Hoofdstuk 2
Ik keek om mij heen, en rommelde in wat lades. "Nee, nee, nee dit zal niet werken." Ik zocht dingen die ik mee moest nemen naar het ziekenhuis. Ik besloot om Paul te bellen, om te vragen wat hij mee zou nemen. ... "Neem alleen een slaapzak, en wat eten mee. Oh en niet te vergeten één of twee flesjes water." Zei Paul aanmoedigend. Ik hing op en liep naar beneden. Ik had mijn slaapzak al klaar gelegd, nu alleen de flesjes water en wat te eten. Ik pakte vlug wat dingetjes uit de kast en vulde 2 flesjes met ijskoud water, zodat het langer koel bleef.
Ongeveer een kwartier later stond Paul hier al aan de deur, klaar om te vertrekken. Het was niet heel ver weg, maar toch wel 20 minuten lopen. We besloten om te gaan lopen om niet te veel op te vallen met onze fietsen. Eenmaal aangekomen bij het ziekenhuis hoorden we alleen de wind, verder was het muisstil. Ik voel dat Paul zachtjes aan de mouw van mijn jas begint te trekken. "Hé hou eens op!" Ik zet een hardere stem op. "Jeremy ik denk dat dit geen goed idee is." De hand waar hij mee aan mijn jas trok begon te trillen. Hij greep naar mijn hand, waarna ik hem van mij af sloeg. "Wat is nou het probleem?!" Vroeg ik een tikje bozer. "Niks laat maar." Paul strekt zijn rug en loopt naar de deur. "Hij zit op slot." Ik knik. "We moeten een andere manier vinden om binnen te komen." Ik zie Paul zijn gezicht, waarop angst is af te lezen. Wat een mietje.
Eenmaal binnen liepen we wat door de gangen. "Hallo?!" Roep ik, waarop ik geen antwoord kreeg. Nogmaals proberen, en weer geen resultaat. "Zie je wel, er is niemand." Zei ik terwijl ik Paul een schouderklopje gaf. Op dat moment hoorden we een harde knal van boven komen. "Wat was dat?!" Geschrokken klampte Paul zich aan mij vast. "Waarschijnlijk is er door de wind iets omgevallen." Zei ik een tikje onverschillig, en rolde met mijn ogen. Na een half uurtje rond gelopen te hebben vonden we een zijkamer, wat er nog redelijk goed uitzag. We besloten om daar onze slaapzakken neer te leggen. We hadden onze rugzakken met eten en drinken beneden staan.
Het begon later te worden, waardoor we besloten dat we wat wilden eten. We liepen voorzichtig naar beneden. Paul greep naar mijn hand. Ik liet het toe, ik vond het stiekem zelf namelijk ook best griezelig. We hoorden de bomen ruizen, dit gebouw had namelijk geen ramen, wat het nog griezeliger maakte. Beneden aan de trap zagen we de rugzakken staan. Ik pakte een pak koekjes uit het zijvak en gaf er drie aan Paul. Terwijl we lekker aan het smikkelen waren van de koekjes, hoorde ik Paul naast mij bibberen. "Jer... Jeremy..." Hij begon wild te trekken aan mijn mouw. "Wat?" "Kijk, er brand een.. licht." Ik stond op en liep in de richting van het licht. Ik had het gevoel alsof het licht steeds verder weg begon te gaan. Ik begon zachtjes te joggen, maar het kwam niet dichterbij. Ik zette het op een rennen, waardoor hij alleen sneller weg ging. De gang werd langer en langer. Ik keek achterom, maar zag Paul niet meer zitten. Ik stop gelijk. "Paul! Waar zit je?!" Ik krijg geen antwoord, en het begon niet goed te voelen. Ik besloot het licht te laten wat het was, en liep terug. Het leek eeuwig te duren voordat ik bij de trap aankwam. Maar Paul was nergens te bekennen. Ik keek om mij heen, maar nee.
Ik riep nog één keer zijn naam, en eindelijk kwam er antwoord. "Ik zit hier." Was het enige wat ik hoorde met een vaag stemmetje. Ik liep de gang in om het beter te kunnen horen. "Hier." Het kwam dichterbij. "Paul?" Ik zag in de hoek van een van de kamers een pop zitten. Het leek de pop van een kind geweest te zijn. Ik bedacht me dus dat ik mij waarschijnlijk bevond op de kinderafdeling. De pop keek me raar aan, en één van zijn ogen lag eruit. Het had blonde vlechten, en een gemene glimlach, wat me rillingen gaf. "Jeremy." Ik knipperde met mijn ogen, het leek alsof het uit de pop kwam. Ik concentreerde mij op het gezicht van de pop. Een hand op mijn schouder, liet mij opspringen van schrik. "PAUL!" Paul stond glimlachend naast me. "Waar zat je nou?" "Ik moest even plassen." Kreeg ik als antwoord. "Maar waarom riep je me? Als je toch alleen even moest plassen.." Vroeg ik hem, waarop hij mij raar aankeek. "Ik heb niks gezegt?" Ik verstijfde. "Ik hoorde toch echt wat." Hij gaf me een snelle blik en liep richting de rugzakken. Ik besteedde geen aandacht meer aan de pop die ik zag in de gang. Er zal vast overal een goede verklaring voor zijn.
Die nacht heb ik nauwelijks geslapen, en alleen maar lopen woelen en piekeren. De dingen die vannacht gebeurd zijn. En de dingen die nog zullen komen. Waarschijnlijk maak ik me druk om niks,
Er zijn nog geen reacties.