Hoofdstuk 1
Mijn hele leven is een groot cliché. Ik hen het perfecte leven, een familie en vriendinnen die van me houden. Een school waar nooit iets gebeurt, en waar ik gewoon een van de gemiddelde leerlingen ben. Niet te opvallend, en niet zo dat niemand me ziet staan. We wonen ergens aan de zijkant van het dorp, waar rijtjes huizen staan. Ze zien er allemaal hetzelfde uit. Witte muren, rood dak, perfect onderhouden tuin met een grindpaadje naar de voordeur. Een groot cliché dus.
Elke morgen begint hetzelfde. De zon die door het kiertje van mijn rode gordijnen komt en zo op mijn gezicht schijnt en me op die manier wekt voor de schooldag. Nu is het de vraag of dit een van de zoveelste dagen in de week word, wat heel waarschijnlijk is, of dat er éindelijk iets gaat gebeuren in dit verschrikkelijk saaie dorp. Elke morgen begint hetzelfde, dus daar valt nog niks aan te zien. Ik zwaai mijn lange benen over de rand van mijn lage eenpersoonsbed. Natuurlijk pas nadat ik mijn roze dekbed met hartjes heb weggeslagen. Iets te kinderachtig voor iemand van achttien, maar het is niet zo dat er iemand op mijn kamer komt. Alleen vriendinnen af en toe, en dat ben ik nu wel gewend onderhand. Het is niet zo dat ik een van die sullige jongetjes van mijn school op mijn kamer laat. En al helemaal niet van die te knappe jongens. Als ze een bed zien worden ze al helemaal gek. Bovendien is hij zacht, en zie ik dus geen reden om hem weg te doen. Mijn blik glijd slaperig naar beneden, mijn benen dus. Ik haat het om lang te zijn. Er zijn nauwelijks jongens die groter zijn dan jij bent, het is irritant. Een jongen hoort gewoon groter te zijn, dat zijn mijn opvattingen dan. Langzaam begin ik aan mijn gebruikelijke ochtendroutine. Nadat ik de douche op de goede hitte ingesteld heb stap ik er onder. In de hoop dat er nog wat van die slaap weg te krijgen. Al snel sta ik zingend onder de douche, opeens helemaal wakker. Ik vind van mezelf niet dat ik een speciale stem heb, maar mijn vriendinnen vinden dat ik er echt iets mee moet doen. Dat onderwerp kap ik altijd maar snel af, ik heb er gewoon het lef niet voor. Ik stap weer onder de douche vandaan nadat ik de douche uit gezet heb. Ik hoor mijn zusje al op de deur bonken dat ik moet opschieten omdat zij ook nog moet. Jammer voor haar, moet ze maar eerder op staan om te zorgen dat ze eerder is. Langzaam begin ik mezelf af te drogen en kleed ik me aan. Mijn haren hangen als natte slieren langs mijn gezicht. Ik probeer het zo goed als ik kan af te drogen met een handdoek. Snel haal ik er een borstel door heen, en ik kom er achter dat het bijna niks geholpen heeft. Geen tijd meer om te föhnen. Tegen de tijd dat ik weg ga zal het wel weer een stuk droger zijn. Ik haal de deur van het slot en meteen rent mijn kleinere zusje gestrest de badkamer in. 'Je moet echt sneller worden, ik heb nog maar nauwelijks tijd.' roept ze gestrest. Met een kleine grijns verlaat ik de badkamer weer. Het is zo jammer dat we die met vier personen moeten delen. 's ochtends gaat dat bijna niet, en ik zou een moord doen voor een eigen badkamer. Nou, dat is niet waar, iedereen weet dat ik geen vlieg kwaad zou kunnen doen. Het is gewoon iets wat ik niet kan. Ik kan geen dieren vermoorden, of planten plukken. Iets waar andere meiden geen moeite mee hebben. Ik kan niet zoiets als een spin doodslaan. Ik breng hem naar buiten. Als ik in mijn kamer sta ga ik achter mijn kaptafel zitten. Gehaast smeer ik wat eyeliner en mascara op mijn ogen. Het ziet er nog goed genoeg uit, vind ik dan. Ik ren de trap af naar beneden, ik kom te laat als ik niet opschiet. Mijn moeder staat vermoeit in de keuken een kop koffie te maken. Ze heeft weer eens de hele nacht door gewerkt. Ik zeg altijd tegen haar dat ze moet gaan slapen. Maar dan heeft ze een smoes dat de wereld niet kan wachten. Ik vind het behoorlijk irritant, want ik kan er nooit iets op terug bedenken. Mijn moeder zit in de politiek, vraag me niet wat precies, want ik zou het gewoon niet weten. Mijn moeder verteld er niks over, en ik ben du s gestopt met vragen.
'Goedemorgen schat, lekker geslapen?' Ik hoor de toon in haar stem. Ze praat normaal, zoals je tegen elk kind zou praten, maar haar gezicht staat bezorgt. Ik weet wat ze bedoeld, en het is vreselijk dat ze het elke keer weer vraagt. Ik moet naar een psycholoog. Voor mijn dromen, ik kan niet vertellen waarom ik er heen moet. Ik vind het de grootste onzin. Het is gewoon de overbezorgdheid van mijn moeder. Het zal ook wel. Vroeger als kind werd ik altijd schreeuwend wakker door een nachtmerrie. Het vreemde is dat het altijd dezelfde personen zijn, maar iedere keer een ander verhaal. Ik speel er in als klein meisje, met een jongen van hooguit een paar jaar ouder. Niet veel verschil in elk geval. Ik leef daar in een wereld vol fantasie ( waar ik dus niet in geloof) Soms is het een droom, en soms een nachtmerrie. Nu ik ouder word, word ik niet meer schreeuwend wakker, maar de dromen gaan ook niet weg.
'Ik bedoel, heb je geen nachtmerries meer gehad?' nu klinkt er wel degelijk bezorgdheid door haar stem heen. Ze is een schat, maar ik ben achttien, ik wil niet meer praten over mijn nachtmerries.
Ja. 'Nee, het gaat goed. Ik heb al een paar maanden nergens last van gehad.' zeg ik overtuigend, en mijn moeder lijkt het te geloven. Dat is maar goed ook, want anders krijg ik weer extra afspraken, en eindeloze preken. Het is eigenlijk wel zielig voor mijn moeder. Ze lijkt zichzelf hier de schuld van te geven. Ik denk dat ze denkt dat het haar schuld is dat dit gebeurt, dat er iets fout ging in de opvoeding. En dat terwijl ze zo'n goede moeder is.
Ik neem zwijgend de kop koffie van haar aan en eet mijn eten gehaast op. Ik zwaai mijn schooltas over mijn schouder voordat ik naar de deur ren. 'Ik ben weg.' roep ik voordat ik de deur achter me dicht trek. Ik ren gehaast door de straten en hoop dat Alicia er nog staat. Na een paar straten gerent te hebben krijg ik al steek en word ik door mijn beroerde conditie gedwongen om te lopen. Als ik de hoek om sla zie ik Alicia al staan en een opgeluchte zucht verlaat mijn mond. Buitenadem kom ik bij haar aan. 'Kun je ook een keer wél op tijd komen.' Ik kijk haar verontschuldigend aan. 'Ik probeer het echt, maar de tijd lijkt me tegen te zitten.' Alicia rolt kort met haar ogen voordat ze haar arm door die van mij haakt en met me naar school loopt. 'Je bent echt een apart geval, Jade, dat weet je toch.' Ik snuif. 'Ik ben helemaal niet "apart", mensen als Jannick zijn apart.' Dat is een van de grootste sulletjes van de school, het is een aardige jongen begrijp me niet verkeerd. Maar laten we het er o houden dat je niet met hem gezien wil worden. Dat is gewoon geen goed idee. Moet ik nu net de pech hebben dat ik met hem in de klas zit.
Er zijn nog geen reacties.