stonden hadden veel gebroken ramen. Toen hoorde ik iets achter me. Ik schrok. Misschien was het wel een of andere zwerver die zag dat ik zijn droge plekje had ingepikt. Nee, dat kon niet. Het geluid kwam van achter de deur waar ik voor stond. Ik draaide me om, en keek door heet raam dat in de deur zag. Ik zag niets. Niets dan kille duisternis. Niet één lichtpuntje. Zouden er geen lichten zijn in deze flat? Ik draaide me weer om naar de straat. Ik wilde het kunnen zien als er iemand op me af kwam. Maar er kwam niemand op me af, en ik besloot om te gaan zitten tegen de muur. Op eens was ik zo moe dat ik mijn ogen wel moest sluiten. Ik viel meteen in een onrustige slaap.
Er zijn nog geen reacties.